woensdag 22 oktober 2008
Bang om op Cruijff te lijken
Welke voetballer wil nu niet op Johan Cruijff lijken? Fluwelen balbehandeling, superieur spelinzicht, dat willen we allemaal wel. Maar er zijn ook Cruijffiaanse eigenschappen die juist door veel mensen vermeden worden.
Soms ten onrechte.
Op Radio 1 viel de taalprof vandaag de volgende zin op: Topmanagers die bonussen zijn beloofd, krijgen die niet. Hij dacht in het journaal van 14:30, maar dat is op het internet niet meer te vinden. In de journaals van 14:00 en 15:00 is de zin veranderd.
Wat is er aan de hand met die zin? Dat blijkt als we ons afvragen: wat is de functie van het tweede woordje in deze zin? Dat woordje (die) is een betrekkelijk voornaamwoord, dat is duidelijk. Maar wat voor zinsdeel is het?
Als je de bijzin ontleedt, zie je het. Het gaat om een lijdende vorm (zijn beloofd), met het onderwerp bonussen. De bonussen zijn beloofd, en wel aan de topmanagers. Het woordje die is dus het meewerkend voorwerp.
Hee, maar als een betrekkelijk voornaamwoord meewerkend voorwerp is, had het dan niet beter wie kunnen zijn? Inderdaad: Topmanagers wie bonussen zijn beloofd, krijgen die niet zou in elk geval duidelijker zijn geweest. In dat geval was er geen twijfel mogelijk geweest over de functie van het betrekkelijk voornaamwoord. De vorm die als meewerkend voorwerp kan wel, maar wekt verwarring omdat je aanvankelijk de indruk wekt dat die onderwerp is.
Waarom zou de spreker dan niet de voorkeur hebben gegeven aan wie? Waarschijnlijk omdat die vorm "besmet" is. In regionaal of dialectisch taalgebruik, zoals dat van Johan Cruijff, komt het betrekkelijk voornaamwoord wie vaker voor als onderwerp: de speler wie de bal heeft, bijvoorbeeld.
In het Cruijffiaans valt het voordeel van de vorm wie in onze voorbeeldzin weg. Omdat in die taalvariant wie ook onderwerp kan zijn, blijft de verwarring bestaan als je zegt Topmanagers wie bonussen... Dan kun je dus net zo goed die zeggen.
Het is een interessant verschijnsel als je erover nadenkt. De spreker die wil beginnen met Topmanagers wie bonussen... denkt waarschijnlijk dat hij daarmee in elk geval tot aan het werkwoord beloofd de indruk wekt dat hij wie als onderwerp gebruikt (en daarmee op Cruijff lijkt). Blijkbaar weegt dat zwaarder dan het voordeel van de ondubbelzinnige vorm.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Mooie observatie.
BeantwoordenVerwijderenIk denk dat het verschrijnsel verder gaat dan directe Cruijff-angst.
Ook mij doet "Topmanagers wie bonussen zijn beloofd" ongrammaticaal aan, en "Topmanagers die bonussen zijn beloofd" niet, terwijl ik best weet dat de boekjes "wie" voorschrijven, ik betrekkelijk "wie" nooit als onderwerp zou gebruiken, maar tegelijk Crijffismen graag overneem als ze te pas komen.
Hebben die boekjes eigenlijk wel gelijk dat het "wie" moet zijn? Is dat ooit algemeen gebruikelijk geweest?
@Reinier Post: Nou, ik zou niet durven beweren dat de boekjes 'wie' voorschrijven. De ANS bijvoorbeeld noemt het wel, maar geeft ook zonder verdere beperkingen 'die' als mogelijkheid aan. Wat ik opmerk is dat 'wie' in deze zin een mogelijke onduidelijkheid zou oplossen.
BeantwoordenVerwijderenIs dat ooit algemeen geweest? Hm, het is in ieder geval erg oud. Van der Horst geeft in zijn Geschiedenis van de Nederlandse Syntaxis een oudste voorbeeld uit de Heliand, een episch gedicht uit ongeveer 825, een van de oudste geschreven werken in het (oud)-Nederlands. Van der Horst merkt daar op dat van de betrekkelijke voornaamwoorden de w-vorm in de Heliand voorkomt "als het relativum datief is". Hij geeft als voorbeeld 'Sih thi huem ik hier an hand gebe...' ("Zie degene wie ik hier in de hand geef..."). Van der Horst neemt trouwens aan dat de w-vormen langzaam de d-vormen van het betrekkelijk voornaamwoord zullen verdringen.
