zaterdag 11 april 2009
Witteman komt er niet goed uit
Het is niet nieuw, maar soms is het toch weer verrassend. Misschien moet je het een fout noemen, en er zullen ook wel weer mensen zijn die er een contaminatie in zien, maar dat moet dan maar. Gisteravond, bij de afsluiting van het programma Pauw & Witteman, kondigde Paul Witteman een documentaire aan met de woorden: Dit komt daar onder andere in te zien.
Het klinkt gek, dat geef ik onmiddellijk toe. Maar als je het ontleedt is het lang niet zo gek als het klinkt.
Het is bekend dat het werkwoord komen, in sommige gevallen, als "vervangend koppelwerkwoord" kan optreden. Het heeft dan de betekenis van zijn met beginaspect (dus eigenlijk van worden of raken). Het duidelijkste voorbeeld is Dat komt goed, waarbij goed het naamwoordelijk gezegde is. Maar er zijn ook een aantal predicatieve woordgroepen met een voorzetsel, zoals in orde, aan bod, in beeld, in aanmerking, waarbij je allemaal kunt argumenteren dat ze een eigenschap of toestand noemen die op het onderwerp van toepassing zal zijn.
Ook is het niet vreemd dat een werkwoordgroep als te zien als naamwoordelijk deel kan voorkomen. Meestal wordt dat uitgelegd door erop te wijzen dat een zin als Dit is te zien hetzelfde betekent als Dit is zichtbaar. Veel van die gevallen met te X (te lezen, te dragen) zijn te omschrijven met X-baar (leesbaar, draagbaar).
Maar de combinatie is gek: Dit is daar te zien is prima, Dit komt daar aan bod, ook niks mis mee. En de ontleding is hetzelfde: naamwoordelijk gezegde. Maar de combinatie is vreemd: ?Dit komt daar te zien (ja nou zullen er toch mensen zijn die uitroepen: "Dus contaminatie!").
Maar ik denk nog even door. Wat had Witteman dan moeten zeggen? Hij had voor een hulpwerkwoord kunnen kiezen (Dit zal daar te zien zijn), maar geen enkel koppelwerkwoord met beginaspect past in deze constructie: *Dit wordt daar te zien, *Dit raakt daar te zien.
Het is interessant om te bedenken hoe die keuze hier tot stand is gekomen. Het zou kunnen dat Witteman dat naamwoordelijk gezegde te zien zijn al in zijn hoofd heeft, het beginaspect erbij wil uitdrukken en de fatale keuze maakt om dat met een koppelwerkwoord te doen. In een flits merkt hij dat worden en raken niet kunnen, en wanhopig kiest hij komen, vanwege de mogelijkheid om van dat naamwoordelijk deel een geschikte uitdrukking met een voorzetsel te maken. Misschien dacht hij onbewust: "Er zijn er zoveel die in de buurt zitten: aan bod, in beeld, tot uitdrukking, ik zie zometeen wel welke ik eruit pik." Maar op het moment suprême aangekomen beseft hij dat een geschikte voorzetselwoordgroep niet bestaat, en valt hij ten einde raad maar weer terug op te zien.
Ik zie er niet meteen een taalontwikkeling in, laat ik dat ook voor de zekerheid maar toevoegen, maar het is een aardig incident dat ons een blik gunt op een oneffenheidje in het taalsysteem. Want waarom bestaat er voor het naamwoordelijk gezegde Dat boek is goed te lezen wel een koppelwerkwoord met duuraspect (Dat boek blijft goed te lezen) en alle koppelwerkwoorden met modaal aspect (Dat boek lijkt goed te lezen, Dat boek schijnt goed te lezen, enzovoorts), maar geen koppelwerkwoord met beginaspect (*Dat boek wordt goed te lezen, *Dat boek raakt goed te lezen)? Dat kwam Witteman slecht van pas.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
"…in beeld" zou het m.i. uitstekend gedaan hebben.
