maandag 2 december 2013

Werpt Renkema zelf nieuw licht op koningslied?

De werkelijkheid is altijd spannender dan je kunt verzinnen. Het scenario dat ik gisteren bedacht voor de onbegrijpelijke passage in een interview met Renkema in de NRC klopt niet. De betreffende journaliste, Martine Kamsma, reageert via twitter: Uitleg komt uit de afscheidspublicatie van Renkema, interview heeft hij gelezen. Helaas: het was dus niet de boodschapper. Wat moeten we daar nu van vinden?

Afgezien van de suggestie dat er onbegrijpelijke wartaal uit een publicatie van Renkema is overgeschreven (wat ik zeker ga controleren als ik de kans krijg), proef ik in de reactie van de journaliste iets geïrriteerds. Iets van 'de boodschapper heeft het zeker weer gedaan.' Alsof het alleen maar de bedoeling van de taalprof zou zijn om journalisten te bashen.

Ik snap heel goed dat journalisten vaak het mikpunt zijn van onredelijke kritiek. Het minste foutje wordt ze onmiddellijk aangewreven, en ze worden geïdentificeerd met elke mening van elke geïnterviewde. Je hebt een mooi interview gemaakt, er staat een spelfoutje in, en de krant krijgt tientallen brieven over het spelfoutje en geeneen over de inhoud. Maar in dit geval lijkt me er iets anders aan de hand.

Als Renkema heeft geschreven of gezegd dat die je wist een bijzin is in de dag die je wist dat zou komen (wat we dus nog moeten vaststellen), en dat die bijzin 'omhoog gehaald is,' dan lijkt me dat voor een leek (en zelfs voor een taalkundige) totaal onbegrijpelijk. Hoezo een bijzin? Wat is dat voor een bijzin? En wat is 'omhoog gehaald'? Ja sorry hoor, dan kun je als journalist wel zeggen: 'Ik heb het alleen maar overgeschreven, don't kill the messenger,' maar dan heb je volgens mij een te arm beeld van de journalist als dictafoon.

Naar mijn idee heeft de journalist de taak om de lezer te ondersteunen in de duiding van het nieuws. Als het alleen maar gaat om weer te geven wat er gebeurd is, zet er dan een camera op en schaf de kranten af. Natuurlijk kan het voorkomen dat een wetenschapper iets zegt dat moeilijk of abstract is, maar vraag dan om nadere uitleg zou ik zeggen.

Ik wil trouwens best toevoegen dat ik het een mooi interview vond. De reden waarom ik op die passage inga is deze: gáát het een keer over grammatica, staat er meteen iets onbegrijpelijks. Blijkbaar is het de moeite niet waard om dat te begrijpen.

6 opmerkingen:

  1. "maar dan heb je volgens mij een te arm beeld van de journalist als dictafoon".

    Dank voor deze prachtige zin. Een schaterlach op de vroege maandagochtend is zijn gewicht in goud waard.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @taalprof.
    Kan er niet gewoon bedoeld zijn dat "die je wist" een bijvoeglijke bepaling bij "dag" is en dat die als een bijzin omhooggehaald is (van diep uit de sloot waar we met onze aak varen) om ingebed te worden in de boodschap van de hele bijzin die vertelt dat er iets aan zit te komen? Dus de "wetenschap", de "kennis" ervan, gedownload in een bijzin waar ze eigenlijk niet zo goed thuishoren, qua pure boodschap?

    Ik kan ook niet wachten...:-)

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. k geloof niet dat ik dit kan volgen. Je hebt dus 'die je wist' als een soort op zichzelf staande bijzin (iets als 'de dag die je wist,' de geweten dag of zo), en die is eerst ergens dieper verborgen? Maar waar dan? In de zin 'dat zou komen'? Maar is het dan 'dat [die je wist] zou komen,' 'dat zou [die je wist] komen' of 'dat zou komen [die je wist]'? Daar kan ik me geen enkele voorstelling van maken.

      Ik ben natuurlijk wel bereid om mee te denken, maar ik kan hier vooralsnog echt niet bij.

      Verwijderen
    2. "die je wist dat zou komen" zou als 2 bijzinnen kunnen worden gezien, namelijk "die je wist" als bij voeglijk bij de daaraan voorafgaande "dag" en "dat zou komen" als ondergeschikt aan "weten", afhankelijke bijzin, lijdendvoorwerpbepaling), dus: kort gezegd: de "dag die je aanstaande wist". Ik ken uiteraard niet de exacte uitleg die Renkema voor ogen had (ik heb het stuk niet eens gelezen), maar probeer intussen maar wat.
      Wat me niet lukt, is mijn vermoeden vertalen in een waterdicht linguïstisch werkstukje. Dat dan ook nog zou moeten kloppen met de benadering van em. Renkema. En wat dat naar boven halen betreft, ik begrijp eruit dat dat "weten" er als het ware tussen is geflansd, ik zoek er verder (nog) niets achter.

      Verwijderen
    3. Jaja, je bedoelt dus zoiets als dat die twee halve bijzinnen elkaar opvolgen: 'de dag [die je wist] [dat zou komen].' Dat kan ik nog een beetje volgen, maar dat verhaal van dat omhoog halen past daar niet goed bij. Want daar speculeer je dan weer over het woord 'weten' dat ertussen gefrommeld is. Ook dat kan ik enigszins volgen, maar die twee samen, dan haak ik af. Maar ik denk dat we het beste even kunnen wachten tot we de tekst van Renkema zelf erbij hebben.

      Verwijderen
    4. Ja, en dan ben ik eigenlijk ook wel nieuwsgierig naar de grammaticale duiding van "die" in die dubbele bijzin, want als we het als een geëxtraheerd onderwerp uit de tweede bijzin tot een onderwerp maken van de gehele bijzin, wat is dan de relatie met "het weten" anders dan die van een betrekkelijk voornaamwoord tot een vierde naamval? Een voornaamwoord met twee petten op?

      Verwijderen