Heb je een vraag over grammatica? Stel hem hier, en de taalprof zal zo snel mogelijk reageren. De vorige vragen staan hier.
Ben je docent, en gaat je vraag heel specifiek over grammatica in de klas, bekijk dan ook taalprofklas en stel je vraag eventueel daar.
Heb je onlangs een vraag gesteld en staat hij hier niet bij? Kijk dan bij de oudere vragen.
Dag Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIk heb een probleem met de volgende zin: "De glimlach sneed dieper in beide gezichten van de vrouwen."
Mijn eerste vraag is: Kan een glimlach dieper in iemands gezicht snijden. Een rimpel op iemands gezicht kan dieper worden. En ik las ooit dat iemands gelaatstrekken in zijn gezicht waren gesneden of leek te zijn gesneden.
Mijn tweede vraag is betreft meervoud. Moet het zijn: "De glimlachen sneden dieper in beide gezichten van de vrouwen."
Dit leest niet zo prettig. Ik zou ervan kunnen maken: "De glimlach op ieder gezicht van de vrouwen, verdiepte zich."
De oorspronkelijke zin was al lijdende vorm. (zo noemen we dat toch?) Maar nu is het werkwoord ook nog eens non-actief.
En in de niet-lijdende actieve vorm: "De twee vrouwen verdiepte(n)/verbreedde(n) hun glimlach(en)."
In het meervoud leest het niet zo prettig en in enkelvoud zie ik er geen meerwaarde in, bovendien heb ik het idee dat het in meervoud moet. Mijn probleem is ook met de meervoud vorm van het zelfstandig naamwoord "glimlachen".
Bijvoorbeeld in de volgende twee zinnen:
"Veel mensen kunnen glimlachen."
"Maar mensen hebben een glimlach."
Op het moment dat glimlach een bezit wordt is enkelvoud juist zoals:
"Veel mensen hebben een auto"
"Veel mensen hebben twee auto's."
Terug naar de oorspronkelijke zin:
"De glimlach sneed dieper in beide gezichten van de vrouwen."
Ik lees dit toch ergens als: één glimlach snijd in beide gezichten van de vrouwen. Zoals één mes snijd in beide gezichten, terwijl twee messen snijden in beide gezichten.
Betekent dit dat snijden geen goede beeldspraak is voor wat een glimlach kan doen. (noemen we dit beeldspraak? Of is het gewoon een stijlfiguur?)
Graag uw mening en alvast bedankt.
Dag Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIk heb een vraag betreft het woord: 'vormige'
Het programma Word rekent dit woord fout, tenzij ik er een L-vormige, S-vormige, U-vormige etc. woord van maak. Op internet zag ik dat het woord alleen op deze manieren wordt gebruikt. Maar ik wil een 'diamant vormige' beschrijving geven. Is het dan: 'diamant-vormige' of 'diamant -vormige' of 'diamant vormige'
Beste Xix,
Verwijderenhet woord 'vormige' kan inderdaad niet als los woord voorkomen. Er moet altijd iets voor staan, wat dan ook niet te scheiden is van 'vormige'. Als je spreekt over een 'diamantvormige figuur', dan kun je tussen 'diamant' en 'vormige' geen ander woord zetten. Dat betekent dat 'diamantvormige' één woord is. Op grond van de Nederlandse spellingregels zou je dat dus aan elkaar moeten schrijven. Het streepje is alleen nodig als er leesmoeilijkheden te verwachten zijn (bijvoorbeeld bij 'zo-even', dat je als 'zoeven' verkeerd zou lezen), en als het om een samenstelling met een letterwoord of cijfer gaat (zoals bij 'S-vormige', '13-delig' of 'tl-buis').
Dag Taalprof, bedankt voor uw antwoord op mijn vorige vraag. Kunt u mij helpen met deze vraag?
VerwijderenIk weet dat 'rechterarm' of 'linkerarm' aan elkaar moet. Maar stel het gaat om een 'rechter hoofd' of 'linker neus' is het dan ook één woord? Normaal gesproken is dit niet aan de orde, maar in een Fantasy verhaal liggen de zaken anders...
Als auteur van Fantasy kunt u tot op zekere hoogte doen wat u wilt. Het aan elkaar schrijven van 'rechter' of 'linker' en het bijbehorende woord drukt uit dat het een "vaste eigenschap" betreft: een hand is altijd een linker- of een rechterhand. In uw voorbeeld kan dat met een hoofd of neus natuurlijk ook het geval zijn. Als je een wezen met twee hoofden beschrijft is een hoofd natuurlijk altijd een rechter- of linkerhoofd.