BeantwoordenVerwijderenHallo taalprof,
BeantwoordenVerwijderenHet is de vraag of "zijn" hier wel een koppelwerkwoord is. "Zijn te" fungeert hier als een soort raisingpredikaat met een modale functie. Zullen/blijven/schijnen zijn ook als hulpwerkwoord te interpreteren. Dat kun je zien als je het verzwegen predikaat probeert in te vullen:
ok Dat boek zal/lijkt/schijnt goed te lezen te zijn.
"Worden" heeft die mogelijkheid niet:
* Dat boek wordt goed te lezen (te) zijn.
Het is niet verwonderlijk dat het Duitse "werden", dat naast koppelwerkwoord ook hulpww. van tijd is, meer mogelijkheid geeft om als raisingwerkwoord te worden gebruikt:
ok Das Buch wird gut zu lesen.
ok Das Buch wird einfach zu verstehen.
Ik zal niet zeggen dat het prachtige of heel gewone zinnen zijn, met "sein" erachter klinken ze gewoner, maar ze kunnen. Voor de Nederlandse zinnen met "lijkt" en "schijnt" geldt dat ook, die zijn ook wat ongewoner dan met toevoeging van "te zijn".
@Henk: ik weet niet of ik nu precies begrijp wat je zegt. Je wijst erop dat 'zullen, blijven, schijnen' ook als hulpwerkwoord te interpreteren zijn, en vervolgens geef je de voorbeeldzin 'Dat boek zal/lijkt/schijnt goed te lezen te zijn.' Daar zet je 'lijken' bij, maar je laat 'blijven' weg. Dat is maar goed ook, want met 'blijven' klopt hij niet: '*Dat boek blijft goed te lezen te zijn.'
BeantwoordenVerwijderenMisschien was 'blijven' in je opsomming een vergissing, en bedoel je dat 'blijven' wel een koppelwerkwoord is. Maar dan blijft het vreemd dat de constructie wel met 'blijven' en 'zijn' kan, maar niet met 'worden/raken'. Want 'Dat boek blijft goed te lezen' is prima.
En, mag ik daar nog aan toevoegen, ook het vervangend koppelwerkwoord 'vallen' is hier uitstekend: 'Dat boek valt goed te lezen'.
Ik ben natuurlijk wel op de hoogte van de taalkundige literatuur van rond 1980 waarin de zogeheten 'easy to please'-constructie in het brandpunt van de aandacht stond, maar bij mijn weten is het definitieve woord daarover nooit gesproken (maar corrigeer me als het anders is want zeker weten doe ik het niet).
@Steven: 'Dit komt daar onder andere in in beeld'?
BeantwoordenVerwijderen@Henk: ik heb nog even zitten zoeken naar die Duitse voorbeelden, maar ik kan ze niet vinden. Ik wil je natuurlijk wel geloven, maar heb je een mooie vindplaats? Als ik Google op 'wird gut zu' of 'wird einfach zu' kom ik eigenlijk geen enkel geval zonder 'sein' tegen (ik heb ze niet allemaal bekeken, maar bij de eerste honderd zie ik er geen).
BeantwoordenVerwijderenHallo taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIk heb een paar voorbeelden gegoogled:
"Das Spiel wird einfach zu verstehen und leicht zu spielen, auch für Anfänger"
Sie wird einfach zu machen, kann auch nicht gerinnen.
Der Magier wurde deutlicher zu erkennen, [...]
Das gleißende Licht lies nach und der Insektenalien wurde deutlicher zu erkennen.
Aber auch dies wird immer besser zu händeln
Je hebt gelijk, 'blijven' hoort er uiteraard niet tussen en 'lijken' wel.
Je kunt 'blijven te' en 'vallen te' natuurlijk als aparte raisingpredikaten opvatten, die 'toevallig' naast 'zijn te' bestaan. Bij 'vallen te' is daar veel voor te zeggen, omdat 'vallen' niet zonder 'te' voorkomt:
* Het boek valt goed leesbaar.
