maandag 6 februari 2006

Vragen 7

Op deze pagina kun je je vragen stellen. Voeg je vraag onderaan toe
als reactie, en de taalprof zal hem zo snel mogelijk beantwoorden.



Heb je hier ooit een vraag gesteld en kun je hem niet meer vinden? Kijk dan in het Overzicht naar gearchiveerde vragen en reacties (helemaal naar beneden bladeren!)



60 opmerkingen:

  1. Mijn vraag betreft het naamwoordelijk gezegde. Ik heb er 2 vragen over.
    1 In de de zin: het schijnt dat we slecht weer kunnen verwachten. Hoe benoem je hier het n.w.g.? Wat is hier het naamwoord?
    2 De zin: mijn vriendinnen zijn op dit moment heel vervelend. 'Zijn heel vervelend' wordt als n.w.g. beschouwd. Mijn vraag: moet het woord 'heel' er per sé bij?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hallo taalprof,
    16 januari heb ik je een vraag gesteld. Ik moet een creatieve manier verzinnen om woordsoorten uit te leggen. Je hebt hier toen op gereageerd en wat logs erbij gezet. Ook vroeg je om welk niveau het ging en om welke woordsoorten. Het is voor middelbaar onderwijs, onderbouw. En het gaat om alle woordsoorten.
    Heb je misschien nog andere tips?

    BeantwoordenVerwijderen
  3. @dianne: in jouw zin 1 staat geen naamwoordelijk gezegde. 'Schijnt; is hier zelfstandig werkwoord ('iets schijnt'). 'Het' is voorlopig onderwerp, en 'dat we slecht weer kunnen verwachten' is onderwerpszin.
    Eventueel zou je kunnen zeggen: deze zin is een verkorte vorm van 'Het schijnt het geval, dat we slecht weer kunnen verwachten'. Maar ook dan is 'Het' voorlopig onderwerp, en de bijzin is onderwerp. In die zin is echter 'schijnt' weer wel koppelwerkwoord en 'het geval' naamwoordelijk deel.
    Het naamwoordelijk deel in zin 2 is inderdaad 'heel vervelend'. Als je je afvraagt of 'heel' ook als een los zinsdeel gezien kan worden, moet je proberen daar argumenten voor te vinden. Een los zinsdeel moet eigenlijk ook op andere plaatsen in de zin kunnen staan, bijvoorbeeld vooraan. Maar je kunt niet zeggen: 'Heel zijn mijn vriendinnen op dit moment vervelend'. Of 'Vervelend zijn mijn vriendinnen op dit moment heel'. De woorden 'heel' en 'vervelend' staan blijkbaar in één woordgroep. Het lijkt dus toch het beste om die hele woordgroep als naamwoordelijk deel van het gezegde te benoemen.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @Linda Nieuwkoop: in de onderbouw is het misschien een idee om te beginnen met het onderscheid 'inhoudswoord/functiewoord'. Daar zitten een aantal heel wezenlijke verschillen aan vast. Inhoudswoorden hebben een rijke betekenis, functiewoorden een arme betekenis. Inhoudswoorden komen er elke dag bij, functiewoorden bijna nooit. Bij taalontwikkeling komen inhoudswoorden eerst en functiewoorden later, bij taalverlies verdwijnen eerst de functiewoorden en blijven de inhoudswoorden over.
    Er zijn ten minste drie functiewoorden: zelfstandig en bijvoeglijk naamwoord, en zelfstandig werkwoord. En misschien moet je de voorzetsels er ook bij rekenen.
    Woordgroepen zijn opgebouwd rond een van de inhoudswoorden. De werkwoordelijke zin is opgebouwd rond het zelfstandige werkwoord. De naamwoordelijke zin is opgebouwd rond het naamwoordelijk deel, en er staat een functiewoord als werkwoord bij (een koppelwerkwoord).
    Vanuit het perspectief inhoudswoord/functiewoord, dat niet moeilijk te begrijpen is, kun je volgens mij de functiewoorden best behandelen als eindige klassen van woorden die iets kleins bijdragen aan de betekenis, en die vooral een functie hebben in de opbouw van de zin. Laat maar eens in een zin de functiewoorden weg.
    Ik weet niet of je hier iets mee kunt, het is natuurlijk geen uitgewerkt lesidee, maar zo zou ik ongeveer denken.
    Verder zou ik bij de functiewoorden vooral de nadruk leggen op de "gedragingen" van het woord in de zin. Met name omdat een aantal van die functiewoorden ook verschillende benoemingen kunnen hebben, afhankelijk van die gedragingen. Een beetje een "syntactisch perspectief" dus.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Taalprof: "Er zijn ten minste drie functiewoorden: zelfstandig en bijvoeglijk naamwoord, en zelfstandig werkwoord. En misschien moet je de voorzetsels er ook bij rekenen."
    Dit zette me even op het verkeerde been, maar ik neem aan dat het een vergissing is. Misschien is de indeling van Van Dale zo gek nog niet:
    inhoudswoorden: werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden
    functiewoorden: oa. lidwoorden, voorzetsels, voegwoorden en voornaamwoorden
    Voor de rest vind ik dit wel een interessant begin voor een grammaticale methode.
    Heb ik het goed dat bepaalde woorden in de ene situatie een functiewoord en in de andere situatie een inhoudswoord kunnen zijn?
    Bijvoorbeeld: 'ga' is een inhoudswoord in 'ik ga naar huis' en een functiewoord in 'ik ga morgen fietsen'?

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @Scrubs: je kunt wel degelijk vraagtekens bij Van Dale zetten. De meeste bijwoorden in de zin zijn bijvoeglijke naamwoorden die als bijwoord gebruikt zijn, en de woorden die alleen bijwoord kunnen zijn (zoals 'niet', 'nog', 'pas', 'bijna', 'desalniettemin') vormen een zeer beperkte, en gesloten klasse.
    En de voorzetsels, daar kun je over twisten. De klassieke voorzetsels, dat zijn er maar een paar (al ken ik een dissertatie waar er 528 in staan), maar sommige hebben een complexe betekenis, en je kunt er ook de zogeheten "voorzetseluitdrukkingen" bij rekenen (zoals "met uitzondering van", "in aansluiting op"). Die klasse is wat makkelijker uitbreidbaar.
    Wat jouw laatste vraag betreft: ja, 'gaan' met een "arme" betekenis ("toekomst, begin") is een functiewoord (hulpwerkwoord van aspect of misschien tijd), en met een rijkere betekenis ("zich ergens naartoe begeven, reizen") is het inhoudswoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Beste taalprof,
    Hoe ontleed je inderstaande zin redekundig?
    Ik maak me zorgen.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. @s.kremer: het meest eenvoudig is om in dit geval het hele stuk "maak me zorgen" te beschouwen als werkwoordelijke uitdrukking. Dat kun je doen omdat je in plaats van de woorden 'maak' en 'zorgen' geen andere woorden met dezelfde betekenis kunt gebruiken (niet 'ik vervaardig me zorgen' of 'ik maak me bezorgdheden'), en omdat 'me' hier een wederkerend voornaamwoord zonder eigen betekenis is (je kunt niet 'iemand anders zorgen maken').
    Oorspronkelijk is het natuurlijk een constructie met lijdend voorwerp ('zorgen') en meewerkend voorwerp ('voor mijzelf'), maar in dit geval lijkt me die constructie voldoende "versteend" om tot de ontleding "werkwoordelijke uitdrukking" te besluiten. Let op: 'me' hoort er dus wel bij!

