vrijdag 9 februari 2007

Alles heeft zijn prijs



Ha fijn, weer een discussie! Een lezer vraagt de taalprof: wat is de ontleding van de zin Wat is de prijs van die auto? En meer in het bijzonder, hoe benoem je het woordje wat? Naamwoordelijk deel van het gezegde, of... bijwoordelijke bepaling? Zo op het eerste oog een makkelijke vraag, maar ongemerkt ontspint zich een discussie die een interessante constructie boven water haalt.

Het voor de hand liggende antwoord op de vraag is (althans in mijn beleving): in de zin Wat is de prijs? is Wat het naamwoordelijk deel van het gezegde. De zin is de vragende vorm van De prijs is 1 euro, en in die zin is is koppelwerkwoord. Je kunt het vervangen door vrijwel elk ander koppelwerkwoord: De prijs is, blijft, wordt, lijkt, schijnt, blijkt 1 euro, het is allemaal prima. Ook de betekenis is in orde: die 1 euro is een nadere specificatie van de prijs, je zou het als een eigenschap van de prijs kunnen zien. Net als De prijs is hoog.


Wat kan iemand hier nou op tegen hebben?


Ja, zegt de lezer, maar je kunt Wat hier vervangen door Hoeveel, en dat is een bijwoord. Een bijwoord? Maar hoeveel ís helemaal geen bijwoord! Het is een onbepaald hoofdtelwoord. Weliswaar in vragende vorm, maar het is hetzelfde als zoveel of veel. Nee, wacht even, als je het naar het Frans vertaalt is het combien, en dat is een bijwoord. Ja dat klopt. Maar wat is dat voor een argumentatie?


Ander bezwaar dan: Wat is de prijs van die auto? is ongeveer hetzelfde als Wat kost die auto? In die zin is Wat toch een bijwoordelijke bepaling? Hm. Dat is tot mijn verbazing inderdaad wat de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) beweert, maar los daarvan: zo kun je natuurlijk ook niet redeneren. De zin Ik vind dat het moet gaan sneeuwen betekent ongeveer hetzelfde als Mijn mening is dat het moet gaan sneeuwen, en dat laatste is toch echt naamwoordelijk.


Maar wat een gekke ontleding eigenlijk, om in Die auto kost 100.000 euro het zinsdeel 100.000 euro als bijwoordelijke bepaling te benoemen. Hoe komt de ANS daar nou weer bij? Het is toch Die auto kost iets? Moet je daar iets als bijwoordelijke bepaling benoemen? Dat is dan de enige plaats waar iets bijwoordelijk is.


Gelukkig zijn niet alle grammatici het hiermee eens. Klooster, in zijn boek Grammatica van het hedendaags Nederlands, wijdt twee hele pagina's aan deze constructie. Hij vindt dat 100.000 euro hier een "pseudo-voorwerp" is. Een wat? Een pseudo-voorwerp. Dat is volgens mij een beetje ingewikkeld gezegd voor: het is eigenlijk een lijdend voorwerp, maar het heeft niet alle eigenschappen van een lijdend voorwerp.


Waar lijkt het dan nog meer op? Nou, dat zegt Klooster niet hardop, maar hij noemt kosten hier een "semi-koppelwerkwoord". Zeg dat nog es? Een semi-koppelwerkwoord. Dat is ingewikkeld gezegd voor: het lijkt op een koppelwerkwoord maar het heeft niet alle eigenschappen van een koppelwerkwoord.


Maar hoe zit het dan? Klooster legt het ongeveer als volgt uit: die auto kost 100.000 euro is een "korte vorm" van de prijs van die auto is 100.000 euro. Die laatste zin is naamwoordelijk (dat dan weer wel!), dus die eerste zin heeft ook iets naamwoordelijks. Het werkwoord kosten voegt niet veel meer aan de betekenis toe dan "de prijs is". Het is een betekenisarm werkwoord. Je zou het bijna een naamwoordelijk gezegde kunnen noemen, die auto kost 100.000 euro kun je ook losweg formuleren als die auto is 100.000 euro. Sterker nog, in informeel taalgebruik komt dat wel eens voor.


Daar heb je er maar een paar van, van die betekenisarme werkwoorden die allemaal met meetbare hoeveelheden te maken hebben: kosten, tellen, meten, inhouden. Ze worden gecombineerd met een meetbare hoeveelheid, vaak vergezeld van een maateenheid (graden, meters, liters, of valuta).