VerwijderenZie ook het officiële taaladvies hierover.
Geachte Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIk heb een vraag over onderstaande tekst. U heeft al eerder over deze kwestie geschreven ('eeuwige kwesties (5), verzocht worden') maar wellicht zit het nu toch weer anders.
"Huisartsen door het hele land worden per brief door patiënten verzocht om een corona-behandeling met het omstreden middel hydroxychloroquine."
Is deze zin correct, of had er 'wordt verzocht' in enkelvoud moeten staan? Een hoogleraar Governance of Intelligence beweert dat laatste, en krijgt bijval op Twitter. Ik hoor graag wat uw oordeel is. Alvast bedankt!
Ook al zou je in sommige gevallen het enkelvoud kunnen bepleiten (zoals 'iemand verzoeken' met een beknopte bijzin 'om iets te doen'), is dit nu eens een geval waarin ALLEEN het meervoud verdedigd kan worden. Het gaat hier immers om 'iemand OM iets verzoeken'. Daar kun je nooit aan bij zetten (je kunt niet zeggen 'aan iemand om iets verzoeken'), dus 'iemand' is hier absoluut zeker geen meewerkend voorwerp maar lijdend voorwerp. Bijgevolg is 'iemand' dan in de lijdende vorm onderwerp. In deze zin is dat 'huisartsen', een meervoud, en dus moet de persoonsvorm ook in het meervoud.
BeantwoordenVerwijderenBeste taalprof
BeantwoordenVerwijderenIk raak er niet uit hoe ik onderstaande zin moet ontleden:
'Wat bleek er aan de hand te zijn?
Is er hier sprake van een NWG met koppelwerkwoord (te)zijn en is 'aan de hand' dan het naamwoordelijk deel? Dat vertrouw ik niet zo, want 'aan de hand' lijkt me niet echt een toestand of een eigenschap. Het lijkt erop dat 'aan de hand zijn' een werkwoordelijke uitdrukking is en we in deze zin dus te maken hebben met een WWG.
En wat is 'Wat' dan?
Graag uw heldere inzichten.
Dank u wel!
Het verschil tussen NWG en WWG moet hem zitten in de doen-betekenis of zijn-betekenis van de predicatie. Als er iets aan de hand is, betekent dat dan dat dat iets iets doet of dat er iets mee is?
VerwijderenDaar komt bij dat je 'aan de hand zijn' ook kunt veranderen in 'aan de hand blijven', 'aan de hand lijken', 'aan de hand blijken', 'aan de hand schijnen'. Alleen met 'worden' kan het niet, maar dat zien we vaker bij naamwoordelijke gezegdes waarvan het naamwoordelijk deel een woordgroep met voorzetsel is (bij 'in de war zijn' krijg je ook niet 'aan de hand worden', al kun je daar nog een variant met 'raken' van maken.
Bij een werkwoordelijke uitdrukking moet ook het werkwoord tot de uitdrukking behoren, en daarvan lijkt hier geen sprake.
Beste taalprof, moet het zijn: weinige van of weinigeN van? Geldt hier ook de regel: een N verwijst naar personen, zonder N naar zaken?
BeantwoordenVerwijderendus: weinigen van de leerlingen gingen mee, of weinige? Alvast bedankt, Karen,
Ik denk dat je moet concluderen dat 'weinigen' hier zelfstandig gebruikt is. De verbuiging van het telwoord 'weinig' treedt alleen maar op achter een bepaald lidwoord ('de weinige leerlingen'), dus '-en' moet hier wel de meervoudsuitgang zijn. Ook bij 'velen' zie je hetzelfde. Bij 'Velen van u' zou je nooit 'Vele van u' spellen.
VerwijderenJe kunt hier ook niet argumenteren dat er sprake is van samentrekking. Het is niet 'weinige leerlingen van de leerlingen'.
Vraag
VerwijderenDag taalprof, Ik heb een vraag over de zin: Ik ben met ulieden al de dagen. Wat voor zinsdeel is /met ulieden/?
BeantwoordenVerwijderenIk zou er een naamwoordelijk deel van het gezegde in zien. Je kunt het werkwoord 'ben' vervangen door andere koppelwerkwoorden ('blijf', 'lijk', 'schijn', 'blijk'), en het geheel heeft de betekenis van iets wat ik ben ('met ulieden, dat ben ik al de dagen'). Ik weet niet precies wat 'met ulieden' in de specifieke context betekent, maar het kan gaan om gewoon samen zijn, maar ook het eens zijn denk ik. Beide zou je als naamwoordelijk kunnen zien.