Het verschil tussen 'zijn/blijven/vallen te' als raisingpredikaten en 'zijn/blijven' als koppelww. kun je misschien zichtbaar maken door te proberen bijw.bep. toe te voegen. Dat wil bij de raisingww. wat makkelijker:
ok Dat boek is goed op een achternamiddag te lezen.
? Dat boek is goed op een achternamiddag leesbaar.
@Taalprof: 'Dit komt daar onder andere in in beeld'?
BeantwoordenVerwijderenJa, maar dan wel met slechts eenmaal 'in'.
Het zou zelfs ook nog met twee in's kunnen, als er daarvan één naar voren verhuist: "Dit komt daar in [in het volgende programma] ondere andere in beeld [aan de orde o.i.d.]. Dus W. had geen brokken hoeven te maken.
Geachte,
BeantwoordenVerwijderenIk heb de zin nadat u antwoord had gegeven op mijn vraag veranderd in: Zijn passie *was en waren* dieren. Altijd had hij dieren in huis. Tijdens zijn leven heeft hij, zo vertelt de site Assocition Paul Léautaud, zo'n 300 katten, 150 ((...))
Maar nog een grotere passie waren vrouwen en die gooide hij de deur uit... .
De eerste zin...mag dat ook zo geschreven worden?
@devens: wat mag en niet mag kan de grammatica je niet vertellen. De grammatica geeft je de middelen om te zien hoe jouw zin 'Zijn passie was en waren dieren' in elkaar zit. Wat je hier doet is een samentrekking maken van 'Zijn passie was dieren en zijn passie waren dieren'. Het resultaat is een samengetrokken zin waarin 'zijn passie' zowel onderwerp als naamwoordelijk deel is, en hetzelfde geldt voor 'dieren'. Dat wordt in taaladviezen over het algemeen bekritiseerd.
BeantwoordenVerwijderenAls ik een taaladviseur zou zijn (wat ik niet ben), dan zou ik je aanraden om van de eerste zin te maken 'Dieren waren zijn passie,' dan wel 'Zijn passie was het houden van dieren.' Maar je kunt heel goed de oorspronkelijke zin, 'Zijn passie was dieren' laten staan, want daar is eigenlijk weinig mis mee.
Ik heb nog wat over de "te + INFINITIEF + zijn/blijven/vallen"-constructie zitten te denken. Een ander argument tegen "zijn" etc. als koppelwerkwoord is dat het modale in de constructie in sommige zinnen duidelijk geen betrekking heeft op het onderwerp van de zin, maar op de agens. Ben je het eens met m'n oordelen onder (1)?
BeantwoordenVerwijderen(1) Als jij zo met de auto blijft slingeren, zijn die wegwijzers voor mij echt niet te lezen/*leesbaar.
@Henk: ik geloof dat ik het met dat sterretje niet eens ben. Zet er maar eens het woordje 'meer' bij: 'Als jij zou met de auto blijft slingeren, zijn die wegwijzers voor mij echt niet meer te lezen/leesbaar.'
BeantwoordenVerwijderenJij noemt 'vallen/zijn' met 'te+infinitief' een "raisingpredikaat." Daar kan ik me wel iets bij voorstellen, maar hoe zou je dit inzicht vertalen naar de traditionele zinsontleding? Maak je er dan een hulpwerkwoord van (en zo ja welk?), of een zelfstandig werkwoord?
Ik heb trouwens ook nog wel een argument tégen de analyse van 'zijn/vallen' als "raisingpredikaat." Bij "echte" raisingpredikaten kun je ook loze onderwerpen hebben: 'Het schijnt te regenen,' 'Het dreigt te gaan onweren.' Dat kan hier nooit: *'Het is te regenen,' *'Het valt te vriezen', dat is allemaal onmogelijk. Dat wijst erop dat die onderwerpspositie bij 'zijn/vallen' toch een thematische rol moet hebben.
