zaterdag 11 november 2006

Sprookjes van Chomsky: de opmaat




De afgelopen maanden hebben er al twee lezers aan de taalprof de vraag gesteld om een "morfologisch sprookje" te verzinnen. Blijkbaar loopt er ergens een leraar of lerares Nederlands rond
die deze opdracht verzint.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik er aanvankelijk niet veel mee aankon. Een morfologisch sprookje? Wat zou je je daarbij voor moeten stellen? Woorden die elkaar tegenkomen en samen, als een ander woord avonturen beleven? Het sprookje van de pannenkoek die zich verslikte in een extra n? Hee, dat is eigenlijk best een leuke invalshoek! Weet je wat? Dat ga ik eens lekker na-apen!

Ik hoop niet dat ik hiermee meer docenten voor de voeten loop, en ik zal ook geen morfologische sprookjes gaan schrijven, maar een syntactisch sprookje lijkt me wel wat. En eigenlijk is dat idee helemaal niet zo nieuw: de beroemde taalgeleerde Jac van Ginneken paste het al toe in zijn Roman van een Kleuter
uit 1917 (onlangs nog op het internet gezet door de Leidse hoogleraar Gerard Kempen). Van Ginneken schreef weliswaar geen sprookjes, maar hij verzon wel een verhaaltje (met plaatjes!) om de grammatica aanschouwelijk te maken.

Ik heb geen flauw idee of een sprookje de grammatica wel gemakkelijker maakt, maar daar gaat het dan ook helemaal niet om. Die verhaaltjes van Van Ginneken zijn bij nalezing eigenlijk ook totaal onbegrijpelijk als illustratie van de taaltheorie. Maar ik wil wel eens zien hoe lang je een vergelijking kunt volhouden. Dus ik begin gewoon. Kan mij het schelen.








Geen opmerkingen:

Een reactie posten