

 
De geheime kring van grammatici die precies weten hoe het zit met de bepaling van gesteldheid is angstaanjagend klein geworden. Daarom is de taalprof een charmeoffensief begonnen ten behoeve van de bepaling van gesteldheid. 
Het eerste deel daarvan verscheen al eerder, maar de koek is nog niet op.
Wat is bijvoorbeeld een
 predicatieve toevoeging? Of een 
resultatieve werkwoordbepaling? Heb je dat altijd al willen weten? Denk je dat je die zelf nooit van zijn leven zult gebruiken? Lees dan snel verder!
Je moet weten dat een bepaling van gesteldheid "gewoon" een vorm van predicatie is. Als je dat niet weet, lees dan eerst 
dit gesprekje over predicatie, 
of het eerste deel over de bepaling van gesteldheid. Als je daar geen zin in hebt, even heel kort: predicatie is zeggen wat iemand of iets 
doet of 
is. Meer niet eigenlijk.
Die bepaling van gesteldheid heb je in drie soorten. Waarom? Omdat je er drie verschillende dingen mee kunt doen. De meest vrije vorm is de 
predicatieve toevoeging. Dan heb je een bestaande zin, en daar frommel je een los extra predicaat tussen. Bijvoorbeeld, je hebt 
De politicus stond op zijn zeepkist, en daar zet je dan 
schreeuwend bij: 
De politicus stond schreeuwend op zijn zeepkist. Lekker efficiënt, dan heb je meteen twee dingen tegelijk gezegd: dat die politicus daar stond, én dat-ie stond te schreeuwen. Predicatieve toevoeging, onthouden dat ding.
Nog mooier. Als je een bestaande zin hebt met een lijdend voorwerp dat je ook weg kunt laten (bijvoorbeeld 
De politicus las de krant), dan kun je een bepaling van gesteldheid toevoegen die bij dat lijdend voorwerp hoort: 
De politicus las de krant stuk. Is dat niet hetzelfde als een predicatieve toevoeging? Nee, want nu krijgt het predicaat ook nog een "resultaatbetekenis": de krant 
is niet stuk, hij 
gaat stuk als resultaat van het lezen. Als het goed is voel je die resultaatbetekenis zelf al haarscherp aan, ook al heeft niemand je dat ooit verteld. Is dat niet wonderlijk? Dat is nou 
de resultatieve werkwoordbepaling.
Maar het kan nog gekker. Neem een zin zónder een lijdend voorwerp, bijvoorbeeld 
Ik wandelde op straat. Hier kan niet eens een lijdend voorwerp bij! Maar nu komt het: zet er toch eens een lijdend voorwerp bij, samen met een predicaat, bijvoorbeeld: 
Ik wandelde op straat mijn schoenen stuk. Hee, nu kan het ineens wél! De betekenis is nu: "Ik wandelde op straat en het resultaat van dat wandelen was dat mijn schoenen stuk gingen". En dat allemaal met maar drie woordjes extra! Over efficiënt gesproken.
De combinatie van bepaling van gesteldheid en lijdend voorwerp is bij sommige werkwoorden zelfs standaard. Bijvoorbeeld 
Ik vind jou leuk. Dat betekent: "Ik vind dat jij leuk 
bent". Naamwoordelijke predicatie van 
leuk over 
jou, bij het werkwoord 
vinden. Eigenlijk is 
jou helemaal geen lijdend voorwerp bij 
vinden, want als ik jou leuk vind, dan vind ik niet jou. Het lijkt wel alsof eigenlijk die hele predicatie het lijdend voorwerp is bij 
vinden. In sommige gevallen versmelten dat werkwoord en dat predicaat zelfs tot één werkwoord, bijvoorbeeld 
goedkeuren.
Er zijn meer van dat soort werkwoorden. Sommige hebben zelf heel weinig betekenis. Wat denk je bijvoorbeeld van 
Jij maakt mij blij? Dat 
mij is wel het lijdend voorwerp bij 
maken, maar de betekenis is dat jij ervoor zorgt ("maakt") dat ik blij 
ben (resultaatbepaling). Niet dat "jij mij maakt". Ook al heeft iedereen hier de neiging om te zeggen, ja maar, hier is het werkwoord toch 
blijmaken, je kunt eenvoudig zien dat het een normale zin met een resultaatbepaling is. Veel betere ontleding!
En nou nog eens wat: 
ik heb een jas aan. Je kunt wel denken, dat gaat over 
aanhebben, en zelfs het woordenboek zal je gelijk geven, maar als je het bovenstaande gesnapt hebt, zie je dat dit eigenlijk óók een bepaling van gesteldheid is: "ik heb een situatie waarin een jas aan 
is". Vind je dit gek? Kijk dan eens naar 
Ik heb mijn werkstuk af, 
Ik heb mijn band lek, 
Ik heb de leraar op de kast (denk even niet letterlijk). In deze zinnen 
is het werkstuk af, de band 
is lek, de leraar 
is op de kast. Allemaal predicatie. Allemaal bepaling van gesteldheid. Als je goed kijkt, kom je ze overal tegen.