@Taalprof: ik heb de indruk dat mijn opmerking d.d. 13 april wat ondergesneeuwd is temidden van veel langere omringende bijdragen. Blijf echter uitzien naar reactie!
BeantwoordenVerwijderen@Steven: ik had je bijdrage niet gezien als een vraag of uitnodiging tot verdere discussie. Jij had je voorkeur uitgesproken voor 'in beeld,' en ik gaf met mijn vraag aan dat je dan twee keer 'in' achter elkaar zou krijgen, en toen wees jij er weer op dat je dat kunt oplossen door er een weg te laten of door de zin om te zetten.
BeantwoordenVerwijderenBeide oplossingen zijn natuurlijk mogelijk: als je een keer 'in' weglaat wordt 'daar' een bijwoord in plaats van een deel van een voornaamwoordelijk bijwoord, en omzetten, ja dat had Witteman kunnen doen (maar niet halverwege de zin, want toen was het al te laat).
Dat je het met het sterretje niet eens bent, kan ik me wel wat voorstellen. Toch moeten er contexten mogelijk zijn waarin het duidelijk is dat bij "te lezen zijn" de hele zin gemodaliseerd wordt, terwijl bij "leesbaar" alleen de eigenschap van de borden gegeven wordt. Tweede poging:
BeantwoordenVerwijderen(1) Pas toen we het hadden opengesneden was het boek te lezen.
Ben je het met me eens dat (1) met "leesbaar" wat vreemd zou zijn?
Of een ander voorbeeld:
(2) Zijn handschrift is goed leesbaar, maar zonder lamplicht is het slecht te lezen.
Als je "leesbaar" en "te lezen" hier zou omdraaien, zou de zin althans op mij wat vreemd overkomen.
"Vallen/zijn te" zijn van een andere categorie dan bijv. "schijnen", zeker, maar het werkwoord in de onderwerpspositie krijgt z'n thematische rol van "lezen". Dat is de kern van m'n reactie en misschien moeten we ons daarop concentreren.
De traditionele ontleding is een te grof instrument om de werkwoorden te categoriseren. "Zijn/vallen te" heeft wel wat van een epistemische modaal, maar dan met raising van het interne argument in plaats van het externe. Daardoor heeft het ook wel wat van een passief hulpwerkwoord. Maar het past niet helemaal in één categorie.
@Henk: ik zie wel welke kant je op wilt, en ik geloof wel dat ik het met de strekking daarvan eens ben, maar ik vind het geen scherp onderscheid. Je nieuwe voorbeelden zijn wel beter dan het vorige, maar ik weet niet goed wat ik ervan moet denken. Zo te zien probeer je er een aspectuele betekenis ("begin") aan toe te voegen, die beter bij een werkwoordelijke structuur zou passen dan bij een bijvoeglijk naamwoord. In (2) probeer je ook nog te contrasteren, dat lijkt wel een zeker effect te hebben. Maar ik blijf het moeilijk vinden.
BeantwoordenVerwijderenJe opmerking over de onderwerpspositie die zijn thematische rol van 'lezen' zou krijgen verbaast me. Zeker, bij 'Hij schijnt een boek te lezen' krijgt 'hij' zijn thematische rol van 'lezen.' Dat is de reden dat je kunt krijgen 'Het schijnt te regenen' met loos onderwerp 'het'. Maar bij 'Dat boek is te lezen' is er iets anders aan de hand, want je kunt nooit een loos onderwerp in die positie hebben. Niet '*Het is te regenen,' en ook niet '*Het is koud te hebben,' (die je uit raising van een loos lijdend voorwerp af zou moeten kunnen leiden).
Ik betwijfel dus of die positie wel echt een niet-thematische positie is.
Klopt, het semantisch/referentieel verschil is zo klein dat het moeilijk is om goede voorbeelden te vinden. Dat het bij "zijn te" niet gaat om een "gewoon" raisingpredikaat, daarover zijn we het ook eens. En waarschijnlijk ook over dat "zijn" in "te X zijn" in elk geval geen "gewoon" koppelwerkwoord is.
