zondag 7 december 2014

De tijdschriftsketch

(vrij naar Monty Python)

(Man en vrouw zitten aan een tafel de column Proftaal in het decembernummer van het tijdschrift Onze Taal te lezen)
Man: Wat een fijn tijdschrift is dit toch, nietwaar lieverd? Met zijn uitgebalanceerde mengeling van lering en vermaak.
Vrouw: O ja! En dat onberispelijke taalgebruik!
(De taalprof verschijnt bij de tafel)
Taalprof: Meneer, mevrouw, ik zie dat u mijn column aan het lezen bent. Is alles naar wens?
Vrouw: O ja hoor taalprof, er zitten wel weer pittige stukjes in, maar dat mag best met de feestdagen.
Man: Een beetje gekruid, ha ha ha.
Taalprof: Ha ha ha
Man: Een klein dingetje, taalprof. In de tweede zin schrijft u Met kloppend hard. Dat moet natuurlijk Met kloppend hart zijn. Vergissinkje!
Taalprof: Wat zegt u?
Vrouw: Hier, ziet u wel? U schrijft hart per ongeluk met een d. Kan gebeuren. Is niet storend hoor.
Taalprof: O, mevrouw, meneer, het spijt me heel erg.
Man: Niet nodig hoor, het valt bijna niet op.
Taalprof: Neeneenee, ik weet zeker dat onze eindredacteur zich ook bij u zal willen verontschuldigen, ik roep hem er meteen bij. (exit)
Vrouw: Nou schat, ze nemen dat onberispelijke taalgebruik hier wel serieus, vind je niet?
(Eindredacteur en taalprof op)
Eindredacteur: Goedemorgen, mevrouw, meneer, mag ik even? (werpt een blik op de column). Dat is een lelijke spelfout, taalprof. Zoek uit wie hiervoor verantwoordelijk is en ontsla hem.
Vrouw: O nee nee!
Eindredacteur: Of beter: ontsla de hele taaladviesdienst. Dit kunnen we niet hebben.
Man: Luister, we willen er niet zo veel stampij over maken.
Eindredacteur: Neenee, u hebt gelijk dat u ons hierop opmerkzaam maakt. Taalprof, ga meteen de directeur vertellen wat hier aan de hand is!
(Taalprof exit)
Man: Maar u hoeft er toch niet zo'n hele toestand van te maken!
Eindredacteur: Meneer, mevrouw, ik verzeker u dat het geen moeite is. Wij willen er alleen maar voor zorgen dat u van een ongestoorde leeservaring in ons blad kunt genieten.
Vrouw: Maar dat doen we ook! Het was maar een klein spelfoutje.
Eindredacteur: Mevrouw, ik weet het, en ik bied u mijn welgemeende, nederige excuses aan dat u in ons blad geconfronteerd bent met zo'n vieze, zo'n smerige stinkende spelfout.
Man: Hij stinkt niet.
Eindredacteur: Hij stinkt, hij is verderfelijk en walgelijk en ik haat hem, ik haat hem! Akelige, morsige, slordige, geniepige kleine d/t-fout! O... o... o.
(rent vertwijfeld weg. De directeur komt op, met een rood potlood in zijn hand)
Directeur: Meneer, mevrouw, ik ben de directeur van dit Genootschap. Ik ben zojuist pas ingelicht over de situatie. Mag ik er even bij komen zitten?
Man: Ja, natuurlijk.
Directeur: Ik wil u mijn diepe, nederige en schaamtevolle gevoelens van spijt betuigen over deze spelfout.
Vrouw: Het was maar een klein dingetje. Je ziet het nauwelijks.
Directeur: O, u bent fijne, grootmoedige lezers, dat u dat zo zegt. Maar ik zie hem wel. Voor mij is het een etterende zweer die met zijn walmende pus het hele tijdschrift vergiftigt.
Man: Nounou, zo erg is het nu ook weer niet.
Directeur: Het raakt me diep. Er zijn ook geen excuses voor, het is niet goed te praten. Ik heb het de afgelopen tijd ook erg druk gehad, met het einde van het jaar en zo, allerlei dingen die dan op een hoop komen. (emotioneel) We hebben het de laatste jaren toch al zo moeilijk gehad. De tijdschriftenmarkt stortte in en de abonnees liepen weg naar het internet en de televisie. We kregen er allemaal een punthoofd van. Maar we hebben met zijn allen de handen ineengeslagen en onze schouders eronder gezet, en met keihard werken, doordeweeks en in het weekend, hebben we ons weer langzaam uit het dal omhoog geworsteld. Er was eindelijk licht aan het einde van de tunnel. En nu dit... nu dit!
Vrouw: Wilt u misschien een glaasje water?
Directeur: Dit is de laatste druppel!
(een boomlange taaladviseur komt op, vervaarlijk zwaaiend met een naslagwerk)
Taaladviseur (schreeuwt) Stelletje klootzakken! Stelletje harteloze klootzakken! Kijk nou wat je gedaan hebt! Deze man heeft zich jarenlang uit de naad gewerkt om dit tijdschrift te maken tot wat het nu is. En dan komen jullie hier met je kleine, zielige gevit, en je trapt hem helemaal in het stof. Deze fijne, achtenswaardige man, wiens schoenveters jullie nog niet waardig zijn te strikken. O, dat maakt mij woest... woest (slaat met het naslagwerk op de tafel)
(de taalprof snelt toe en probeert hem tegen te houden)
Taalprof: Rustig, rustig! (grijpt naar zijn hoofd) O, mijn punthoofd! Mijn punthoofd!
Directeur: Dit is het einde! Ik kan het niet meer aan!
(steekt zichzelf met het rode potlood in het hart)
Taaladviseur:  Hij is dood! Ze hebben hem vermoord! (raakt buiten zinnen; pandemonium)

