zondag 8 november 2015

Daar wordt weer eens aan dezelfde deur geklopt

Misschien is het ook wel een eeuwige kwestie: bestaat er wel zoiets als een plaatsonderwerp? Daarover heb ik al in 2007 eens een stukje geschreven, maar zo af en toe loop ik iemand tegen het lijf (een taalkundige, een leraar, of een gewoon mens, dat komt ook voor) die vindt dat het plaatsonderwerp maar een onzinnige term is voor een zinsdeel dat heel goed met de benoeming bijwoordelijke bepaling afgedaan kan worden.

Ik denk dat het hele punt aan beide kanten niet helemaal overtuigend gemaakt kan worden. Het plaatsonderwerp heeft eigenschappen die helemaal niet passen bij een onderwerp (het is niet referentieel, het geen zelfstandig naamwoord en ook geen duidelijk zelfstandig voornaamwoord, het draagt geen getal, geen persoon, en het kan wegvallen als het onmiddellijk naast een bijwoordelijke bepaling staat). Anderzijds heeft het ook kenmerken die uitzonderlijk zijn voor een bijwoordelijke bepaling: het is gevoelig voor eigenschappen van de zin die met het onderwerp samenhangen (er kan een 'getalsonderwerp' bij, het staat onbeklemtoond op de eerste zinsplaats, en het komt zelfs voor in combinatie met daar, wat een 'echte' bijwoordelijke bepaling van plaats is).

Nog lastiger wordt het in die gevallen dat het plaatsonderwerp er vervangen zou zijn door het woordje daar. Het gaat dan altijd om uitzonderlijke gevallen, zoals in de liedtekst Daar was laatst een meisje loos en het sprookjesbegin Daar was eens... In beide gevallen heb je niet de indruk dat je daar kunt bevragen met waar (Waar was laatst een meisje loos? Waar was eens?), hetgeen een indicatie zou kunnen zijn dat daar hier niet echt iets betekent, maar alleen ter opvulling gebruikt is. En het zou dan daar zijn en niet er vanwege het metrum of de archaïsche formule.

Vandaag had ik een discussie op facebook over de zin Daar werd aan de deur geklopt. Is daar daar nu plaatsonderwerp of bijwoordelijke bepaling van plaats? Ik zou neigen naar plaatsonderwerp, ik denk voornamelijk omdat ik het bevragen vreemd vind (Waar werd aan de deur geklopt? Nou daar!). In de bijwoordelijke interpretatie stel ik me voor dat je met een timmerman naar de slijtplekken op een deur staat te kijken en dan uitlegt: 'Kijk, daar werd steeds aan de deur geklopt.' In het lied begrijp ik daar eerder in een afgezwakte betekenis, die meer weg heeft van het plaatsonderwerp. Ik geloof niet dat men, al zingende, ook nog de behoefte heeft om de plaats van de deur nader aan te wijzen. Gewoonlijk is in de huiselijke context bekend waar de deur zich bevindt.

Veel meer argumentatie heb je denk ik niet. Je kunt nog opmerken dat los van die muzikale context de zin Daar werd aan de deur geklopt gemarkeerder is dan Er werd aan de deur geklopt, en in die laatste zin heb je betere argumenten om van een plaatsonderwerp te spreken (zoals er onbeklemtoond op de eerste zinsplaats), maar dan houdt het zo ongeveer op.

Misschien heb ik nog een "deiktisch argument." Als je tijdens het uitspreken van het woordje daar in het lied iets met je vinger zou willen doen (iets ondersteunends in de talige context dan), dan lijkt het me heel onnatuurlijk om nadrukkelijk in de richting van de deur te wijzen (als wij vroeger in de kamer zaten was de voordeur niet eens zichtbaar, omdat die zich in de gang bevond). Wat je volgens mij eerder doet, is met je vinger recht omhoog, in de lucht wijzen (ongeveer ter hoogte van je gezicht, in de buurt van je oor). Dat lijkt me de betekenis van het presentationele er. Het plaatsonderwerp kondigt iets aan. Meestal het getalsonderwerp, maar bij gebrek aan een getalsonderwerp hier de gebeurtenis van het kloppen. Daarom vind ik daar in Daar wordt aan de deur geklopt toch meer een plaatsonderwerp.