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Hallo Taalprof, ik stelde ergens op je blog een vraag over 'betekenisarme' werkwoorden, a.d.hand van het voorbeeld 'doe mij even een nieuw potlood'.
    Helaas stelde ik die vraag ergens in een lopende discussie; nu kan ik het niet meer terugvinden, dus ook je eventuele antwoord niet. Is natuurlijk mijn eigen dikke bult, maar ja...
    Overigens, zou het mogelijk zijn het onderdeel 'Laatste reacties' op een of andere manier langer terug te laten wijzen?
    Groet.

    BeantwoordenVerwijderen
  10. @Jos van Liempd: jouw vraag staat hier:
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/02/vragen_5.html#comment-17758113
    (in de vragen gearchiveerd op 16 januari 2007). Mijn antwoord staat er vlak onder.
    Soms moet ik die vragen wel archiveren omdat het er anders zoveel op één pagina worden. Ik ben trouwens van plan om binnenkort een indexgenerator te schrijven, waardoor ik een register op namen en voorbeeldzinnen kan plaatsen. Nog even geduld!
    En helaas: ik heb geen invloed op het aantal "laatste reacties" in de zijkolom. Ik kan kiezen tussen 0 en 10.

    BeantwoordenVerwijderen
  11. Stoere taal van prof. Jan Stroop:
    "Goed spellen zonder grammaticale kennis is dus eigenlijk onmogelijk. Prima, want die kennis van de grammatica van je moedertaal is ook nodig voor het leren van andere talen en het hoort bij je status als intellectueel. Anderzijds zal wie zorg aan zijn spelling besteedt vanzelf ook zorgvuldiger gaan formuleren. Zo beschouwd is spelling het belangrijkste onderdeel van het schoolvak Nederlands."
    http://www.janstroop.nl/columns/NieuwNederlandsSpelpeil.shtml
    Mee eens?

    BeantwoordenVerwijderen
  12. @Scrubs: Ik snap wel wat Jan Stroop met deze opmerking beoogt. Op deze manier wordt hij niet meteen in het hokje geplaatst van taalkundige die al die spelling maar niks vindt, en anderzijds vraagt hij op deze manier aandacht voor de grammatica. Slim gedaan!
    De insteek van de taalprof is echter een andere. Ik wil best aannemen dat er een relatie is tussen spelling en grammatica, maar grammatica heeft de spelling niet nodig om belangrijk te zijn.
    Ik blijf het zeggen: als je wilt praten over taal, kan dat alleen maar in termen van de grammatica. Om die termen te kunnen hanteren heb je grammaticale vaardigheden nodig. Nou weet ik niet of je bij spellingkwesties ook wilt praten over taal, maar ik zou denken van wel.
    Wat ik tot elke prijs zou willen vermijden is dat de grammatica alleen maar gezien wordt als een ondersteuning voor een correcte spelling, en al helemaal dat het belang van de grammatica wordt afgemeten aan de spelvaardigheden die je ermee kunt verwerven. Dan doe je echt de grammatica schromelijk tekort.

    BeantwoordenVerwijderen
  13. Hallo! Ik zit met een vraagje, over de spelling van twee woorden.
    Op school wisten we het ook niet en moesten we het opzoeken, ik vind het nameijk gewoon niet. Dus daarom vraag ik het aan jou. Wat is het verkleinwoord voor mini en souper? Groetjes!

    BeantwoordenVerwijderen
  14. Hallo! Ben net weer op een vraagje gekomen dat we ook moesten opzoeken. Waarom is autootje met twee o's en Leotje niet? Groetjes!

    BeantwoordenVerwijderen
  15. @Annemiek: vraag de taalprof niets over spelling, want daar weet hij bijna niets vanaf! Je kunt dit beter opzoeken op de spellingwebsites, bijvoorbeeld www.woordenlijst.org. Daar vind je bijvoorbeeld de regel 15B (http://woordenlijst.org/leidraad/15/2/ ), die zegt dat het verkleinwoord van 'taxi' 'taxietje' is. Dus zou het ook denk ik 'minietje' moeten zijn. Ziet er wel gek uit. Een mini is toch al heel klein?
    En regel 15E (http://woordenlijst.org/leidraad/15/3/ ) zegt dat 'diner' 'dinertje' wordt. Dus zal het ook wel 'soupertje' moeten worden. Ziet er ook al zo gek uit, maar ja, dát is spelling! Grammatica is een stuk leuker hoor!
    En over dat 'autootje' en 'Leotje'. Ik geloof nooit dat het 'Leotje' moet zijn. Weet je zeker dat het niet 'Leootje' is, net als 'autootje' (http://woordenlijst.org/leidraad/15/2/#r15b )? Ik zou me nog kunnen voorstellen dat het 'Leo'tje' moet zijn omdat je namen niet mag veranderen. Maar ja: het is ook 'Catootje'. Misschien dat je die onbeklemtoonde 'o' van 'Leo' niet graag verdubbelt, dat zou kunnen. Maar spelling, hm! Geef mij maar grammatica!

    BeantwoordenVerwijderen
  16. Een vraag. In het lesboek Op Nieuw Niveau 3 VWO wordt de onderwerpszin uitgelegd met behulp van de volgende voorbeeldzin:
    Wat je bedoelt, moet je duidelijk zeggen.
    Wat je bedoelt kun je vervangen door Dat: Dat moet je duidelijk zeggen. Dat is onderwerp, dus Wat je bedoelt is onderwerpszin.
    De logica ontgaat mij.
    De PV is moet. Er is volgens mij geen getalsrelatie dus Wat je bedoelt en de PV. Wel tussen de PV en je (dat achter de PV staat). Volgens mij is Wat je bedoelt een LVzin en is de je achter de PV het onderwerp van de zin. Hoe ik ook redeneer ik kan de theorie van het lesboek niet doorgronden. Zie ik het nu verkeerd of is het (enige) voorbeeld van de Ozin in het boek verkeerd.

