Vreugde en verdriet liggen vaak dicht bij elkaar: in dezelfde week waarin het taalprof-weblog zijn halfmiljoenste pageview registreerde (op 19 december 2009, voor de geschiedschrijvers) kwam het bericht dat de koploper in de taalzuurpruimverkiezing, het weblog van de taalpuristen, het bijltje erbij neergooit. Ze smeren hun afscheid uit over ten minste vier logs, dus ze zitten een beetje te hengelen naar openlijke uitingen van rouw, uitgetrokken haren, zand over hoofden, petities aan het comité van ministers van de Taalunie, ik weet het niet precies, maar als het om necrologieën gaat is de taalprof niet te beroerd om een duit in het zakje te doen.
De geschiedenis zal moeten uitwijzen wat een grotere rol heeft gespeeld bij de bestrijding van het Grammaticale Onbenul: de serieuze aanpak van de taalprof, of het steeds maar weer op ironische wijze signaleren van hele en halve (of zogenaamde) foutjes door die jongens (?) van de taalpuristen, waardoor op een gegeven moment iedereen wel móét gaan denken: "Hee, maar als dat zo vaak fout gaat, waarom is het dan eigenlijk fout? Van wie is die taal nou helemaal?"
Want was het allemaal wel zo serieus? Zelf zijn ze er een beetje halfslachtig over: aanvankelijk wel, maar soms niet, of later minder, of alleen bij fouten door gevestigde instanties, kortom: in de loop der tijd krijgen relativerende gevoelens steeds meer de overhand. Het blijkt nog lastig om het vingertje opgeheven te houden en tegelijkertijd de wenkbrauwen in een ernstige frons te bevriezen. Je moet op den duur wel ironisch worden. Serieuze taalergernis heeft een houdbaarheidsdatum.
Ik weet eigenlijk niet hoelang ze precies al actief zijn. In november 2006 begonnen ze bij web-log.nl, ik meen na slechte ervaringen met een gehackte eigen site. Maar van die oorspronkelijke site zie ik geen archieven meer. Misschien dat ze dus hun eerste lustrum wel hebben gehaald. Dat is best een respectabele leeftijd voor een weblog (gemiddelde levensduur een paar maanden), daar niet van, maar misschien toch te vroeg voor een afscheid. Als ik afga op activiteit, dan zie ik dat ze er nog steeds in slagen om vrijwel elke dag een logje te plaatsen. Dat is meer dan welke andere taalblog dan ook. Weliswaar lijkt de reaguurdersactiviteit wat af te nemen, maar dat kan ook een seizoenskwestie zijn. Hoe dan ook: taalpuristen is een van de actiefste Nederlandstalige taalweblogs op het internet, dat mag ook wel eens gezegd.
Maar goed, aan alles komt een einde: na nltaal.blog en taalkoeien is dit het derde grote taalblog dat uiteindelijk de geest geeft. Een tijdperk is ten einde. De honden blaffen, maar de taalkaravaan trekt verder.
dinsdag 29 december 2009
Grammaticale Puzzel week 53
Ik had er eigenlijk iets anders van verwacht. Ik had gedacht dat de meeste mensen de zin De reizigers worden geadviseerd niet meer met de trein te reizen zouden aanwijzen als de enige ongrammaticale zin. De derde optie, De reizigers worden aangespoord niet meer met de trein te reizen is oncontroversieel, en de tweede, De reizigers worden verzocht niet meer met de trein te reizen, is weliswaar een clichévoorbeeld in de taaladvieswereld, maar iedereen is het er eigenlijk wel zo'n beetje over eens dat het een acceptabele zin is. Dus ik had gedacht: iedereen kiest de eerste zin.
Maar nee, 60% kiest de derde zin, en de andere twee worden ongeveer even vaak aangewezen. Een mooi resultaat voor een puzzel die het denken moet stimuleren: in een groepje besproken zal hij zeker discussie opleveren. Maar wel opmerkelijk.
Zoals verwacht is de argumentatie op grond van de betekenis hier ondergeschikt. Er zijn wel een paar lezers die proberen een semantisch verschil aan te wijzen, in de sfeer van "vrijblijvend," "urgent" (ik denk dat dit aansluit bij het communicatieve aspect van de eerste twee werkwoorden, en het mogelijk lichamelijke van aansporen), maar ze zijn in de minderheid. De meeste mensen gaan in op de kwestie correct-incorrect, en redeneren dus dat alleen de derde goed is en de eerste twee (eigenlijk) fout.