BeantwoordenVerwijderen1a. Wil je met me naar Frankrijk gaan?
BeantwoordenVerwijderen1b. Wil je naar Frankrijk gaan met me?
2a. Wil je met 'm naar Frankrijk gaan?
2b. Wil je naar Frankrijk gaan met 'm?
Hoi Taalprof, 1a en 2a zijn neutraal, veelvoorkomend. Maar 1b en 2b zijn niet per se ongrammaticaal toch? Ik zou bijvoorbeeld een context kunnen bedenken waarbij ik helemaal niks heb met Frankrijk en in verbazing uitroep: wil je naar Fránkrijk gaan met me? Daar is toch niets mis mee?
Er is inderdaad niets mis met de b-varianten. Voor mijn smaak is 'met 'm' achteraan een beetje vreemd, maar bij 'met me' vind ik de a- en b-varianten min of meer gelijkwaardig, zij het dat er bij 1b waarschijnlijk in het gesprek al sprake is geweest van samen weggaan. Die sterke nadruk op Frankrijk heb ik daar niet eens nodig.
VerwijderenEr is dus hooguit een verschil in gegeven of nieuwe informatie.
1a Daar kun je in zwemmen, in dat water
BeantwoordenVerwijderen1b Daar kun je in zwemmen, dat water
2a Je kunt erin zwemmen, in dat water
2b Je kunt erin zwemmen, dat water
3a Daar sprong hij in, in dat water
3b Daar sprong hij in, dat water
4a Hij sprong erin, in dat water
4b? Hij sprong erin, dat water
Beste Taalprof, ik ben geen taalexpert, maar de a- en b-varianten voelen voor mij vrijwel gelijkwaardig aan, totdat we aankomen bij nummer 4, waar b meteen ongrammaticaal is of dan in ieder geval oogt. Deelt u dit taalgevoel? Heeft dit te maken met de sterke/zwakke connectie tussen ‘daarin’ en ‘erin’ en ‘dat water’? Of zit ik mis?
Bij nader inzien denk ik dat het met de beweging van ‘ergens in springen te maken heeft’, omdat ‘Hij zwom erin, dat water’ al beter klinkt…
VerwijderenVoor mijn taalgevoel is 2b ook wel iets gemarkeerder dan 2a, eerlijk gezegd. En 3b is voor mij duidelijk minder dan 1b. Ik denk inderdaad dat die sterkere relatie tussen de richtingsbepaling en het werkwoord die achterplaatsing gekker maakt.
VerwijderenHoe zijn je intuïties als je er een voorzetselvoorwerp van maakt, dus 'Daar had hij geen zin in, in dat water' etc. ?
1a Daar heb ik geen trek in, in pannenkoeken
BeantwoordenVerwijderen1b Daar heb ik geen trek in, pannenkoeken
2a Ik heb er geen trek in, in pannenkoeken
2b Ik heb er geen trek in, pannenkoeken
Hmm, mijn intuïtie is dat de b-varianten beter zijn als je ‘daar’ of ‘er’ ‘identificeert’ (‘Ik heb er geen vertrouwen in, de overheid’, ‘Ik geloof er niet in, buitenaards leven’). Het wordt aanmerkelijk slechter als er een handeling plaatsvindt: ‘Ik doe er stroop op, pannenkoeken’, waarbij de variant met ‘daar’ zich in een tussengebied bevindt: ‘Daar doe ik stroop op, pannenkoeken.’
Wat u?
‘Identificeert’ is misschien niet het juiste woord, ik bedoel: ‘slechts identificeert’, een ‘losse’ connectie tussen de achterplaatsing en het werkwoord (‘Ik geloof er niet in, buitenaardse wezens’). Hoe concreter, tastbaarder het wordt, hoe slechter de achterplaatsing, op de een of andere manier.
VerwijderenBeste taalprof
BeantwoordenVerwijderenZou ik u het volgende mogen vragen?
Wanneer een telwoord geschreven wordt als een cijfer, is het dan ook nog een telwoord? Met andere woorden als in een zin bv. het cijfer '12' staat, kan '12' dan benoemd worden als telwoord (woordsoort)?
Alvast heel veel dank voor uw hulp.
Het antwoord is ja. De schrijfwijze als cijfer is alleen maar spelling. Als je in gebarentaal het gebaar voor 12 maakt is het ook een telwoord.
VerwijderenHartelijk dank!