    BeantwoordenVerwijderen
  17. @sandra: je hebt helemaal gelijk. In 'Wat je bedoelt moet je duidelijk zeggen' is 'wat je bedoelt' een lijdendvoorwerpszin. Het lesboek zit hier fout.

    BeantwoordenVerwijderen
  18. Wanneer mag je het woord "niet" vervangen door het woord "geen",zonder dat de betekenis van de zin noemenswaardig verandert? En wanneer mag dat niet?
    Zijn hiervoor regels?
    Mag ik bijvoorbeeld schrijven:"Ik heb geen rijbewijs." en "ik heb niet een rijbewijs."
    Mijn taalgevoel zeg me dat de eerste zin goed is en de tweede zin minder goed.
    Mijn vraag is zijn er regels voor het gebruik van de woorden "niet" en "geen"?

    BeantwoordenVerwijderen
  19. @Jan Schetters: er zijn voor zover mij bekend geen voorschriften voor het gebruik van 'geen'. Het is ook niet de taak van de grammatica om die voorschriften te leveren. Wat de grammatica je biedt zijn de termen om hierover te praten. Zo kun je in grammaticale termen als volgt weergeven wat gebruikelijk is:
    Het woordje 'geen' is een combinatie van een ontkenning ('niet') en een "onbepaalde" woordgroep met een zelfstandig naamwoord als kern (voor de term "onbepaald", zie: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/09/bepaald_en_onbe.html ). In jouw voorbeeld is dat 'niet' en 'een rijbewijs'. Dat kan samensmelten tot 'geen rijbewijs'.
    Let op: er hoeft niet altijd sprake te zijn van een lidwoord! In 'ik heb geen zin' is het 'niet' en 'zin', en in 'Nog geen tien mensen zijn hiervan op de hoogte' is het 'niet' en 'tien mensen'.
    Bijzonder zijn nog gevallen als 'ik begrijp er geen snars van' waarin 'niet' samensmelt met 'een snars', wat in die vorm bijna niet voorkomt.
    Als 'niet' en die onbepaalde woordgroep gescheiden zijn door een bepaling ('ik heb niet elke dag zin', of 'ik heb niet voor elk land een geldig rijbewijs', en misschien zelfs 'ik begrijp er niet altijd een snars van'), dan kan die samensmelting niet optreden.
    Laat je samensmelting achterwege terwijl 'niet' en die onbepaalde woordgroep wel naast elkaar staan, dan is dat vreemd (dat is jouw zin 'ik heb niet een rijbewijs'). Daar moet je een bedoeling mee hebben. Een van de mogelijkheden is dat je in een gesprek waarin iemand tegen je zegt "jij hebt toch een rijbewijs?", antwoordt: "Nee, ik heb juist níet een rijbewijs". Door de extra nadruk op 'niet' krijgt dit woord dan net een andere functie of betekenis, waardoor samensmelting niet meer zonodig hoeft (maar wel kán: "Ik heb juist géén rijbewijs").
    Conclusie? Er zijn geen vaste regels te geven. Samensmelting van 'niet' met een aangrenzende onbepaalde woordgroep tot 'geen' is gebruikelijk, en het is afwijkend als je 'niet' in die gevallen laat staan.
    Wil je een advies geven aan iemand die Nederlands leert, dan kun je samensmelting in de genoemde gevallen altijd adviseren. Ben je zelf een moedertaalspreker, dan is het advies: doe het zoals het "het beste aanvoelt". Dat is altijd goed.
    Nog een kleine opmerking: er is wel een enkele staande uitdrukking waarin iets raars aan de hand is. Naast 'hij heeft niet het recht om dat te doen' komt ook voor 'hij heeft geen recht om dat te doen'. Dat is een samensmelting die niet onder de bovenstaande analyse valt ('het recht' is een bepaalde woordgroep). Het woordenboek rekent deze samensmelting overigens niet fout.

    BeantwoordenVerwijderen
  20. Hallo taalprof,
    Bedank(t) voor je zeer duidelijke uitleg.Er zouden meer leraren moeten zijn die zo duidelijk zijn in het doceren van (hun)kennis.
    Jan.

    BeantwoordenVerwijderen
  21. Hallo beste Taalprof,
    Voorbeeld.
    1. Zou ik svp uw bericht mogen ontvangen ?
    2. Svp uw bericht
    1. eerst zin is een vraag
    2. tweede zin is meer een verzoek
    Waarom komt er bij de tweede stelling (verzoek) geen vraagteken achter de zin ?
    Svp uw deskundig advies wel/geen ?

    BeantwoordenVerwijderen
  22. @henry: het wel of niet zetten van leestekens is eigenlijk geen grammaticale kwestie, maar het behoort tot de spelling. Toch kan ik er wel iets grammaticaals over zeggen. Beide zinnen gelden als een verzoek (dat is de functie), maar de vorm van de zinnen is verschillend. Zin 1 staat in de vorm van een vraagzin: persoonsvorm voorop. Zin 2 is een onvolledige zin (ellips), die aangevuld eerder een gebiedende wijs zou worden in plaats van een vraagzin ('stuur mij svp uw bericht').
    Het vraagteken is blijkbaar eerder gekoppeld aan de vorm "vraag" dan aan de functie "verzoek".

    BeantwoordenVerwijderen
  23. Bij "de vervelende jongen", is vervelend een bijvoegelijk naamwoord.
    Als je er dan van maakt: "De jongen is vervelend", dan is "vervelend" het naamwoordelijk deel van het gezegde.
    Maar is "vervelend" in dat geval dan nog steeds een bijvoegelijk naamwoord omdat het iets over de jongen zegt, of is het dan ineens een bijwoord omdat het iets over de hele zin zegt, de toestand die hoort bij het werkwoord "zijn"?

    BeantwoordenVerwijderen
  24. Beste Taalprof,
    Als ik zelf nog eens nadenk over mijn vorige vraag, dan kom ik zelf tot de volgende redenering:
    Een naamwoordelijk gezegde bevat een (bijvoeglijk of een zelfstandig) naamwoord. En een Bijwoord is geen naamwoord, dus maakt geen deel uit van het naamwoordelijk gezegde.

    BeantwoordenVerwijderen
  25. hoii,
    ik stel de vraag een beetje te laat ik heb morgen een Nederlandse repetitie :$ en ben mijn boeken op school vergeten, de toets bevat vragen over de sterke werkwoorden en hulpwerkwoorden, passieve en actieve zinnen :$ ik zou heel graag uitleg hier over willen hebben zo snel mogelijk graag :$

    BeantwoordenVerwijderen
  26. Beste prof,
    Er is een reden om aan te nemen dat in een zin als 'Wat is de prijs van die auto?' het vragend vnw. als bijw. bepaling fungeert. Immers, 'wat' zegt iets van 'zijn', net zoals het iets van 'bedragen' zegt in 'Wat bedraagt de prijs?'.
    Is er een goede reden te bedenken om in de eerste zin het vragend vnw. de functie 'gezegde' (naamw. deel ervan) te geven?