Toch zijn er ook nogal wat lezers die op een syntactisch aspect ingaan: hoewel je bij de zelfstandige naamwoorden advies, verzoek en aansporing een bepaling met aan kunt hebben, is dit bij het zelfstandig gebruikte werkwoord (het adviseren, het verzoeken, het aansporen) al niet meer het geval: het aansporen aan de reizigers kan niet. En dit is ook zo bij de werkwoorden in de actieve zin: wij adviseren aan de reizigers... is prima, wij sporen aan de reizigers aan... is fout. Blijkbaar vinden mensen wij verzoeken aan de reizigers... meer aansluiten bij adviseren dan bij aansporen (waar je volgens mij nog best over zou kunnen discussiëren).
De aanleiding voor deze puzzel was een discussie die ik aantrof op het internet over de zin De reizigers wordt geadviseerd niet meer met de trein te reizen, die daadwerkelijk de vorige week op de aankondigingsborden in de stations te zien is geweest. In die discussie kwam de vraag op of hier ook worden kon worden gebruikt. Een aantal deelnemers merkte op dat de taalprof zou beweren dat dat kon. In werkelijkheid heb ik dat niet met zoveel woorden beweerd. Ik heb een hele discussie gevoerd over dezelfde zin met verzoeken, waarin ik betoogde dat in iemand (om) iets verzoeken het zinsdeel iemand geen meewerkend voorwerp, maar een lijdend voorwerp is. Over adviseren ging de discussie niet. Als je mij zou vragen hoe het met adviseren zit, dan zou mijn antwoord zijn dat in wij adviseren de reizigers om niet meer met de trein te reizen het zinsdeel de reizigers wél meewerkend voorwerp is, vooral omdat wij adviseren aan de reizigers om niet meer met de trein te reizen een prima zin is. Veel beter dan wij verzoeken aan de reizigers om niet meer met de trein te reizen, in mijn beleving dan.
Betekent dit dat ik de reizigers worden geadviseerd om niet meer met de trein te reizen een foute zin vind? Nou nee. Er zijn twee redenen om hem goed te keuren: allereerst de redenering die ook vaak bij verzocht worden wordt toegepast: waarom zou je in de lijdende vorm geen meewerkend voorwerp tot onderwerp mogen maken? En ten tweede: hoewel onwaarschijnlijker dan bij verzoeken is er ook bij adviseren een redenering die iemand als lijdend voorwerp aanwijst. In de zin Wie adviseert jullie eigenlijk? (in de betekenis "Wie is jullie raadsman?" of "Wie voorziet jullie van advies?") heeft jullie meer het karakter van een lijdend voorwerp dan van een meewerkend voorwerp. Hier is bijplaatsing van aan dan ook onmogelijk: Wie adviseert aan jullie eigenlijk? lijkt me onmogelijk. Vanuit die gedachte is de analyse met iemand als lijdend voorwerp in alle constructies niet zo gek.
Is er ook nog een reden om de tweede zin aan te wijzen als vreemde eend? Ja, onder de argumentatie dat je bij adviseren eerder wordt zou kiezen, bij aansporen eerder worden. Alleen bij verzoeken zou je echt twee keuzes hebben.
Dan nu toch nog een puzzel voor de 53e week. Beetje later dan gewoonlijk, maar het is ook een gekke tijd. Volgende keer weer gewoon op zondagochtend.
Maar nee, 60% kiest de derde zin, en de andere twee worden ongeveer even vaak aangewezen. Een mooi resultaat voor een puzzel die het denken moet stimuleren: in een groepje besproken zal hij zeker discussie opleveren. Maar wel opmerkelijk.
Zoals verwacht is de argumentatie op grond van de betekenis hier ondergeschikt. Er zijn wel een paar lezers die proberen een semantisch verschil aan te wijzen, in de sfeer van "vrijblijvend," "urgent" (ik denk dat dit aansluit bij het communicatieve aspect van de eerste twee werkwoorden, en het mogelijk lichamelijke van aansporen), maar ze zijn in de minderheid. De meeste mensen gaan in op de kwestie correct-incorrect, en redeneren dus dat alleen de derde goed is en de eerste twee (eigenlijk) fout.
Toch zijn er ook nogal wat lezers die op een syntactisch aspect ingaan: hoewel je bij de zelfstandige naamwoorden advies, verzoek en aansporing een bepaling met aan kunt hebben, is dit bij het zelfstandig gebruikte werkwoord (het adviseren, het verzoeken, het aansporen) al niet meer het geval: het aansporen aan de reizigers kan niet. En dit is ook zo bij de werkwoorden in de actieve zin: wij adviseren aan de reizigers... is prima, wij sporen aan de reizigers aan... is fout. Blijkbaar vinden mensen wij verzoeken aan de reizigers... meer aansluiten bij adviseren dan bij aansporen (waar je volgens mij nog best over zou kunnen discussiëren).