BeantwoordenVerwijderenBen je het met me eens dat er overeenkomsten zijn met de epistemische modaal, zoals in:
(1) Piet moet wel uit Groningen komen (anders had hij de slot-n'etjes niet zo consequent uitgesproken).
Daar heb je ook geen mogelijk voor een loos onderwerp, maar wel raising van een argument bij een ander predikaat.
Op zich een aardige observatie: als je "het boek is niet makkelijk te lezen" in het Engels vertaalt, kun je een constructie gebruiken met zowel een epistemische modaal als een passief:
BeantwoordenVerwijderenThe book cannot be read easily.
@Henk: ik ga graag met je mee in de suggestie dat 'zijn te V' een modaal betekenisaspect heeft. Ik zou zeggen, iets passiefs, wat jij waarschijnlijk wil verantwoorden met die raisinganalyse, maar wat ook tot uitdrukking komt in de mogelijkheid van een door-bepaling ('Dat boek is alleen te lezen door heel slimme studenten'), en iets epistemisch modaals, dat de kant van mogelijkheid kan opgaan ('die soep is niet te eten') maar ook noodzakelijkheid ('Die handelwijze is af te raden').
BeantwoordenVerwijderenDe ANS noemt de constructie trouwens "op de grens tussen naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde" (whatever that may mean): http://www.let.ru.nl/ans/ganaar?18/05/04/15/02 ).
@Henk: Ik ben het trouwens niet eens met je stelling dat je in zin 1 geen loos onderwerp kunt hebben. Ik kan heel goed zeggen: 'Het moet geregend hebben (anders waren de straten niet zo nat)' Jij niet?
BeantwoordenVerwijderenDe ANS worstelt ook wat met de constructie, net als wij. Op zich een aardig idee om 'r eens wat beter te beschrijven. Het twijfelachtige karakter van de ANS-zin
BeantwoordenVerwijderen(1) Dat je zijn houding vindt te prijzen, begrijp ik niet.
kan aangeven dat de taalgebruiker misschien wel wat worstelt met de al dan niet echte koppelwerkwoordstatus van "zijn" in deze constructie.
Jouw zin (1) vind ik uitstekend, maar mijn zin (1) hierboven kan ik niet met een loos subject gebruiken.
@Henk: ik snap niet wat je bedoelt met "Mijn zin (1) kan ik niet met een loos subject gebruiken." Bedoel je dat je niet kunt zeggen 'Het moet wel uit Groningen komen' met 'het' als loos subject? Maar dat ligt toch aan het werkwoord 'komen' en niet aan die epistemische modaal? Of vind je mijn zin geen voorbeeld van een epistemische modaal?
BeantwoordenVerwijderenIk geloof dat ik je probleem met de raising-analyse niet begrijp. Jij zegt dat de onmogelijkheid van (1) en (2) een probleem zijn voor een raisinganalyse, begrijp ik dat goed?
BeantwoordenVerwijderen(1) *Het is te regenen.
(2) *Het is koud te hebben.
Maar in (1) probeer je een subject in de gewraakte constructie te raisen, terwijl we het steeds hebben over objecten. Wat heeft het een met het ander te maken?
En in (2) noem je "het" een loos lijdend voorwerp. Maar wat het daar ook is, het gedraagt zich niet als lijdend voorwerp. Passivisatie is al onmogelijk:
(3) *Het wordt koud gehad.
En los van dit soort voorbeelden: als je het idee loslaat dat "zijn" in de gewraakte constructie een koppelwerkwoord is, dan zeg je toch automatisch dat het onderwerp zijn thematische rol van "lezen" krijgt en dat er dus sprake moet zijn van raising? Welke van je denkstappen mis ik nu?
@Henk: In een raisinganalyse heb je een beknopte bijzin als object bij een raisingwerkwoord, nietwaar? De subjectpositie van dat raisingwerkwoord heeft van zichzelf geen thematische rol. Bijvoorbeeld in [e schijnt [Jan te lachen]]. Het subject van de beknopte bijzin (hier 'Jan') krijgt zijn thematische rol van 'lachen'. Dat subject "raist" vervolgens naar de subjectpositie van het raisingwerkwoord.