Maar wat is er dan voor bijwoordelijks aan? Ook dat is wel te beredeneren. In een zin als Die weg is drie kilometer kun je de zin aanvullen tot Die weg is drie kilometer lang. In die laatste zin is drie kilometer lang naamwoordelijk deel van het gezegde, en daarbinnen is drie kilometer een bijwoordelijke bepaling bij het bijvoeglijk naamwoord lang.


Dat drie kilometer heeft dus inderdaad iets bijwoordelijks, maar alleen op een abstract niveau. Als je een naamwoordelijk deel hebt, en je laat daar iets uit weg (wat dan ook), dan blijft datgene wat je overhoudt het naamwoordelijk deel. Daar doe je niets aan. Dat is een van de belangrijkste principes van de zinsontleding.


Kijk, dat is dan toch wel weer aardig! Leuke constructie, met die meetbare hoeveelheden. Snappen we ook meteen hoe die in elkaar zit! Zo zie je maar weer: als je maar diep genoeg graaft kom je altijd wel wat interessants tegen.

5 opmerkingen:

  1. Beste taalprof,
    De lezer over wie jij het hebt kan het niet laten. Word dus niet ongeduldig.
    Ik wilde hier de ANS verdedigen. Jij zegt: 'maar wat een gekke ontleding eigenlijk, om in 'Die auto kost 100.000 euro' het zinsdeel '100.000 euro' als bijwoordelijke bepaling te benoemen. Hoe komt de ANS daar nou weer bij?'
    Misschien redeneert de ANS als volgt. 'Die auto kost 100.000 euro' komt neer op 'De kosten van die auto zijn 100.000 euro'. Er wordt dus iets van 'kosten' gezegd, en dat is een werkwoord in de oorspronkelijke zin --> bijw. bepaling. De zaak is dan in de ogen van de ANS misschien vergelijkbaar met 'Piet loopt 3 km', wat neerkomt op 'het lopen van Piet is 3 km'. Er wordt dus iets van lopen gezegd --> bijw. bepaling (in de zin met het werkw. 'lopen').
    Ik gis maar wat, maar zo zou de ANS best gedacht kunnen hebben.
    (En nu moet ik snel weg. Morgen lees ik met plezier je reactie).

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Arie Molendijk: jij bedoelt dat de ANS zou denken dat '100.000 euro' een predicaat is bij het werkwoord. Hm. De ANS spreekt zelf over een "bijwoordelijke bepaling van hoeveelheid". Problematisch hieraan vind ik dat die zogenaamde bijwoordelijke bepaling dan een verplichte aanvulling vormt bij het werkwoord. Verplichte aanvullingen zijn anders alleen maar voorwerpen en bepalingen van gesteldheid. Bijwoordelijke bepalingen zijn anders altijd optioneel.
    Ik vind 'Piet loopt 3 kilometer' wezenlijk anders dan 'De afstand bedraagt 3 kilometer'. In het eerste geval kan ik '3 kilometer' vervangen door het woord 'ver', maar in het tweede geval kan dat niet (dan krijg je iets als 'zoveel'). Daarnaast is de aanvulling bij 'loopt' weglaatbaar en bij 'bedraagt' niet.
    Misschien dat in geval van 'kosten' de benoeming "bijwoordelijke bepaling" hoort bij de zin 'die auto kost duur', hetgeen echter als een fout wordt beschouwd (al komt het vaker voor). In die zin zou ik eerder geneigd zijn om 'duur' bijwoordelijk te noemen, al is dat ook niet zonder problemen.
    Ik zal eens iemand van de ANS-redactie hierover aanschieten.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ik was even de advocaat van de duivel AAN HET spelen, waar ANS=duivel.
    Ben zelf ook benieuwd wat ANS als argumentatie geeft

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Ik kan mij toch het meeste vinden in het standpunt van de taalprof:
    Wat is de prijs? hoeft niet te vragen naar een hoeveelheid: het vraagt m.i. naar een predicaat. Het antwoord zou ook kunnen zijn: "De prijs is een nieuwe iPod." Dan is het naamw.gez. overduidelijk aanwezig.
    "Wat" zou overigens bij het woordbenoemen nog kunnen doorgaan vcor onbepaald voornaamwoord: de prijs is wat/de prijs is "iets": een nader te bepalen hoeveelheid, of een nader te bepalen zaak. Toch?
    Rogier

    BeantwoordenVerwijderen
  5. @Rogier: 'wat' moet wel vragend voornaamwoord zijn. Dat kun je zien aan het feit dat er een toevoeging als 'in vredesnaam' bij kan (dat kan alleen maar bij vraagwoorden), én aan de bijzinsvolgorde: 'ik weet niet wat de prijs is'. Dat kan nooit met 'iets' ('ik weet niet iets de prijs is').

    BeantwoordenVerwijderen