    BeantwoordenVerwijderen
  27. @shahad: over sterke werkwoorden schrijf ik al in het volgende stukje:
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/02/giep.html
    (de term 'sterke werkwoorden' is hetzelfde als 'onregelmatige werkwoorden'), maar je kunt ook dit lezen:
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/02/hoezo_persoonsv.html
    En over de actieve en passieve zinnen:
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/03/special_effects.html
    Jammer dat het zo snel moet, anders had je specifieker kunnen vragen! Volgende keer eerder beginnen (of is dat een overbodige raad?).

    BeantwoordenVerwijderen
  28. @clau: je conclusie klopt, en je redenering is bijna helemaal goed! Bijvoeglijke naamwoorden komen in drie functies voor: (1) als bijvoeglijke bepaling, bij een zelfstandig naamwoord (jouw eerste voorbeeld), (2) als naamwoordelijk deel van het gezegde (jouw tweede voorbeeld) (3) als bepaling van gesteldheid (bijvoorbeeld in: 'ik vind de jongen vervelend'). De overeenkomst is: deze drie functies zijn allemaal "predicatief" bij een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord.
    In een paar gevallen kan een bijwoord trouwens ook als naamwoordelijk deel voorkomen. Bijvoorbeeld, in 'de kachel is uit', 'de zon is weg' zijn 'uit' en 'weg' naamwoordelijk deel, maar wel bijwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  29. @Arie Molendijk: je redenering dat in de zin 'Wat is de prijs van die auto' het woordje 'wat' "iets zegt van" het werkwoord, kan ik niet goed volgen. Wat zegt 'wat' dan van 'zijn'?
    Ik zou allereerst willen vaststellen dat 'de prijs van die auto' onderwerp is en 'is' koppelwerkwoord. Voor het eerste kan ik aanvoeren dat deze zin hetzelfde is als 'Wat ben ik?', of 'Wat zijn de prijzen van die auto's?', waarin duidelijk te zien is dat het onderwerp hier achter de persoonsvorm staat. Dat 'is' koppelwerkwoord is kan ik beargumenteren door erop te wijzen dat het vervangbaar is door de andere koppelwerkwoorden 'lijkt, schijnt, blijkt, wordt, blijft'.
    Jouw observatie dat er een verwante zin is 'Wat bedraagt de prijs van die auto' lijkt me juist. Ik zou echter in dat geval 'bedraagt' het liefst benoemen als vervangend koppelwerkwoord. Het betekent ongeveer hetzelfde als 'is'. Wil je dat niet, dan moet je 'Wat' in dat geval zien als lijdend voorwerp. Dat is een beetje problematisch, want je kunt deze zin niet in de lijdende vorm zetten ('Wat wordt de prijs van die auto bedragen?', dat is geen goede zin).

    BeantwoordenVerwijderen
  30. Ik vind 'is' hier geen koppelwerkwerkwoord (en 'bedraagt' dus ook niet). Laat ik dat verduidelijken aan de hand van 'de prijs is EUR.160.000' (dure auto!!). 'Prijs' en 'EUR.160.000' staan hier niet in een identiteitsrelatie. Dat zou wél het geval zijn in 'de prijs is hoog'. Dat komt leuk overeen met de observatie dat je in de eerste zin 'is' kunt vervangen door 'bedraagt' (géén identiteitsrelatie), terwijl dat in de tweede zin niet gaat (wél een identiteitsrelatie).

    BeantwoordenVerwijderen
  31. @Arie Molendijk: "identiteitsrelatie"? Daarvan is alleen sprake in een zin als 'Jan is de dader' of 'De vraag is wat we gaan doen'. In die gevallen zijn onderwerp en naamwoordelijk deel bijna inwisselbaar. In deze gevallen is er een andere predicatieve relatie, die je als "specificatie" zou kunnen omschrijven. 'hoog' of 'EUR 160.000' specificeert een (de belangrijkste) eigenschap van 'de prijs'.
    Ook andere hoeveelheidsconstructies vallen hieronder: 'de inhoud is 10 liter', 'de hoogte is 5 meter', 'de afstand is 3 kilometer', 'de snelheid is 12 knopen', enzovoorts. In sommige gevallen kun je vervangen door betekenisarme werkwoorden zoals 'bedraagt', 'meet', 'omvat', die allemaal ongeveer "zijn" betekenen.
    Maar laat ik het ook eens andersom vragen: hoe verklaar jij de vervangbaarheid van 'is' door 'blijkt, schijnt, lijkt, wordt, blijft' in deze constructie? Toeval?

    BeantwoordenVerwijderen
  32. Sorry, ik vertypte me. Geen 'identiteitsrelatie' maar 'een eigenschap toevoegen aan ...'.
    Mijn punt is dat in gevallen als 'de inhoud is 10 liter' een vraag geformuleerd kan worden met een bijwoord: 'HOEVEEL is de inhoud?'.
    Wat betreft de vervangbaarheid door 'blijkt, schijnt, lijkt, wordt, blijft', etc.: die heb je ook (gedeeltelijk) in dingen als 'hij is in Parijs' --> 'hij blijft in Parijs'. Dat hier niet alles kan zegt niet zoveel, als je bedenkt dat 'de prijs is EUR.100.000' --> 'de prijs lijkt EUR.100.000' ook wat vreemd is.
    Maar ik geef toe dat de zaak ingewikkelder is dan ik eerst dacht.

    BeantwoordenVerwijderen
  33. @Arie Molendijk: met een meewerkend voorwerp erbij, 'de prijs lijkt mij EUR 100.000' lijkt het mij prima.
    Die vervangbaarheid bij het "existentiële zijn" ('hij is in Parijs'), daar heb je gelijk in. Die constructie is echter anders omdat je bij vooropplaatsing krijgt 'in Parijs, DAAR ben ik' en niet 'in Parijs, DAT ben ik'. Bij 'De prijs is EUR 100.000' krijg je 'EUR 100.000, DAT is de prijs'.
    Jij zult zeggen, nee je krijgt 'EUR 100.000, ZOVEEL is de prijs', en dat wil ik graag toegeven, maar laten we dan in elk geval vaststellen dat de constructie is: 'iets is hoeveelheid'. Dat ben je toch met me eens, nietwaar?
    De vraag is dan, die constructie 'iets is hoeveelheid', is die naamwoordelijk of werkwoordelijk? Ik zou zeggen, het is ZIJN en niet DOEN. Dat verschilt al van die existentiële constructie, want je ergens bevinden, daarvan zou je nog kunnen zeggen dat je dat DOET, maar 1 meter 80 zijn, dan DOE je niet. 1 meter 80, dat ben je.
    Nog een andere invalshoek. Jij zegt: 'de prijs is hoog', dat is naamwoordelijk, dat noem jij "een eigenschap toevoegen aan", dus naamwoordelijk gezegde. Ik neem aan dat je datzelfde concludeert voor 'de prijs is ZO hoog'. Ook naamwoordelijk gezegde, met graadbepaling bij 'hoog'. Dan is ook 'Zo hoog is de prijs' naamwoordelijk. En bijgevolg ook 'Hoe hoog is de prijs?' Maar waarom zou het antwoord op die vraag ('EUR 100.000') dan ineens werkwoordelijk zijn?

