dinsdag 31 oktober 2006

Blijven proppen




Als je iets ergens in wil proppen, moet je flink duwen. In een lege container kun je niet echt proppen. Als hij bijna vol is wel. Je propt en je propt, en uiteindelijk is de container vol. Dan kan er echt niets meer bij.


Sommige lezers zijn al vol als de taalprof wil beginnen met proppen. Dan lijkt het proppen onbegonnen werk, maar misschien kan er met heel veel moeite toch nog een beetje bij. Er zou eigenlijk iets uit moeten om plaats te maken.


Een lezer verzet zich tegen de ontleding van de kinderen propten zich vol met chips. Hij schrijft: Natuurlijk is 'volproppen' een geheel. Het staat daarom ook gewoon in de woordenboeken. 'Proppen' bestaat niet; 'zich volproppen met ...' wel. Dat zijn twee stellige beweringen: volproppen bestaat, en proppen niet. Nou had ik die eerste mogelijkheid in de analyse nadrukkelijk open gehouden. Ik vind het niet de beste analyse, maar ik zie ook wel dat mensen vol proppen aan elkaar schrijven, en ik accepteer het argument dat het woordenboek volproppen als lemma opneemt (ook al staan daar andere argumenten tegenover)


Dat proppen niet zou bestaan is een absurde bewering, zeker als je net volproppen in het woordenboek hebt opgezocht. Want wat staat daar als betekenisomschrijving? "overvol maken door het bedoelde of in een bepaling genoemde erin te proppen, te duwen". De betekenisomschrijving van volproppen maakt nota bene gebruik van proppen. Hoezo bestaat dat niet?


Daar komt nog eens bij dat het woordenboek blijkbaar ook de ontleding aanhangt dat met chips een bijwoordelijke bepaling is. Wat er met het bedoelde bedoeld wordt is volslagen onduidelijk, maar dat in een bepaling genoemde, dat zijn toch die chips, nietwaar?


De weerspannige lezer heeft hier een ander idee over. Hij zegt: "zich volproppen met... [bestaat wel, en] op de plaats van de puntjes komt altijd een voorwerp; hier: chips. En 'met' is het verbindende woord. Het is dus een voorzetselvoorwerp." Dat klinkt goed, maar het is alleen de laatste helft van een redenering. Als chips een voorwerp is, is met chips een voorzetselvoorwerp. Ja, dat wil ik wel aannemen, maar waarom zou chips een voorwerp zijn?


De lezer is hier niet duidelijk, maar hij keert zich in ieder geval tegen de benoeming "bijwoordelijke bepaling van doel/middel": "De kinderen hebben toch niet een bepaald doel met die chips. Die eten gewoon lekker veel chips (= lijdend voorwerp)."


Die kinderen eten "gewoon" lekker veel chips, dat is wel zo. En bij eten is chips lijdend voorwerp, daar is ook geen speld tussen te krijgen. Maar wat zegt dat? Als de zin was geweest De kinderen verhoogden hun cholesterolpercentage met chips hadden ze net zo goed "lekker chips gegeten", maar in dat geval is toch echt het cholesterolpercentage het lijdend voorwerp. En met chips is bijwoordelijk.


Nou wil ik ook wel toegeven dat zo'n gebruiksbepaling en een lijdend voorwerp dicht bij elkaar liggen. Zelfs zo dicht, dat er gevallen zijn waar je beide zinsdelen kunt gebruiken. In De ouders voerden hun kinderen chips is chips lijdend voorwerp (en hun kinderen meewerkend voorwerp), maar in De ouders voerden hun kinderen met chips is met chips een gebruiksbepaling (en hun kinderen lijdend voorwerp). Dan maken de ouders gebruik van chips om hun kinderen te voeren (die constructie zul je misschien eerder bij dieren gebruiken, maar misschien maken sommige mensen dat verschil niet). Die twee zinnen liggen qua betekenis dicht bij elkaar, maar dat is geen reden om hun ontleding door elkaar te halen.


Is dit nou geen haarkloverij? Is dit niet alleen iets "voor de liefhebbers"? Waarom moeten wij ons hier het hoofd over breken?


Een van de redenen dat de grammaticalessen veel mensen de keel uithangen is dat ze vol (gepropt) zitten met allerlei onbegrijpelijke trucjes, ezelsbruggetjes en halve regeltjes die nu eens wel, en dan weer niet van toepassing lijken. Vaste voorzetsels, verbindende woordjes, weglaatbaarheid, het zijn allemaal van die vage regels waarvan niemand weet waar ze vandaan komen, waar ze toe dienen, en hoe ze moeten worden toegepast.


De enige oplossing om uit dit moeras te raken is, jezelf af te vragen wat nu de essentie is van zo'n benoeming als voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling. Waaróm lijkt het voorzetsel bij een voorzetselvoorwerp een "vast voorzetsel"? Alleen dan kun je die regeltjes met vrucht gebruiken.


De taalprof is om die reden eigenlijk wel blij dat mensen het niet altijd met hem eens zijn. Dat is tenminste een teken dat er mensen zijn die graag willen blijven denken, en niet zomaar vertrouwen op autoriteit of blinde toepassing van regeltjes. Graag nodigt hij je daarom uit het met hem oneens te zijn.

5 opmerkingen:

  1. Beste taalprof
    'Als je iets ergens in wil proppen...'
    Heb ik je hier op een foutje betrapt?
    Moet toch zijn: 'je wilt' ?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Aagje: dat moet niet. Zie http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/02/vragen_3.html#comment-16709951
    mijn reactie op een vraag van een andere lezer (en eventueel de link die daar genoemd wordt naar nóg een ander antwoord). Maar toch fijn dat je mij op een foutje wil(t) betrappen. Lees anders ook http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/04/ontleedgevecht_.html
    Dat heeft wel niks met deze taalkundige kwestie te maken, maar op de een of andere manier sluit het wel hierbij aan.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Is 'hun kinderen' geen bezittend voorwerp of belanghebbend voorwerp? Ik snap het verschil dan ook vaak niet, kunt u dat uitleggen?

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @joris: wat 'hun kinderen' voor een zinsdeel is hangt af van waar het staat. In de zin 'Hun kinderen zijn slim' is het onderwerp, in 'Ik ken hun kinderen' is het lijdend voorwerp, en in 'Ik geef hun kinderen een snoepje' is het meewerkend voorwerp.

    BeantwoordenVerwijderen