vrijdag 31 maart 2006

Maden in de zin



In de log Eten uit de vuilnisbak schreef ik over de bepalingen, dat ze de afvalbak van de ontleding vormden. De oneerlijke behandeling van de bijvoeglijke bepaling heb ik daar al besproken. Maar de bijwoordelijke bepalingen slaan alles. Misschien heb je wel eens een afvalbak gezien waar vlees- of visafval in ligt. Daar verzamelen zich in korte tijd allerlei maden in die met hun gekrioel alle aandacht trekken. Ze horen niet echt bij het afval dat je hebt weggegooid, maar ze vormen een belangrijk onderdeel van de inhoud van de bak.

Bijwoordelijke bepalingen zijn net als die maden.


Ze krioelen door de hele zin heen, ze betekenen van alles en je hebt er als spreker bijna geen controle over. Toch is het heel goed mogelijk om helemaal "schone" zinnen te maken, zonder één bijwoordelijke bepaling erin. Maar in de praktijk komen zulke schone zinnen weinig voor.

Net als bijvoeglijke bepalingen een predicaat kunnen vormen bij zelfstandige naamwoorden, zo zijn er bijwoordelijke bepalingen die predicatief zijn bij andere woorden: bij werkwoorden, bij bijvoeglijke naamwoorden bijvoorbeeld. In de zin Je moet heel hard schreeuwen is heel hard een predicaat bij schreeuwen, want het schreeuwen moet heel hard zijn (het is een soort naamwoordelijk predicaat, dat je met een koppelwerkwoord kunt uitdrukken). Omdat heel hard een predicaat is bij het werkwoord schreeuwen is heel hard een bijwoordelijke bepaling. Maar binnen die bijwoordelijke bepaling heb je het woordje heel dat de graad van hardheid aangeeft. Niet zomaar hard maar héél hard. Het woord heel vormt dus een nadere bepaling van hard, wat zelf een bijwoord is, en dus is heel ook nog eens een bijwoordelijke bepaling.


Tot zover is er nog niet veel aan de hand. Die bijwoordelijke bepalingen zijn eigenlijk hetzelfde als de bijvoeglijke bepalingen, alleen horen de bijvoeglijke bepalingen altijd bij een zelfstandig naamwoord en de bijwoordelijke horen bij een andere soort woorden. Net als bijvoeglijke bepalingen kunnen bijwoordelijke bepalingen uit één woord bestaan (zoals heel in het bovenstaande voorbeeld), of uit hele woordgroepen.


In de zin Op de hoek van de straat stond een man hard te schreeuwen is heel hard bijwoordelijk (bij schreeuwen), heel is bijwoordelijk (bij hard), maar op de hoek van de straat is ook bijwoordelijk, want het schreeuwen is blijkbaar op de hoek van de straat. En van de straat is bijvoeglijk want het is een predicaat bij hoek, een zelfstandig naamwoord.

Maar bijwoordelijke bepalingen zijn er in veel meer soorten.


Echt madengedrag vertonen de zogeheten modaalpartikels, die overal opduiken, vaak onduidelijke -maar onmisbare!- bijdragen aan de betekenis leveren, en in allerlei combinaties door elkaar heen krioelen. In de volgende zin staan er zeven achter elkaar: Kom jij nu dan toch maar eindelijk eens eventjes hier. Al die kleine woordjes nu, dan, toch, maar, eindelijk, eens, eventjes (maar ook nog, pas, al, wel, bijna) worden door ons kwistig door de conversatie heen gestrooid. Waarom? Wel, ze houden de conversatie levendig, omdat ze vaak net een klein signaaltje geven over hoe de spreker over de wereld denkt. Zeg je het regent, dan is dat een neutrale mededeling. Met een kleine made erbij (het regent nog, het regent al) heb je vrijwel dezelfde inhoud, maar je geeft aan hoe die regen zich verhoudt tot jouw verwachtingen.


Soms heb je grotere betekenisverschuivingen (zoals bij het regent wel eens, dan heb je het niet over nu, maar over de kans op regen in het algemeen), maar steeds geef je iets prijs van je eigen gedachtenwereld of gevoelens.

Mooie zinsdeeltjes! Jammer dat ze allemaal zo gewoontjes bijwoordelijke bepaling heten...