BeantwoordenVerwijderenInteressant is nu het geval wanneer je een loosonderwerpwerkwoord in de beknopte bijzin hebt. Dan kan ook dat loos onderwerp "raisen" (of er raist niets waardoor het subject van het raisingwerkwoord vanzelf loos blijft): [e schijnt [het te regenen]].
De constructie 'het boek is te lezen' lijkt echter van een andere orde. Als dit raising is, dan zou hij afgeleid moeten zijn van een structuur [e is [het boek te lezen]] (echter, zie beneden). Maar dan zou je dus van [e is [het te regenen]] ook 'het is te regenen moeten kunnen maken.'
Nu zou je kunnen zeggen: maar wacht even, die constructie zit anders in elkaar, omdat 'het boek' in diepste zin het object van 'lezen' is. Dat zou de oorsprong van de constructie iets maken als [e is [e het boek te lezen]], waarbij 'het boek' misschien eerst via een soort passiefconstructie subject van de bijzin wordt, en vervolgens raist. Welnu, dan zoek ik een loos lijdend voorwerp, zodat ik uit kan gaan van [e is [e het koud te hebben]]. Dat zou dan moeten kunnen worden 'het is koud te hebben.' Maar dat kan ook niet.
Nou lijk jij te suggereren dat de onmogelijkheid van 'het is koud te hebben' gelegen is in de onmogelijkheid om te passiviseren. Dan kom ik met het volgende voorbeeld: de zin 'Ze brachten het er nog best aardig van af' is volgens mij best te passiviseren tot 'Het werd er nog best aardig van afgebracht,' maar die raisingzin is toch gek: '*Het was er nog best aardig van af te brengen'. Loos lijdend voorwerp 'het', wel passief, maar geen raising. Dat zet vraagtekens bij de raisinganalyse van 'zijn te V'.
Voor de volledigheid: ik weet ook niet of ik er echt tegen ben, ik signaleer alleen een argument tegen raising. Dat argument is in ieder geval valide.
Nu volg ik je redenatie, maar of je een steekhoudend argument tegen raising hebt, vraag ik me af. Dat "gekke" niet-thematische subjecten/objecten niet geraised kunnen worden, wil toch nog niet zeggen dat een gewoon subject niet kan worden geraised?
BeantwoordenVerwijderenEen paar andere kanttekeningen:
- Het is de vraag of raising van niet-thematische argumenten überhaupt bestaat. Zoals je al zegt, is het niet duidelijk of "het" in "het schijnt te regenen" wel een geraised subject is. Goed beschouwd valt er uit het domein van "regenen" niets te raisen.
- "Het" in "het ervan afbrengen" is toch geen loos lijdend voorwerp, maar een gewoon pronomen? Je kunt het door bijv. "de taak" of "het werk" vervangen:
(1) Jan bracht zijn taak er nog best aardig van af.
Zo'n NP is prima te passiviseren, maar past niet (goed) in de "zijn te"-constructie:
(2) ??/*Die taak is er nog best aardig van af te brengen.
Ook bij jouw zin: "Het was er nog best aardig van af te brengen", die zeker niet normaal is, wil ik niet zeggen dat hij volledig uitgesloten is.
Wat er precies aan de hand is, weet ik niet, maar er zijn wel meer predikaten die niet (goed) in de "zijn te"-constructie passen:
(3) ?Die vrouw is te beroddelen.
(4) ???Zulke zaken zijn wel vaker te presteren.
(5) ??Dat irritante gedrag is na te laten. (hier uiteraard niet in een gebiedende interpretatie)
Misschien botsen er in zulke zinnen modaliteiten. Heb jij een idee?
