
De taalprof heeft een antenne voor leuke bepalingen van gesteldheid. Gisteravond had hij op de achtergrond het kunstprogramma
Opium op radio 1 aanstaan, waarin regisseur Deborah van Dam het had over haar nieuwe film over Liesbeth List. Hij zat maar half te luisteren, maar ineens hoorde hij de filmmaakster zeggen:
"Ik zei tegen haar: ik wil jou zonder make-up filmen."
Het klinkt een beetje flauw, maar zijn eerste gedachte was: wat maakt het nou uit of zij make-up opheeft terwijl zij Liesbeth List filmt? Maar dat was natuurlijk niet de bedoeling van de uitspraak. Hoe zit dat?
De dubbelzinnigheid van
Ik wil jou zonder make-up filmen is typisch voor een bepaalde soort bepaling van gesteldheid: de zogeheten
predicatieve toevoeging. Wat is een predicatieve toevoeging?
Alles wat je van iemand of iets zegt, alles wat iemand of iets
is of
doet, is een predicaat. Zeg je
Sinterklaas kucht, dan zeg je dat Sinterklaas iets doet (namelijk
kuchen).
Kucht is dan het predicaat. Dat is het werkwoordelijk gezegde. In de zin
Marsepein is lekker zeg je van marsepein dat het iets is (namelijk
lekker). Dat is het naamwoordelijk gezegde.
In iedere zin zit een naamwoordelijk of een werkwoordelijk gezegde. Maar daarnaast kunnen er nog talloze andere predicaten in een zin gepropt worden. In de zin
Sinterklaas sprak kuchend met het bange kind zitten maar liefst drie predicaten: Wat Sinterklaas doet is
praten (werkwoordelijk gezegde), het kind is
bang (bijvoeglijke bepaling), én: wat Sinterklaas ook nog doet, terwijl hij met het bange kind praat, is
kuchen. Dat laatste predicaat (
kuchend), dat is de bepaling van gesteldheid. En daar begint de pret.
Dit type bepaling van gesteldheid zegt van Sinterklaas dat hij kucht
terwijl hij met het bange kind praat. Dit type (de
vrije predicatieve toevoeging) kan in veel gevallen bij twee zinsdelen horen: bij het onderwerp of bij het lijdend voorwerp.
Dat type komt voor in de zin
Ik wil jou zonder make-up filmen. De woordgroep
zonder make-up is een predicaat, dat bij
Ik kan horen (
ik ben zonder make-up) óf bij
jou (
jij bent zonder make-up).
In de meeste gevallen valt deze dubbelzinnigheid trouwens helemaal niet op. In dit gesprek is het wel duidelijk wat de regisseur bedoelt. Het zou ook niet zoveel nut hebben om zelf geen make-up op te doen als je iemand anders filmt, daar zien de kijkers toch niks van. Maar er is nog iets anders aan de hand.
Vergelijk eens de twee zinnen
Ik trof jou zonder make-up aan, en
Ik kwam jou zonder make-up tegemoet. Allebei niet dubbelzinnig, nietwaar? In de eerste zin ben jij degene zonder make-up, in de tweede zin ben ik dat. Toch valt dat niet uit de situatie af te leiden. Het is een regelmatigheid in de taal zelf. Hoe zit dat nou weer?
Allereerst: is het niet wonderlijk dat jij dit precies hetzelfde aanvoelt als ik? Toch staat het in geen enkel grammaticaboekje, en er is niemand die jou dat taalgevoel aangeleerd heeft. Het is geen voorschrift over hoe het moet, het is een regelmatigheid, die jij geheel onbewust in je kindertijd opgepikt hebt.
Maar wat is dan die regelmatigheid? Waarschijnlijk heeft het iets met het
perspectief van de zin te maken. In de zin
Ik kom jou tegemoet is er sprake van een beweging van mij naar jou toe. Ik ben de bron, en jij bent het doel. In de zin
Ik trof jou aan is het eerder andersom. Jouw aanwezigheid wordt door mij opgemerkt. Nu ben jij de bron, en ik het doel. Het lijkt er in beide zinnen op, dat de bepaling van gesteldheid gekoppeld wordt aan de bron.
Met
ik film jou kun je twee kanten op: is dat een of andere actie van mij naar jou toe, of is er sprake van jouw beeld dat in mijn richting gaat? Kan allebei. Dus de bepaling van gesteldheid kan ook met jou of mij geassocieerd worden.
Kijk, dat is nog eens wat anders dan een saai werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde, of zo'n "boeiende" bijvoeglijke bepaling! Met de bepaling van gesteldheid is altijd wel wat leuks aan de hand.
Lees ook het vervolg op deze log (vooral als je denkt dat zonder make-up een bijwoordelijke bepaling is).