BeantwoordenVerwijderenHoi Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIk heb een vraag over 'denken'. Neem deze zinnen:
a) (En... wat denk je ervan morgen?) Ik verwacht dat ik het proefwerk goed maak.
b) (En... wat denk je ervan morgen?) Ik hoop dat ik het proefwerk goed maak.
c) (En... wat denk je ervan morgen?) Ik denk dat ik het proefwerk goed maak.
d) (Ajax speelt morgen tegen Real Madrid.) Ik verwacht dat ze goed zijn.
e) (Ajax speelt morgen tegen Real Madrid.) Ik hoop dat ze goed zijn.
f) (Ajax speelt morgen tegen Real Madrid.) Ik denk dat ze goed zijn.
Taalkundig gezien zouden de zinnen c en f oké moeten zijn, toch...? Immers: 'Ik denk dat ze winnen' (bij f) is ook gewoon goed. En als je zin c langer maakt ('Ik denk dat ik dit proefwerk beter maak dan het vorige') voelt hij ook al beter aan. 'Denken' plaatst zo'n zin natuurlijk wat minder in de toekomst dan 'verwachten' en 'hopen', is dat waarom je eerder geneigd bent om 'Ik denk dat ik het proefwerk goed ga maken' en 'Ik denk dat ze goed zullen zijn' te gebruiken? Is het de 'onzekerheid' van 'denken' versus 'hopen' en 'verwachten'? Een combinatie? Wat is uw verdict?
Dank u
Alle zinnen lijken me mogelijk. Er is inderdaad een betekenisverschil. De verschillen liggen op het gebied van de modaliteit. Ik denk dat in alle gevallen 'denken' de meest neutrale optie is. Bij 'hopen' zit er een sterk aspect 'wenselijkheid' bij (je wil graag dat je het proefwerk goed maakt, of dat Ajax goed zal zijn) en bij 'verwachten' gaat het vooral om een inschatting op basis van kennis of expertise (je hebt een bepaalde kennis of redenering op basis waarvan je de waarschijnlijkheid van die gebeurtenissen in de toekomst hoog acht).
BeantwoordenVerwijderenAfhankelijk van de context van de zin zal de bedoeling misschien duidelijk zijn, waardoor een van de opties wat vreemd zal klinken. Als wenselijkheid de bedoeling is, zal 'verwachten' een beetje vreemd klinken.
Beste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenZou je me kunnen helpen met de zin:
Ik ben jou 1000$ schuldig.
De ben-schuldig constructie behoeft drie argumenten:
[iemand] is altijd [iets] schuldig dat van [iemand] is geweest.
De eerste iemand lijkt me een onderwerp, het iets (1000$) lijkt me een oorzakelijk voorwerp. Wat is dan [jou]? Een meewerkend voorwerp? Dat gaat toch normaliter over iets geven (in de breedste zin van het woord; lenen, schenken, etc.)? Is schuldig zijn dan een vorm van 'verplicht teruggeven'? Een belanghebbend voorwerp lijkt mijzelf passender. Hoe kijk jij daarnaar?
Alvast dank!
Groet,
Douwe
In 'iemand iets schuldig zijn' heb je in ieder geval een naamwoordelijk gezegde 'schuldig zijn' met twee voorwerpen. Ik zou 'iets' inderdaad ook oorzakelijk voorwerp noemen (ook een beetje bij gebrek aan beter), en 'iemand' is sowieso een indirect object. Het onderscheid tussen meewerkend en belanghebbend voorwerp heeft een betekenisaspect (belanghebbend is ook echt belang hebben), maar ook wel een vormaspect in de keuze tussen een voorzetsel 'aan' of 'voor'. Wat dat laatste betreft: het is 'aan iemand iets schuldig zijn', dus vanuit die redenering zou ik het een meewerkend voorwerp noemen. De betekenis dat 'iemand' dan ook een belanghebber is, lijkt me iets minder dwingend als argumentatie: bij meewerkende voorwerpen (denk aan 'iemand iets geven') kun je ook vaak zeggen dat ze een belanghebber zijn.
BeantwoordenVerwijderenHallo Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIk kwam in een publicatie de volgende zin tegen: ‘Wie wordt er premier?’ Nou vind ik hier op uw website het voorbeeld: ‘Wie heeft (er) de Nachtwacht geschilderd?’ waarbij u betoogt (en dat klinkt mij helemaal logisch in de oren) dat de zin met ‘er’ de mogelijkheid openhoudt dat niemand de Nachtwacht heeft geschilderd, wat in dezen gek is. Geldt dat echter ook niet voor ‘Wie wordt er premier?’? We hebben immers altijd een minister-president… Bij ‘Wie wordt er de premier?’ zegt mijn taalgevoel overigens wel dat ‘er’ gek is, net zoals bij het Nachtwacht-voorbeeld, maar bij de variant zonder ‘de’ klinkt ‘er’ wat mij betreft niet gek. Wat zou hier een reden kunnen zijn om ‘er’ toch te gebruiken?