Inderdaad mooie observatie, ik had bij dit soort vraagstukken nog nooit stilgestaan.
BeantwoordenVerwijderenIk vind zowel 'wie' als 'die' in deze zin acceptabel, maar beide lopen niet erg lekker. Zelf zou ik zeggen: 'Topmanagers aan wie bonussen zijn beloofd...'
@Wessel Stoop: Ja, alternatieven genoeg. Ik heb ook al gehoord 'Topmanagers die bonussen zouden ontvangen,' en het radiojournaal had het later opgelost door de zin te splitsen (ik meen met als eerste zin 'Verschillende topmanagers waren bonussen in het vooruitzicht gesteld,' waar ik ook wel iets leuks over had kunnen schrijven). Maar het interessante aan de observatie is dat de taalgebruiker koos voor 'die'. Blijkbaar niet zomaar het weglaten van 'aan,' wat 'wie' had moeten opleveren, maar ook nog eens vermijding van 'wie'. Dat zal ongetwijfeld ook te maken hebben met het feit dat 'die' verreweg het meest frequente begin is van een bijvoeglijke bijzin, maar toch.
BeantwoordenVerwijderenAch ja, ik grijp ook gewoon elke gelegenheid aan om iets over de ontleding van een zin op te merken.
Hmm, om te stellen dat de Oudsaksische Heliand "(oud-)Nederlands is vind ik nogal ver gaan... de verschillen tussen het Nederlands van onze groot-grootouders was misschien nog niet zo verschillend van dat van de Saksen, en op veel vlakken zal de grammatica ook overeen hebben gekomen, maar het Oudsaksisch van de Heliand is zeker geen directe voorloper van het huidige Nederlands net zoals het Gotisch wel heel nauw verwant was aan de andere Oergermaanse dialecten/talen maar evenmin een voorloper.
BeantwoordenVerwijderen@Diederik: Daar bestaat inderdaad discussie over. Van der Horst erkent dat en merkt op dat hij dat manuscript wel in zijn taalhistorische overzicht heeft betrokken, zonder een standpunt in te nemen of het wel echt Oudnederlands genoemd zou mogen worden. Overigens merkt hij op dat Gysseling het wel als Oudnederlands beschouwde.
BeantwoordenVerwijderenIk wil best geloven dat je niet met zekerheid kunt zeggen dat het Oudnederlands was, maar ik vraag me af hoe je zo zeker bent van het omgekeerde. Je vergelijking met het Gotisch bewijst natuurlijk niets.
Het Gotisch is inderdaad geen voorloper van het Oergermaans, maar misschien bedoelde je dat ook niet. Je weet ongetwijfeld dat het Oergermaans zich splitste in het Noordgermaans, Westgermaans en Oostgermaans (of misschien was het Oostgermaans wel een afsplitsing van het Noordgermaans), en dat het Gotisch tot het Oostgermaans behoorde.
Ik las dat oergermaans afstamt van oud indo talen zoals sanskriet? Klopt dat?
BeantwoordenVerwijderenNiet helemaal, maar Oergermaans en (Indo-Iraanse) talen zoals Sanskriet zijn wel familie. Oergermaans en Indo-Iraans komen beide - met nog een hele reeks andere zoals Grieks, Italisch (met Latijn), Keltisch ... - voort uit een gemeenschappelijke stamtaal, het Indo-Europees. Het zijn er dus 'dochtertalen' van. En 'dochters' van eenzelfde ouder zijn natuurlijk zussen van mekaar. Zussen hebben altijd heel wat gemeenschappelijk, maar ze stammen niet van elkaar af. Je kunt het vergelijken met de talen van vandaag: Nederlands en Engels stammen allebei af van het Germaans (m.b. West-Germaans), maar Nederlands stamt niet af van Engels en Engels niet van Nederlands. Een beetje op dezelfde manier verhouden Oergermaans en Sanskriet zich tot elkaar.
BeantwoordenVerwijderen@Herman Callens: met de aantekening dat het Oergermaans een reconstructie is, terwijl van het Sanskriet geschreven bronnen bestaan. Het Oergermaans heeft dus voorlopig alleen in theorie bestaan.
BeantwoordenVerwijderen