13 opmerkingen:

  1. Lastige discussie. Ik kan me in deze uitleg vinden en ga voor plaatsonderwerp.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Me too! Helemaal mee met de argumentatie van de Taalprof!

      Verwijderen
  2. Bijwoordelijke bepaling, namelijk met een ruimtelijke referentie. Niet in de zin van 'plaats', maar als een voorval op een ongedefinieerde tijdstip. 'Daar' kan niet kloppen; grammaticaal noch semantisch.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik begrijp dat je 'er' in al die gevallen bijwoordelijke bepaling van plaats wilt noemen? Dat kan natuurlijk (er zijn taalkundigen die dat ook vinden), maar waarom kan ik dan geen vraagzin maken als 'Wordt gedanst?' waarin die bijwoordelijke bepaling is weggelaten?

      Verwijderen
  3. Omdat er grammaticaal iemand moet dansen of er ergens gedanst moet worden?

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Waarom zou dat grammaticaal moeten? Ik kan toch ook vragen 'Wordt dit boek wel gelezen?' Dat moet dan toch ook ergens gebeuren? Maar daar hoeft dan geen 'er' bij. Waarom niet, vraag ik me dan af. Als het dan zo'n gewone plaatsbepaling is.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. In jouw voorbeeld van de passieve zin 'Wordt dit boek wel gelezen' is 'dit boek' het onderwerp. In de bedrijvende vorm zou het onderwerp diegene zijn die 'dit boek' leest. Waarom? Omdat deze handeling, lezen, dat vereist.
    Neem de zin 'er wordt gelezen.' Dan is 'er' niet degene die 'wordt gelezen' en in de bedrijvende vorm ook niet dat wat 'leest' (iemand leest iets). Het onderwerp waar het WWG (als handeling) of NWG (bij toestand) betrekking op heeft staat niet in de zin.
    De 'er' is dan ook niet het onderwerp dat het 'gelezen worden' ondergaat maar verwijst naar óf plaats óf tijdstip van de handeling en mogelijk zelfs beide. In mijn ogen is dat een bijwoordelijke bepaling.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Je redeneerde in eerste instantie vanuit de betekenisrol van het onderwerp. Daarbij merkte je op dat 'er' niet de betekenisrol vervult van degene die iets doet, en je zei dat er 'grammaticaal iemand moet dansen of ergens gedanst moet worden.' In mijn voorbeeld (de lijdende vorm) is die iemand niet uitgedrukt, en ook is de plaats niet uitgedrukt. Daarop moet je je argument aanpassen om ook het onderwerp van de lijdende vorm al voldoende te vinden. Jouw stelling zou dan iets moeten worden als 'Grammaticaal moet er iemand dansen, of iets gedanst worden, of er moet ergens gedanst worden.' Ten minste één van die zinsdelen moet aanwezig zijn (als ik je goed begrijp). In de zin 'Er wordt gedanst' is geen van die zinsdelen aanwezig, tenzij we 'er' begrijpen als bijwoordelijke bepaling. Dat is volgens mij wat je beweert, nietwaar?

    Een tweede lijn van argumentatie is dat je 'er' ook daadwerkelijk interpreteert als plaats of tijdstip van de handeling.

    Dat zijn natuurlijk allebei valide argumenten, waar echter wel iets op af te dingen valt. De eerste stelling, dat er naast het gezegde per se een onderwerp, voorwerp of bepaling in de zin aanwezig moet zijn, is natuurlijk in zijn algemeenheid niet juist (denk maar aan een gebiedende wijs, waar alleen het werkwoord voldoende is). Daarnaast geeft dit argument geen uitsluitsel over de functie die 'er' vervult, want aangezien onderwerp óf bepaling aanwezig zou moeten zijn, zou je 'er' dus als een van beide kunnen benoemen.

    Je tweede argumentatie is natuurlijk niet bestrijdbaar: als jij het als plaats of tijd interpreteert, dan kan ik hooguit daartegenover stellen dat ik dat niet doe, en dan wordt het een kwestie van 'kan allebei' of 'meeste stemmen gelden.' Ik maak daarbij wel de kanttekening dat je 'er' kunt laten staan, ook als je er een (andere) tijd- of plaatsbepaling bij zet: 'Er wordt op zaterdag in de meeste discotheken tot laat in de avond gedanst'). Als er al plaats- en tijdbepalingen bij staan, waarom zou je daar dan nog 'er' bij willen zetten? Bovendien noemde ik al het probleem dat 'er' dan een onbeklemtoonde plaats- of tijdsbepaling op de eerste zinsplaats zou zijn, en dat is in andere zinnen onmogelijk. Je kunt niet zeggen 'Er heb ik gedanst.' Waarom niet, als 'er' een gewone plaatsbepaling zou zijn?