De aanleiding voor deze puzzel was een discussie die ik aantrof op het internet over de zin De reizigers wordt geadviseerd niet meer met de trein te reizen, die daadwerkelijk de vorige week op de aankondigingsborden in de stations te zien is geweest. In die discussie kwam de vraag op of hier ook worden kon worden gebruikt. Een aantal deelnemers merkte op dat de taalprof zou beweren dat dat kon. In werkelijkheid heb ik dat niet met zoveel woorden beweerd. Ik heb een hele discussie gevoerd over dezelfde zin met verzoeken, waarin ik betoogde dat in iemand (om) iets verzoeken het zinsdeel iemand geen meewerkend voorwerp, maar een lijdend voorwerp is. Over adviseren ging de discussie niet. Als je mij zou vragen hoe het met adviseren zit, dan zou mijn antwoord zijn dat in wij adviseren de reizigers om niet meer met de trein te reizen het zinsdeel de reizigers wél meewerkend voorwerp is, vooral omdat wij adviseren aan de reizigers om niet meer met de trein te reizen een prima zin is. Veel beter dan wij verzoeken aan de reizigers om niet meer met de trein te reizen, in mijn beleving dan.
Betekent dit dat ik de reizigers worden geadviseerd om niet meer met de trein te reizen een foute zin vind? Nou nee. Er zijn twee redenen om hem goed te keuren: allereerst de redenering die ook vaak bij verzocht worden wordt toegepast: waarom zou je in de lijdende vorm geen meewerkend voorwerp tot onderwerp mogen maken? En ten tweede: hoewel onwaarschijnlijker dan bij verzoeken is er ook bij adviseren een redenering die iemand als lijdend voorwerp aanwijst. In de zin Wie adviseert jullie eigenlijk? (in de betekenis "Wie is jullie raadsman?" of "Wie voorziet jullie van advies?") heeft jullie meer het karakter van een lijdend voorwerp dan van een meewerkend voorwerp. Hier is bijplaatsing van aan dan ook onmogelijk: Wie adviseert aan jullie eigenlijk? lijkt me onmogelijk. Vanuit die gedachte is de analyse met iemand als lijdend voorwerp in alle constructies niet zo gek.
Is er ook nog een reden om de tweede zin aan te wijzen als vreemde eend? Ja, onder de argumentatie dat je bij adviseren eerder wordt zou kiezen, bij aansporen eerder worden. Alleen bij verzoeken zou je echt twee keuzes hebben.
Dan nu toch nog een puzzel voor de 53e week. Beetje later dan gewoonlijk, maar het is ook een gekke tijd. Volgende keer weer gewoon op zondagochtend.
zondag 20 december 2009
Grammaticale Puzzel week 52
De puzzel van de vorige week gaf tot nu toe de beste spreiding: slechts 61% van de 107 stemmers koos voor het tweede alternatief, ik ben net bezig een boek te lezen. Helaas ging bij de commentaren bijna niemand in op de reden voor die keuze, alhoewel een lezer die variant "de meest gekunstelde noemde," en een ander veronderstelde dat met bezig zijn met eerder een plaats in het boek aangeduid wordt dan een plaats in de tijd (wat ik persoonlijk moeilijk aan te voelen vind). Ik denk dat de constructie met het bijvoeglijk naamwoord (bezig) door de meesten als duidelijk anders werd gevoeld dan die met zitten te of met zijn aan het, juist vanwege dat bijvoeglijk naamwoord. De andere twee opties scoren ongeveer gelijk (19 en 21%).
Interessant in deze zinnen was natuurlijk de kwestie of het hier naamwoordelijke of werkwoordelijke gezegdes betreft. De betekenis is nagenoeg gelijk, het gaat echt om de syntaxis. Ik denk dat de meeste kiezers de constructie met bezig echt naamwoordelijk vonden en de andere meer werkwoordelijk. In de discussie over aan het van een tijdje terug maakte de taalprof er een punt van dat de constructie met aan het ook naamwoordelijk zou zijn, hetgeen de derde optie de vreemde eend in de bijt zou doen zijn. De eerste zin zou je kunnen kiezen als je opmerkt dat in de bijzin de persoonsvorm achteraan staat: omdat ik net een boek aan het lezen ben, omdat ik net bezig ben een boek te lezen, omdat ik net een boek zit te lezen. Alleen in het eerste geval kan ben achteraan staan.