    BeantwoordenVerwijderen
  34. Nog wat vergeten te zeggen over zinnen als 'de inhoud is 10 liter', 'de afstand in 5 km', 'de prijs is 10 euro', etc.
    In het Frans gaan die zinnen niet puur met 'être', maar met 'être de': 'le contenu est DE 10 litres' etc. Nu is 'de' soms een indicator voor bijwoordelijkheid, cf. 'je n'ai pas dormi DE toute la nuit'.
    Vandaar dat ik kwam op bijwoordelijke bepaling in 'de prijs is EUR. 100.000'.

    BeantwoordenVerwijderen
  35. @Arie Molendijk: Aha. Iets vergelijkbaars zie je in het Nederlands bij stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden: niet 'de bank is houten', maar 'de bank is van hout'.

    BeantwoordenVerwijderen
  36. Maar in '...van hout' is het woordje 'van' waarschijnlijk geen 'bijwoordelijkheids-indicator'. De Franse situatie doet meer denken aan 'ik heb hem VAN de week ontmoet', 'ik heb hem VANdaag niet gezien' (lijkt me).

    BeantwoordenVerwijderen
  37. @Arie Molendijk: ik geef graag toe dat niet alle woordgroepen met 'van' dezelfde functie hebben, maar "doet meer denken aan" is wel een heel smalle basis om iets bijwoordelijk te noemen. 'van de week' en 'vandaag' zijn vervangbaar door duidelijke bijwoorden als 'toen' of 'ooit'. In jouw voorbeelden met 'EUR 100.000' is zo'n vervanging onmogelijk. 'zoveel' is een onbepaald hoofdtelwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  38. @Arie Molendijk: nu ik uitgeslapen onze discussie nog eens nalees zie ik dat ik jouw belangrijkste argumentatie voor de benoeming 'bijwoordelijke bepaling' maar terloops besproken heb. Jij zegt: in 'Wat is de prijs van die auto?' kun je 'wat' vervangen door 'hoeveel'. 'hoeveel' is een bijwoord, dus bijwoordelijke bepaling.
    Maar 'hoeveel' IS helemaal geen bijwoord! Het is, net als 'veel' en 'zoveel', een onbepaald hoofdtelwoord. Je kunt het wel gebruiken als een bijwoord ('hoeveel heb jij gelachen?'), maar de aanduiding van een (telbare of niet-telbare) hoeveelheid is de eerste functie van het woord. 'hoeveel' is de gewone "bevraging" van andere telwoorden: 'Twee! Hoeveel?'

    BeantwoordenVerwijderen
  39. Hallo prof,
    Ik ben niet uitgeslapen vandaag, maar kan hopelijk toch nog wat denken. Hier dus mijn gedenk over HOEVEEL.
    Jij zegt dat HOEVEEL een bijwoord is in 'hoeveel heb jij gelachen', maar een telwoord in 'hoeveel is de prijs van die auto'. Dat staat ook in mijn ouwe Koenen/Endepols, maar in de vergelijkbare Franse zin geeft DFC-Larousse: bijwoord van hoeveelheid. Ik ben het met DFC eens (ook voor het Nederlands). Het corresponderende 'De prijs van die auto is 100.000' heeft namelijk niets met 100.000 prijzen te maken.
    Wat vind je in dit verband van 'hoeveel kost die auto'? Ook een bijwoord, toch? (want hier wordt duidelijk(er) iets over het werkwoord gezegd).

    BeantwoordenVerwijderen
  40. @Arie Molendijk: ik zei: 'hoeveel' is een telwoord, dat je eventueel als een bijwoord kunt gebruiken. Ik weet niet wat het je waard is, maar als we het toch over woordenboeken hebben: niet alleen de "ouwe Koenen/Endepols", maar ook de laatste Van Dale geeft 'onbepaald hoofdtelwoord' als enige woordsoort voor 'hoeveel'. In elk geval is de vertaling van het woord in een andere taal geen betrouwbaar argument voor de woordsoort van dat woord in het Nederlands. Je zegt wel dat je het eens bent met DFC-Larousse, maar die beweert ongetwijfeld niet dat het Nederlandse woord 'hoeveel' een bijwoord is!
    In 'Hoeveel kost die auto?' is 'hoeveel' zeker geen bijwoordelijke bepaling. Je kunt dit weer op twee manieren analyseren: mijn voorkeur gaat uit naar het benoemen van 'kosten' als vervangend koppelwerkwoord ('Hoeveel is die auto? 100.000 euro?'), maar je kunt ook 'kosten' beschouwen als zelfstandig werkwoord en dan moet je 'hoeveel' als lijdend voorwerp benoemen. Immers, het is 'de auto kost IETS', niet 'de auto kost ZO', of 'de auto kost op die manier'.
    Als je zegt: 'De prijs van die auto is 100.000' heeft dat inderdaad niets met 100.000 prijzen te maken, maar ik zie ook niet waar dat uit zou volgen. Het woord '100.000' is hier duidelijk een kortere vorm van '100.000 euro' (of welke andere munteenheid dan ook).
    Ten slotte: in de zin 'Met een prijs van 100.000 euro is die auto erg duur' heb je de constructie 'een prijs van 100.000 euro', die misschien wel verwant is aan die Franse constructie die je noemt (dat weet ik trouwens niet zeker). Hoe dan ook: 'van 100.000 euro', dat zou jij toch ook bijvoeglijk noemen, nietwaar? Bij 'prijs'?