Dankuwel.
In de zin 'Wie wordt er premier?' is 'premier' in elk geval niet zozeer het onbepaald enkelvoud van de zelfstandignaamwoordgroep, want dan had het 'een premier' moeten zijn. En 'Wie wordt er een premier?' zou net zo vreemd zijn als (of zelfs vreemder dan) 'Wie wordt er de premier?' Het gaat dan om het zogeheten 'predikaatsnomen', dat meer lijkt op een bijvoeglijk naamwoord.
VerwijderenMet een ander predikaatsnomen is de overeenkomst met de Nachtwacht-zin duidelijker. Als je voor een groep vrouwen vraagt 'Wie wordt er binnenkort moeder?' dan is de mogelijkheid dat er niemand is wel duidelijk aanwezig. Bij 'Wie wordt binnenkort moeder?' lijkt eerder geïmpliceerd dat er wel iemand is maar je wilt alleen weten welke vrouw uit die groep binnenkort moeder wordt.
Ik vermoed dat het om een soort onbepaaldheid van de verzameling gaat waar 'wie' uit kan kiezen. Met 'er' laat je alle mogelijkheden open. Zonder 'er' heb je meer een bepaalde verzameling. Als je 'wie' uitbreidt tot 'wie van de hier aanwezigen', dan wordt 'er' minder aantrekkelijk. Dan zeg je eerder 'Wie van de hier aanwezigen wordt (de) premier?'
Hi Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIk ben niet in Nederland opgegroeid, maar mijn Nederlands is inmiddels best oké (al zeg ik het zelf). Ik heb soms nog wat moeite met de onvoltooid verleden tijd en de voltooid tegenwoordige tijd. Een voorbeeld: persoon 1 zegt: ‘Waarom zie je er vandaag zo moe uit?’ Persoon 2: ‘Ik heb gisteren een feestje gehad’/‘Ik had gisteren een feestje’ De v.t.t. gebruik je om een bepaald resultaat te benadrukken, hier de vermoeidheid, is dat dan de beste optie?
In het Nederlands gaat het bij de voltooide tijd niet om een bereikt resultaat, maar om voltooiing alleen. Daardoor kun je in de meeste gevallen kiezen. Als je zegt 'Ik had gisteren een feestje', dan leg je de nadruk op de gebeurtenis van gisteren waarbij je betrokken was. Zeg je 'Ik heb gisteren een feestje gehad' kijk je vanuit het perspectief terug op een voltooide gebeurtenis. Omdat 'een feestje hebben' iets is wat doorgaans geen dagen achter elkaar duurt, is in het eerste geval de voltooiing ook impliciet.
VerwijderenBij andere gezegdes is het verschil duidelijker. Als je zegt 'Het regende gisteren al', dan zeg je dat het gisteren regende, en laat je de mogelijkheid open dat die regen tot en met nu nog voortduurt. Maak je ervan 'Het heeft gisteren al geregend', dan zeg je erbij dat die regen ook opgehouden is (en misschien weer opnieuw begonnen, maar dat laat je in het midden).
Kort gezegd dus: in het Nederlands betekent de voltooide tijd alleen dat iets geëindigd is.
Hallo Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIk kwam in een zin het woord 'overtuigde' als bijvoeglijk naamwoord tegen tegen in de zin: ik hoop dat je een overtuigde beslissing zult nemen.
Volgens mij klopt dit niet, maar is dat ook zo?
Alvast bedankt!
Moeilijk te beoordelen, zo zonder context. Het zou kunnen dat de spreker bedoelt om de hoop uit te spreken dat je een beslissing neemt waar je zelf ook achter staat (waar je zelf van overtuigd bent), en dat je die ook zelfverzekerd zult uitdragen. Het kan natuurlijk ook een vergissing zijn, omdat bedoeld is dat je geacht wordt een 'overtuigende beslissing' te nemen (een beslissing waar de spreker zelf - of iemand anders - door overtuigd wordt).
VerwijderenNoteer ten minste vijf werkwoorden waarvan je het voltooid deelwoord met een -d schrijft, maar de persoonsvorm in het enkelvoud met een -t.
BeantwoordenVerwijderenDat klinkt als huiswerk. De derde persoon enkelvoud eindigt bijna altijd op een -t (alleen mag, zal, kan en wil niet).
BeantwoordenVerwijderen