14 opmerkingen:

  1. Dat de definitie van deze categorie 'bijwoordelijke bepalingen' veel te omvangrijk is, moge duidelijk zijn.
    Des te meer reden er eens diepere uitleg bij te geven. Duik bijvoorbeeld eens in de, mijns inziens, allerdiepste gewelven van ons Nederlands en kom uit bij de obscure subklasse van de modale bijwoorden: de oordeelspartikels (ja, die van de focus en de schakering, ja).
    In mijn ogen een onderwerp bij uitstek voor de Taalprof: waarom dit soort dagelijks zoveel gebruikte woorden zo obscuur in het systeem geplaatst: Zijn zij het verschil tussen dag en nacht of zijn zij verwaarloosbaar in hun trivialiteit?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Beste Jelrik,
    dank voor je reactie! Ik zal zeker nog een paar logs aan die partikels wijden. Het zijn inderdaad juist de schijnbaar triviale woordjes waar het meeste over te vertellen is. Aan de andere kant wordt hier ook tegenwoordig nog veel onderzoek naar verricht, dus er ligt nog niet veel kennis vast.
    Maar ik ben het met je eens dat de bijwoordelijke bepaling ten onrechte als een restcategorie wordt beschouwd: alles wat we niet anders kunnen benoemen (ik denk tenminste dat je dat bedoelt met "obscuur in het systeem geplaatst")

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Taalprof,
    Wat betreft het onderzoek op dit moment: daar heb je gelijk in. Er staat het één en ander in de ANS, maar dat is grotendeels voor meerdere interpretaties vatbaar.
    Toch is er zeker kennis voorhanden: wij zijn het er met z'n tweeën bijvoorbeeld al over eens dat er een enorm verschil tussen daadwerkelijke en schijnbare importantie is.
    En voor wat betreft de obscure plaatsing in het systeem: dat was precies wat ik bedoelde :).

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @Jelrik: Zo is het! Dat is dan wel mooi maar weer eens eventjes toch gezegd!

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Wat een ranzige vergelijking zeg! Brrr.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @Waris: ja, die vergeet je niet zo gauw!

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Jammer dat al die maden in één en dezelfde bak gegooid worden. Maar als je die bak precies kunt aanwijzen, dan is er voor wat betreft je grammaticale inzicht niet veel mis. Het opdelen van de bijwoordelijke bak in sub-bakken kan altijd nog.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. @Arie Molendijk: Mee eens! Ik wil alleen maar benadrukken dat het een interessante en veelzijdige bak is.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Beste Taalprof,
    Heerlijk verfrissend hoe jij met de grammatica omgaat. Ik ben beginnend docent Nederlands en leer elke keer nog een hoop. Alle boeken ten spijt, is jouw weblog toch mijn belangrijkste naslagwerk.
    Genoeg veren in je kont. Ik heb een vraag, waar ik het antwoord nog niet op heb kunnen vinden. In de zin 'Hoeveel koeien heeft die boer?', lijkt 'Hoeveel koeien' mij een bijwoordelijke bepaling. Is dat zo? En hoe ga ik dat uitleggen?
    In volle afwachting op jouw waarschijnlijk kraakhelder antwoord, verblijf ik,
    Gijs

    BeantwoordenVerwijderen
  10. @Gijs: dank voor al die veren!
    In de zin 'Hoeveel koeien heeft die boer?' is 'hoeveel koeien' geen bijwoordelijke bepaling, maar het lijdend voorwerp bij 'hebben'. Het is de invulling van het woordje 'iets' in de frase 'iets hebben'.
    Het lijdend voorwerp van 'hebben' heeft wel iets bijzonders, omdat je het werkwoord niet in de lijdende vorm kunt zetten. Maar het is duidelijk dat het werkwoord 'hebben' niet compleet is zonder zo'n zinsdeel 'iets'.
    Misschien kun je het uitleggen door erop te wijzen dat 'hebben' hier de betekenis "bezitten" heeft. Ook dat is wel lastig in de lijdende vorm te zetten, maar misschien is het makkelijker aan te nemen dat 'bezitten' een lijdend voorwerp bij zich heeft.
    Een andere manier om ernaar te kijken is via een parafrase als 'de boer heeft zoveel koeien in bezit'. Het zinsdeel 'in bezit' is dan bepaling van gesteldheid bij het lijdend voorwerp 'zoveel koeien'. Maar dat ligt een beetje aan het niveau van je leerlingen of dat een aardige aanvulling is.
    Eventueel kun je nog, ter aanvulling de volgende log lezen:http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/05/een_vreselijk_g.html
    Maar misschien vind je het te riskant om het zo te vertellen...