    BeantwoordenVerwijderen
  41. 1. Ik ben het ermee eens dat wat gezegd wordt over andere talen geen betrouw argument is voor de analyse in de eigen taal. Toch lijken 'c'est combien?' (DFC: bijw.) en 'hoeveel is het?' (Van
    Dale: telw.) wél heel erg op elkaar.
    2. Ik ben het er ook mee eens dat 'De prijs van die auto is 100.000' bekeken moet worden als 'De prijs van die auto is 100.000 euro' (ik was daar wat al te gehaast bezig). Dan hebben we dus,volgens jou, te maken met een naamwoordelijk deel van het gezegde van het type 'naamwoordelijk gezegde met nomen (euro) als kern'. Bij dat soort constructies kunnen we normaal gesproken het onderwerp pronominaliseren en dan het ingevoerde voornaamwoord referentieel 'gelijkstellen' aan het naamwoordelijk deel. In 'Die
    man is een grote held. Hij ...' is 'hij' dus referentieel niet alleen gelijk aan 'die man', maar ook aan 'een grote held'. Als je dit nu met de euro-zin vergelijkt, dan zie je dat de euro-situatie anders ligt. Je kan hier dan uit concluderen: de euro-zin is een
    apart geval van naamw. gezegde, óf: géén naamw. gezegde. Ik zie het laatste wel zitten, temeer daar we in de euro-zin geen overeenkomst in getal hoeven te hebben ('die kam (enkelv.) kost (enkelv.) 5 euros (meerv.)'. Dat hebben we in normale gevallen als 'die man is een grote held' wél (cf. die mannen zijn grote helden).
    3. In 'een prijs van 100.000 euro' is 'van 100.000 euro' inderdaad bijvoeglijk verbonden met 'prijs'. Bedoel je daarmee dat dit aannemelijk maakt dat 'de prijs is 100.000 euro' een naamw. gezegde
    heeft? Als dat zo is, wat denk je dan van 'mensen van een andere
    planeet'? Dat kan je ook bijvoeglijk noemen
    ('andere-planeet-mensen'). Maar toch zou ik niet geneigd zijn te
    zeggen dat er een naamw. gezegde zit in 'zij zijn van een andere
    planeet' (tenzij je in 'zij komen van een andere planeet' het
    werkwoord 'komen' een vervangend koppelwerkwoord zou willen noemen).

    BeantwoordenVerwijderen
  42. @Arie Molendijk: 1. lijkt me hiermee afgehandeld. Ja, het lijkt op elkaar, maar geen goed argument voor woordsoortbenoeming. 2. Ik denk niet dat je altijd een gepronominaliseerd naamwoordelijk deel kunt "gelijkstellen" met het onderwerp. Waarom zou dat moeten? Het naamwoordelijk deel is meestal niet eens referentieel maar eerder predicatief: het noemt een eigenschap, niet een identiteit van het onderwerp. Zie bijvoorbeeld 'Jij bent slim maar ik ben DAT ook'. Dan is 'dat' echt niet "gelijk te stellen aan" het onderwerp. Zelfs in jouw eigen voorbeeld 'die man is een grote held' is het niet zo dat je 'die man' hebt en 'een grote held' en dat die twee personen identiek zijn. Nee: 'een grote held' noemt een paar eigenschappen van 'die man' ("groot", "held", het lidwoord moet je hier denk ik in verzamelingstheoretische zin opvatten: "een exemplaar uit de verzameling").
    Wat je zegt over die overeenkomst in getal kan ik niet goed volgen. Begrijp ik het goed dat je van mening bent dat een naamwoordelijk deel altijd in getal moet overeenstemmen met het onderwerp? Dat is niet het geval. Zie bijvoorbeeld 'Wij zijn allebei arts', of 'Het probleem is die twee kinderen van jou'.
    In dit geval zou je ook nog kunnen aanvoeren dat het naamwoordelijk deel helemaal geen meervoud is, ook niet als je zegt '100.000 euro's', maar een hoeveelheidsaanduiding.
    3. Ik bedoel inderdaad dat 'die mensen zijn van een andere planeet' naamwoordelijk is. Jij verengt het tot de betekenis 'zij komen van een andere planeet', maar dat is aantoonbaar anders. Kijk maar in de voltooide tijd. Dan kun je wel krijgen 'Zij zijn gekomen van een andere planeet' maar niet 'Zij zijn geweest van een andere planeet'. Totaal anders dus.
    4. Ik heb trouwens nog eens nagezocht hoe het precies zit. De ANS geeft niet echt uitsluitsel, maar in de grammatica van Klooster ("Grammatica van het hedendaags Nederlands") is een hele passage aan deze constructie gewijd. Klooster benoemt '100.000 euro' in 'die auto kost 100.000 euro' als een "pseudo-voorwerp", een "specificerend complement". Maar hij benoemt tegelijkertijd werkwoorden als 'kosten', 'tellen', 'meten', enzovoorts als "semi-koppelwerkwoorden". Dat lijkt mij een beetje halfslachtig, maar misschien doet het voor jou recht aan de aparte status van deze constructie. Opmerkelijk is verder nog dat Klooster meldt dat men deze zinsdelen "voorzover het meetbare eigenschappen betreffen [...] in sommige grammatica's wel bijwoordelijke bepalingen van hoeveelheid" noemt. Dat is misschien wel jouw standpunt. Ik heb geen idee over welke grammatica's het hier gaat, en wat de redenen zijn om van bijwoordelijke bepaling te spreken, maar ik neem het voor kennisgeving aan.

    BeantwoordenVerwijderen
  43. Ik wou hier eigenlijk al een punt achter zetten. Maar nog snel wat rechttrekkers.
    - Ik had het alleen over naamw. gezegdes waarin het naamw. deel als kern een nomen heeft dat ook echt als nomen gebruikt wordt (want in '100.000 euro' is dat ook zo). Dus geen zinnen als 'wij zijn allebei arts', waar het nomen half adjectivisch wordt. Welnu, je hebt naast 'hij is een uitstekend arts' niet '??wij zijn een uitstekend arts', maar 'wij zijn uitstekende artsen'. Dat is wat ik in mijn vorige reactie wou zeggen. (Het toevoegen van 'allebei' maakt de zaak misschien beter, maar het vertroebelt de kijk op de zaak).
    -De uitdrukking 'referentieel gelijk aan' bedoelde ik niet technisch. Ik bedoelde alleen dat 'Die man is een grote held. Hij ...' gelezen kan worden als 'Die man is een grote held. Hij, die grote held dus, heeft...'. Overigens kan je de zaak hier puur predicatief zien: Ex:(DIE) MAN(x) & GROTE_HELD(x).
    - Wat de planeet betreft: àls je het verengt tot wat je noemde, dan kun je tóch zeggen 'mensen van een andere planeet', en dan is 'van een andere planeet' misschien geen (pure) bijvoeglijke bepaling, wat dan misschien ook geldt voor 'van 100000 euro' in: 'een prijs van 100.000 euro. Of zie je (in genoemde betekenis) 'mensen van een andere planeet' als iets anders dan 'mensen uit Parijs', 'soldaten op het dak' etc.?