En dan nu de clou:
Man: Het is maar goed dat we niet over die ontleding zelf zijn begonnen.

8 opmerkingen:

  1. Hallo Taalprof,

    In je column had je het over de ontleding van 'Hoe huppelt zijn paardje het dek op-en-neer'. Volgens mij lijkt 'rond' in 'Hij huppelde/liep/?keek de kamer rond' erg op 'op-en-neer'.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Mee eens. En wat is volgens jou de ontleding van 'Hij keek de kamer rond'?

      Verwijderen
    2. Ik geloof dat ik bij 'de kamer rond' wel de neiging heb om het als een bijwoordelijke bepaling te beschouwen, maar het gekke blijft dan dat je 'de kamer rond' niet kunt combineren met een lijdend voorwerp: '*Hij zong een liedje de kamer rond.' Misschien als het lijdend voorwerp met het werkwoord een semantische eenheid vormt ('?Hij wierp een blik de kamer rond,' maar daar vind ik toch ook iets geks aan).

      En bij dat 'op en neer' heb je dan nog de extra puzzel wat het voor een nevenschikking is (in elk geval niet 'het dek neer,' dus 'op en neer' zou op zichzelf een nevenschikking moeten zijn).

      Verwijderen
  2. Ik ben er ook niet uit, maar ik denk ook de kant op van een bijwoordelijke bepaling. Het is dan wel een gekke, namelijk een die een complement neemt. 'Tegemoet' in 'Het paardje huppelde me tegemoet' lijkt er ook wel wat op.

    In het Fries kun je in de bovenstaande zin voor 'rond' ook de woordgroep 'yn it rûn' (in het rond) gebruiken: 'hy huppele/rûn/seach de keamer yn it rûn'. Dat een woordgroep hetzelfde doet als een woord is blijkbaar niet beperkt tot 'op-en-neer'.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Maar die nevenschikking 'op en neer' suggereert toch dat het allebei predicatief bedoeld is, want 'neer' kan geen achterzetsel zijn.

      Verwijderen
  3. Ik zit nog te denken aan de Engelse constructie 'He looked her up and down'. Weet jij of 'her' daar een lijdend voorwerp is, dat je bijvoorbeeld kunt bevragen: 'Who did he look up and down?'?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Je zult zelf al wel gegoogeld hebben, dus dan heb je vast gezien dat "was looked up en down" verscheidene geloofwaardige vindplaatsen heeft (I was looked up and down, she was looked up en down), dus iets van extractie lijkt wel mogelijk.

      Het kan ook zijn dat het Nederlandse voorbeeld iets van een small clause constructie is ([het dek op en neer]), waaruit het subject terecht is gekomen op de (thematisch lege) positie van een lijdend voorwerp, met als gevolg dat het zich syntactisch ook zo gedraagt. In minder technische woorden: qua vorm een voorwerp, qua betekenis een bepaling.

      Het probleem is dat ik daar eigenlijk niet echt andere voorbeelden van ken: ik kan jouw Engelse voorbeeld qua betekenis minder goed beoordelen denk ik. Het lijkt me iets van 'op een bepaalde manier naar iemand kijken' dus het heeft ook wel iets van een richtingbepaling, maar je kunt er misschien ook qua betekenis een voorwerp in zien.

      Verwijderen
  4. Goed om te zien dat mijn favoriete vliegend circus onverminderd aftreksel geni-d.

    BeantwoordenVerwijderen