Volgende puzzel:
Interessant in deze zinnen was natuurlijk de kwestie of het hier naamwoordelijke of werkwoordelijke gezegdes betreft. De betekenis is nagenoeg gelijk, het gaat echt om de syntaxis. Ik denk dat de meeste kiezers de constructie met bezig echt naamwoordelijk vonden en de andere meer werkwoordelijk. In de discussie over aan het van een tijdje terug maakte de taalprof er een punt van dat de constructie met aan het ook naamwoordelijk zou zijn, hetgeen de derde optie de vreemde eend in de bijt zou doen zijn. De eerste zin zou je kunnen kiezen als je opmerkt dat in de bijzin de persoonsvorm achteraan staat: omdat ik net een boek aan het lezen ben, omdat ik net bezig ben een boek te lezen, omdat ik net een boek zit te lezen. Alleen in het eerste geval kan ben achteraan staan.
Volgende puzzel:
zondag 13 december 2009
Grammaticale Puzzel week 51
Het aantal deelnemers aan de puzzels neemt snel af. Maar 71 mensen reageerden op de puzzel uit week 50. Daarvan stemde de overgrote meerderheid (73%) op de tweede optie (alles wat wij kunnen willen). Minder dan de vorige keren, maar ook hier weer lijkt de betekenis de beslissende factor. Mensen signaleren allereerst de overeenkomst tussen kennen en weten. Verder springt de tweede optie eruit omdat hij dubbelzinnig is (alhoewel ook opgemerkt wordt dat kennen ook de substandaardvariant van het hulpwerkwoord kunnen zou kennen zijn).
De eerste optie (alles wat wij weten willen) heeft een afwijkende intonatie (klemtoon op weten), en bij de derde optie (alles wat wij willen kennen) staat het hoofdwerkwoord in ieder geval zeker achteraan.
Deze puzzel lijkt me geschikt om het verschil tussen zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord aan de orde te stellen. Zelfs de betekenisverschillen zijn terug te voeren op de interpretatie van een van de twee werkwoorden als hulpwerkwoord. Zelfs als je twee potentiële hulpwerkwoorden naast elkaar zet, moet je er toch één als zelfstandig werkwoord opvatten, en allebei tegelijk kan niet (tenzij je er op een creatieve manier een samengestelde zin in ziet). Er zijn volgordekwesties en intonatiekwesties die hier een rol spelen.
Ondanks de terugloop in deelnemersaantal ga ik door met de volgende puzzel:
De eerste optie (alles wat wij weten willen) heeft een afwijkende intonatie (klemtoon op weten), en bij de derde optie (alles wat wij willen kennen) staat het hoofdwerkwoord in ieder geval zeker achteraan.
Deze puzzel lijkt me geschikt om het verschil tussen zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord aan de orde te stellen. Zelfs de betekenisverschillen zijn terug te voeren op de interpretatie van een van de twee werkwoorden als hulpwerkwoord. Zelfs als je twee potentiële hulpwerkwoorden naast elkaar zet, moet je er toch één als zelfstandig werkwoord opvatten, en allebei tegelijk kan niet (tenzij je er op een creatieve manier een samengestelde zin in ziet). Er zijn volgordekwesties en intonatiekwesties die hier een rol spelen.
Ondanks de terugloop in deelnemersaantal ga ik door met de volgende puzzel:
zondag 6 december 2009
Grammaticale Puzzel week 50
De puzzel van vorige week leverde een minder uitgesproken voorkeur op dan de andere twee: 72% koos voor de derde optie, ik heb daar de hele ochtend in geslapen, waar daarin een plaatsbepaling was. In de andere gevallen werd het voornaamwoordelijk bijwoord eerder gelezen als een voorwerp (ergens op studeren, ergens iets aan besteden),
hoewel ook daar creatieve analyses werden bedacht waardoor een
bijwoordelijke lezing mogelijk zou worden. Blijkbaar vond men dit
betekenisverschil (dat samenhangt met een ontleedverschil) belangrijker
dan de functie van de hele ochtend: 19% koos voor ik heb daar de hele ochtend aan besteed, omdat daar de hele ochtend
een lijdend voorwerp was, terwijl het in de andere gevallen
bijwoordelijke bepaling van tijd (van duur) was. Toch nog 9% koos voor ik heb daar de hele ochtend op gestudeerd, waarschijnlijk vanwege het feit dat dit de enige dubbelzinnige was.
Nu de nieuwe:
Nu de nieuwe:
Abonneren op:
Posts (Atom)