    BeantwoordenVerwijderen
  44. @Arie Molendijk: een korte reactie dan. Ja, je hebt zelfs niet '??wij zijn (allebei) een arts'. Maar wat volgt daaruit? Dat je het alleen hebt over naamwoordelijke gezegdes waarbij er congruentie bestaat tussen naamwoordelijk deel en onderwerp, en dat je dan zegt: 'de prijs is 100.000 euro' is niet zo een naamwoordelijk gezegde? Ja, dat klopt wel.
    - Met betrekking tot die referentialiteit: ik geloof toch dat het anders ligt. Jij zegt: bij normale naamwoordelijke gezegdes kun je het naamwoordelijk deel verzelfstandigen en dan in plaats van het onderwerp gebruiken, zeg ik het zo goed? Je voorbeeld is dan 'Die man is een grote held. Hij, die grote held...' Maar in die tweede zin maak je voornaamwoordelijke verwijzingen naar het onderwerp, niet naar het naamwoordelijk deel! Dat voeg je daar alleen als eigenschap aan toe. Je kunt natuurlijk niet zeggen: 'Die man is een grote held. Een grote held kwam de kamer binnen.' of 'Die man is een grote held. Dat, een grote held, kwam de kamer binnen.'
    - ik zou werkelijk niet weten wat 'van een andere planeet' in 'mensen van een andere planeet' anders zou moeten zijn dan een bijvoeglijke bepaling. Daar kun je echt niks anders van maken, want het blijft een nadere bepaling van een zelfstandig naamwoord. Die plaatsbetekenis heeft daar niets mee te maken.

    BeantwoordenVerwijderen
  45. Bedankt voor je antwoord.
    Overigens, andere vraag, ik lees hier half wat van de discussie over wat bedraagt de prijs enz. Maar is hier geen sprake van een contaminatie?

    BeantwoordenVerwijderen
  46. @clau: de taalkundige Klooster zegt dat 'die auto kost 100.000 euro' een verkorte vorm is van 'die auto heeft een prijs die 100.000 euro is'. Maar dan blijf je zitten met 'de prijs is 100.000 euro'. Vroeger of later zul je dát toch een naamwoordelijk gezegde moeten noemen.
    Je kunt dan nog wel zeggen dat hier een bijvoeglijk naamwoord 'hoog' is weggelaten (is dat wat jij bedoelt?), waar '100.000 euro' dan een bijwoordelijke bepaling bij is, maar dan is '100.000 euro hoog' toch een naamwoordelijk deel. Ook al laat je daar iets uit weg, je houdt een naamwoordelijk deel over.

    BeantwoordenVerwijderen
  47. Beste prof,
    Vooral in de gesproken taal heb je aan het begin van de bijzin vaak een 'dat' dat ook weggelaten kan worden: totdat hij weg is --> tot hij weg is, sinds dat hij weg is --> sinds hij weg is, etc. Bij 'omdat' kan 'dat' in deze situatie niet weggelaten worden. In dit verband de volgende vraag: was het vroeger 'om hij komt'?
    Weet je verder misschien ook waarom dit verschijnsel zich niet (?) in het Duits voordoet (*weil dass), terwijl in het Frans toevoeging van 'que' de regel is ('depuis' vs 'depuis que', etc.)

    BeantwoordenVerwijderen
  48. @Arie Molendijk: in de moderne taalkunde wordt aangenomen dat het voegwoord 'dat' eigenlijk in alle bijzinnen staat, zelfs in betrekkelijke bijzinnen. Er zijn ook varianten van het Nederlands waar 'De jongen die dat ik bedoel, ken jij niet' een goede zin is.
    Als alle bijzinnen eigenlijk beginnen met 'dat', dan moet je in een aantal gevallen in de standaardtaal 'dat' weglaten: bij betrekkelijke voornaamwoorden, bij 'als', vaak bij 'dan'. En in een aantal gevallen kún je 'dat' weglaten, maar het hoeft niet (zoals bij 'voordat', 'totdat', 'sinds dat'; deze zijn allemaal temporeel, maar bij 'nadat' kan het dan weer niet).
    Bij mijn weten is het vroeger nooit structureel zonder 'dat' geweest. Op grond van die taalkundige aanname waarover ik het had, zou je eerder andersom verwachten, namelijk dat overal 'dat' gestaan heeft. Wat dat betreft lijkt dat ook wel op de Franse situatie die jij schetst.
    In het Duits lijkt er vaak een voornaamwoord tussen te zitten: 'nachdem', 'vordem', 'indem'. Bij 'bis' heb je wel (in het "hogere stijlregister", volgens het woordenboek) 'bis dass'. En ook andere vormen, zoals 'nachdem dass' en 'indem dass' kom je op het internet wel tegen. Ook 'weil dass', al lijkt dat zeldzamer. Ik zou denken dat dat informeel Duits is (maar ik ben geen Germanist).

    BeantwoordenVerwijderen
  49. Is in de zin "kun je zijn prestaties vergelijken met die van zijn broer? het zinsdeel "met die van zijn broer" een voorzetselvoorwerp? Volgens mijn collega komen er in een zin nooit tegelijk een lijdend voorwerp en voorzetselvoorwerp voor, dus zou "met die van zijn broer" een bijwoordelijke bepaling zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  50. @: een lijdend voorwerp samen met een voorzetselvoorwerp is uitzonderlijk, maar zeker niet onmogelijk. De Algemene Nederlandse Spraakkunst noemt er tientallen, zoals 'zich iets gelegen laten liggen aan iets', 'iets hebben aan iets', 'iets zien in iets', 'iets ophebben met iets', 'iets baseren op iets', enzovoorts.
    Jouw voorbeeld (dat de ANS vreemd genoeg niet noemt) lijkt me een geval van "splitsing", dat je vaker ziet bij zinsdelen met 'met'. Als je twee dingen vergelijkt ('twee dingen' is dan het lijdend voorwerp), dan kun je dat ene voorwerp splitsen in twee voorwerpen door je zeggen dat je 'het ene met het andere vergelijkt'. Je splitst dan het ene (het lijdend) voorwerp in twee: het lijdend en het voorzetselvoorwerp. Vergelijkbaar is 'Tom trouwt met Kim', waarbij het onderwerp uit 'Tom en Kim trouwen' gesplitst is in een onderwerp en een voorzetselvoorwerp.
    Let wel: dit is fundamenteel anders dan 'iets doen met iets', waarbij 'met iets' een gebruiksbepaling is, vervangbaar door 'met gebruikmaking van iets'. Dát is wel een bijwoordelijke bepaling. Zie: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/10/dingen_doen_met.html

    BeantwoordenVerwijderen
  51. Hallo,
    Vroeger toen ik nog veel ontleedde, gebruikten wij tekens om persoonsvorm en dergelijke aan te geven. Bijvoorbeeld de persoonsvorm tussen haakjes, het onderwerp met een streepje eronder. Nu wil ik mijn dochter ermee helpen, die niet zo veel met taal heeft en een beetje bijles nodig heeft. Echter, ik kan me niet precies meer herinneren welke tekens er officieel waren, of heeft mijn leraar latijn en grieks (daar gebruikte ik het het meest bij) ze zelf verzonnen? Als er een universele afspraak is, dan wil ik die graag gebruiken met mijn ietwat agrammaticale dochter.
    Alvast bedankt voor je antwoord,
    Laura de Haan

    BeantwoordenVerwijderen
  52. @Laura de Haan: het gaat waarschijnlijk om de tekens die in de "methode-Paardekooper" worden gebruikt. Ik zou eerst even nagaan of ze die methode op de school van je dochter hanteren.