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Je samenvatting van mijn argumentatie is correct.

    Hieraan voeg je een kanttekening toe dat er niet altijd een onderwerp in de zin aanwezig is. Dat is juist en is ook niet mijn bewering. Een zin kan zo geconstrueerd zijn dat het onderwerp waarop een werkwoord betrekking heeft buiten de zin zelf ligt. Bijvoorbeeld in zinnen in de gebiedende wijs, maar ook, naar mijn mening, in je zin 'Er wordt op zaterdag in de meeste discotheken tot laat in de avond gedanst.'

    Wellicht leun ik meer op de taalgebruiksgrammatica dan mij lief is of door deskundigen geoorloofd wordt geacht, maar ook taalkundig kan ik van 'er' geen naamwoord maken dat in staat is iets te doen of waaraan een eigenschap kan worden gekoppeld.

    En waarom 'er' nog toevoegen als er al plaats- en tijdsbepalingen in de zin staan?
    Ik vraag me af of dat essentieel is. Wat te denken van deze zin: 'Op zaterdagavond wordt in de meeste discotheken tot laat in de avond gedanst.' Is deze zin minder correct nu er geen 'er' in voorkomt?


    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Het is inderdaad een probleem voor de plaatsonderwerp-aanhangers dat 'er' kan wegvallen als het onmiddellijk naast een plaatsbepaling staat. Het punt is echter niet dat het essentieel is, maar dat het er überhaupt kan staan, en in sommige varianten van de zin zelfs moet staan. In mijn zin kun je het niet weglaten.

      Jouw eerste argumentatielijn was dat één van de zinsdelen (niet per se het onderwerp) onderwerp, voorwerp of bepaling aanwezig moest zijn. Daarbij plaatste ik de kanttekening dat dat dus niet hoeft. Daar ben je het blijkbaar mee eens, waardoor die eerste lijn volgens mij wegvalt.

      Wat je nu toevoegt is dat 'er' een naamwoord moet zijn om onderwerp te kunnen zijn. Daar kan ik een eind in meegaan, maar we hebben het hier niet over een gewoon onderwerp, maar over een 'plaatsonderwerp.' Dat is normaliter verbonden met een 'getalsonderwerp,' zoals in 'Er liggen twee boten op het strand.' Daarin is 'twee boten' het getalsonderwerp, en 'er' wordt gezien als de 'opvuller' van de onderwerpsplaats, en benoemd als plaatsonderwerp. Benoeming als gewone bijwoordelijke bepaling is hier ook vreemd om de genoemde redenen (er staat al een plaatsbepaling en gewoonlijk kan een onbeklemtoonde plaatsbepaling 'er' niet op de eerste zinsplaats staan).

      Als je dat zou accepteren (doe je dat eigenlijk?) dan is het dus mogelijk dat het onderwerp uit twee stukjes bestaat: een 'plaats-deel' en een 'getals-deel.' In de zinnen waar we het hier over hebben is dus alleen dat 'plaats-deel' over. Dat hoeft dus geen naamwoord te zijn. Het is niet het totale onderwerp, maar alleen het stukje dat nodig is om de plaats op te vullen.

      Zoals ik al eerder opmerkte, ik denk dat het punt aan beide kanten niet helemaal gemaakt kan worden. Aan beide benoemingen zitten voor- en nadelen.

      Verwijderen
  8. Beste Taalprof

    U zegt in uw argumentatie waarom 'er' geen plaatsonderwerp zou zijn, dat 'er' kan wegvallen indien het naast een bijwoordelijke bepaling staat. Kan u daar een voorbeeld van geven?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ja, in de zin ´Gisteren hebben er kinderen in het park gespeeld´ kun je ´er´ niet zo gemakkelijk weglaten ('Gisteren hebben kinderen in het park gespeeld'). Maar bij 'Gisteren hebben er in het park kinderen gespeeld' gaat dat veel beter: 'Gisteren hebben in het park kinderen gespeeld.'

      Verwijderen