    BeantwoordenVerwijderen
  11. Toch een lijdend voorwerp dus... Door het woord 'hoeveel' raakte ik in de war. Wanneer de zin 'Heeft die boer koeien?' zou zijn, was er nooit een probleem geweest.
    Bedankt voor de uitleg!

    BeantwoordenVerwijderen
  12. @Gijs: ja, dat snap ik wel. Omdat 'hoe' altijd bijwoordelijk is, denk ik. Maar 'hoeveel' is toevallig alleen maar de vraagwoordvariant van het telwoord 'veel'. En de aanwijzende variant is dan 'zoveel'.

    BeantwoordenVerwijderen
  13. Beste Taalprof,
    ik ben hard bezig om meer inzicht te krijgen in de Nederlandse Taal, zodat ik mijn tentamen Basis Grammatica Nederlands na 5 pogingen eindelijk eens zal kunnen halen. Tijdens het oefenen zijn de volgende vragen bij mij naar boven gekomen. Zou u die willen/kunnen beantwoorden?
    * Wat is het verschil tussen een bijwoordelijke bepaling en een voorzetselvoorwerp?
    * Wat is het verschil tussen een bijstelling en een bijvoegelijke bepaling?
    * Wat is het verschil tussen een bijvoegelijke bepaling en een bijwoordelijke bepaling?
    * Wat is het verschil tussen een bijvoegelijk naamwoord en een bijwoord?
    * Wat is het verschil tussen een wederkerendvoornaamwoord en een wederkerigvoornaamwoord?
    Veel vragen, ik hoop dat u ze kunt beantwoorden.
    Hartelijke groet,
    Hannah

    BeantwoordenVerwijderen
  14. @Hannah: veel van deze vragen worden elders op deze site beantwoord. Klik eens in de "tag cloud" in de linkerkolom op de termen die in je vragen staan, en zoek naar een stukje waarin die termen worden uitgelegd.
    Kort gezegd komen de antwoorden op je vragen hierop neer:
    * Een voorzetselvoorwerp is een voorwerp en een bijwoordelijke bepaling is een bepaling. Dat klinkt flauw, maar het is het belangrijkste verschil. Het voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij het werkwoord, en de bepaling is een willekeurige toevoeging over de omstandigheden van de zin. Het verschil zie je goed in de twee betekenissen van een zin als 'Zij wachtte op haar nieuwe boot,' 'Hij geloofde alleen in de kerk' (voorwerp of plaats?), of (een lastige): 'de regen beperkt zich tot de avond.' (voorwerp of tijdsduur?)
    * Een bijstelling is een soort bijvoeglijke bepaling, namelijk de bijvoeglijke bepaling met een zelfstandig naamwoord als kern. Zo is in 'de broer van mijn vader' het zinsdeel 'van mijn vader' een "gewone" bijvoeglijke bepaling bij 'broer' (want 'van mijn vader' is een woordgroep met voorzetsel), en in 'mijn broer de kapper' is 'de kapper' een bijstelling bij 'broer,' want 'de kapper' is een woordgroep met zelfstandig naamwoord als kern.
    * Een bijvoeglijke bepaling is een bepaling bij een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord, een bijwoordelijke bepaling is een bepaling bij iets anders;
    * Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat "iets zegt van" een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord. Dat kan in drie zinsdeelfuncties: bijvoeglijke bepaling (de vrolijke jongen), naamwoordelijk deel van het gezegde (de jongen was vrolijk), en bepaling van gesteldheid (de jongen kwam vrolijk binnen). Bijwoorden zijn vaak kleine onverbuigbare woordjes (toch, al, nog, eens, pas), maar een bijvoeglijk naamwoord dat niet in een van de drie genoemde zinsdeelfuncties voorkomt, wordt ook als bijwoord benoemd.

    BeantwoordenVerwijderen