    BeantwoordenVerwijderen
  53. Beste Taalprof,
    Wij zitten in onze klas met een grote vraag.
    Het onderwerp: INVERSIE!
    Er ontstond discussie over de zin: "Laat in de avond kwam hij thuis en is hij nog enkele uren opgebleven."
    Onze vraag is; is deze inversie correct of incorrect?
    De ene helf zegt dat de zin zo goed is, de andere helft inclusief de leerkracht is ervan overtuigd dat hij foutief is.
    Alvast bedankt.
    Uw toegenegen
    De vijfdejaars van het Koninklijk Atheneum te Maaseik (België)

    BeantwoordenVerwijderen
  54. Hij heet Piet.
    Inmiddels heb ik 'Piet' op drie manieren benoemd gezien:
    * als naamwoordelijk deel van nwg
    * als lijdend voorwerp
    * als bijwoordelijke bepaling.
    Kunt u uitsluitsel geven?

    BeantwoordenVerwijderen
  55. @Klaas: In de grammatica van Den Hertog wordt 'Hij heet Van den Berg' naamwoordelijk gezegde genoemd. Ik kan me voorstellen dat je denkt dat het anders moet zijn, omdat het werkwoord 'heten' in de betekenis "de naam hebben" anders is dan "heten" in de betekenis "volgens de heersende opinie zijn" (zoals in 'hij heet slim'). Maar Den Hertog vindt het dus allemaal hetzelfde. In de Algemene Nederlandse Spraakkunst vind ik deze constructie niet apart vermeld. Ik zal het ook nog in andere grammatica's opzoeken, maar die heb ik hier niet bij de hand. De ontleding 'bijwoordelijke bepaling', daar zie ik niet meteen argumenten voor, of het zou moeten zijn dat je het geen naamwoordelijk gezegde wil noemen om bovenstaande reden, en geen lijdend voorwerp omdat je geen lijdende vorm kunt maken.
    In mijn opvatting is er geen goed argument tegen de ontleding 'naamwoordelijk gezegde', temeer omdat 'ik heet Piet' informeel geparafraseerd kan worden met 'ik ben Piet'. En dat is zeker naamwoordelijk.

    BeantwoordenVerwijderen
  56. @Wouter Wetzels: Moeilijke vraag! In veel taaladviezen zul je lezen dat dit type samentrekking (de zogeheten "voorwaartse samentrekking") alleen mag als je direct achter het voegwoord het letterlijke eerste stuk van de eerste zin kunt aanvullen. In jouw geval dus: 'Laat in de avond kwam hij thuis en laat in de avond is hij nog enkele uren opgebleven.'
    Door taalkundigen wordt echter betwijfeld of je wel zo moet redeneren. Schendingen van deze regel zijn tamelijk veelvuldig, bijvoorbeeld in 'Plotseling stond hij op en liep naar de deur'. Als je dit gaat aanvullen krijg je 'Plotseling stond hij op en plotseling liep naar de deur'. In die aanvulling ontbreekt het woordje 'hij'.
    Het aardige is dat deze "schendingen" vaak voorkomen als de nevenschikking een directe opeenvolging van gebeurtenissen aangeeft. Dat nu lijkt me in jouw voorbeeld ook aan de hand. Laat in de avond gebeuren er twee dingen: hij kwam thuis en vervolgens is hij lang opgebleven.
    Ik zou dus zeggen: deze samentrekking is in orde, ook al zal hij in veel grammaticaboekjes (nog) niet goed beschreven zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  57. @Wouter Wetzels: ... maar ik had mijn antwoord natuurlijk moeten beginnen met de opmerking dat de grammatica niet bedoeld is om goede van foute zinnen te onderscheiden. De grammatica dient om te beschrijven hoe goede en foute zinnen in elkaar zitten. Waar jij uiteindelijk naar vraagt is een (willekeurige) norm. Waar die norm precies ligt is in dit geval onduidelijk. Daar zit zelfs enige variatie in.

    BeantwoordenVerwijderen
  58. Het argument om Piet als lv te beschouwen was dat de onderliggende betekenis van 'heten'''de naam hebben' zou zijn: Hij heeft de naam Piet. Als bijwoordelijke bepaling zou Piet dubbelgebonden bepaling zijn. Maar ik ben tevree met de interpretatie van naamwoordelijk deel.
    Nog een aanvullende vraag: welke van de onderstaande bepalingen maken wel / geen deel uit van het naamwoordelijk deel? Ook hierover vind ik geen sluitend antwoord in de ANS en heb ik in de loop der tijden verschillende interpretaties gezien.
    * Hij is wat lui.
    * Hij is niet lui.
    * Hij is werkelijk lui.
    * Hij is echt niet lui.

    BeantwoordenVerwijderen
  59. @klaas: drie van jouw zinnen zijn om te vormen tot 'het is niet/echt niet/werkelijk zo, dat hij lui is'. Die bepalingen worden daarom beschouwd als losse, bijwoordelijke bepalingen van modaliteit. De andere, 'wat lui', is een graadbepaling die je zou kunnen betrekken op 'lui zijn' of op 'lui' alleen. Dat het eerste een beetje geforceerd is, zie je als je 'lui' zonder 'wat' vooropplaatst in een zin als: 'lui is hij wat geweest'. Ik zou dit dus bij voorkeur tot het naamwoordelijk deel rekenen.
    Dat argument voor het lijdend voorwerp snap ik, maar dat is niet zonder problemen: deze parafrase is wel heel losjes. Ik kan ook parafraseren 'Zijn naam is Piet'. Bovendien mist dit zinsdeel een paar typische eigenschappen van het lijdend voorwerp: geen lijdende vorm, en geen nominalisatie met 'van' ('het heten van Piet is niet gemakkelijk')

    BeantwoordenVerwijderen