@Henk: Dat voorbeeld met 'ervan afbrengen' heb ik uit de ANS, die het als een voorbeeld van een loos lijdend voorwerp geeft. Ik moet eerlijk zeggen dat jouw voorbeeldzinnen mij niet overtuigen van het tegendeel.
BeantwoordenVerwijderenNee, loze zinsdelen raisen misschien niet, maar ze zorgen voor een syntactische figuur waarin het subject van het raisingwerkwoord themaloos blijft, en dus 'het' wordt.
Maar mag ik het eens omkeren? Wat voor argumenten heb jij eigenlijk om te zeggen dat het wél raising is? Wat voor argumenten heb je voor een beknopte bijzin die een argument is bij het werkwoord 'zijn'? Anders dan bij bijvoorbeeld het raisingwerkwoord 'schijnen' heb je geen constructie met finiete bijzin ('het schijnt dat...'). En bij 'schijnen' heb je bijvoorbeeld ook de mogelijkheid om twee verschillende tijdsbepalingen toe te voegen ('Hij schijnt me nu dat boek gisteren al uit te hebben gehad'). Dat wijst op twee gezegdes. Zo'n constructie kun je bij '*Dat boek is te lezen' niet maken.
Vanwege de vervangbaarheid van 'zijn' door 'blijven' (en andere koppelwerkwoorden) neig ik nog steeds naar naamwoordelijk gezegde, maar waarom is het, om maar eens iets te noeme, niet een enkelvoudige zin met een soort passiefconstructie (hulpwerkwoord 'zijn', object wordt subject, en mogelijk door-bepaling)? Waarom per se raising? Of vind jij passief ook al raising?
Ja, voor alle duidelijkheid: een soort passiefconstructie zou ik ook raising noemen en een epistemisch modale zin idem dito. Zoals ik zei lijkt de constructie met "zijn te" op die beide constructies tegelijk.
BeantwoordenVerwijderenHoofdzaak is dat in "Het boek is te lezen" er volgens mij sprake is van een predikaat "lezen" waarbij "het boek" het interne argument is.
Ik kwam erop door jouw aanname dat "zijn" in die zin een koppelwerkwoord is met "te lezen" als naamwoordelijk deel. "Zijn" is er namelijk juist niet door andere koppelwerkwoorden te vervangen, zoals je laat zien aan "*Het boek wordt te lezen". "Blijven te" en "Vallen te" hoeven geen koppelwerkwoord te zijn, zoals je ziet aan de onmogelijkheid van "*Het boek valt leesbaar".
De subtiele betekenisverschillen tussen "het boek is te lezen" en "het boek is leesbaar" die ik hierboven heb aangehaald, zijn er een aanwijzing voor dat er een predikaat "lezen" in de zin zit. Ook de mogelijkheid om een door-bepaling toe te voegen, zoals je zelf aandraagt, wijst op iets werkwoordelijks.
Tenslotte zijn de "zijn te"-constructies modaal en die modaliteit lijkt eerder epistemisch dan deontisch te zijn. Dat maakt dat ik vermoed dat "zijn te" scope heeft over de VP "een boek lezen". De in de zin uitgedrukte "mogelijkheid" is niet zo zeer een eigenschap van "het boek" als wel van "het boek lezen", zoals de net genoemde voorbeeld zinnen laten zien.
Nou zal ik niet zeggen dat ik een idee heb van de onderliggende structuur, alleen jouw hypothese dat er een "oneffenheidje" in het systeem van koppelwerkwoorden zit is volgens mij wel te weerleggen.
---
Wat betreft "ervan afbrengen" ben ik het oneens met de ANS. De referentie van het object "het" is misschien niet altijd duidelijk, maar "het" gedraagt zich verder toch als een gewoon pronomen? Het laat zich ook probleemloos door "dit", "dat" en volle NP's vervangen. Het is zeker van een heel andere orde dan de filler "het" in "het regent", die geen thematische rol heeft. Wat is er nodig om jou van die visie te overtuigen?
---
En als, zoals je zegt, raising van loze zinsdelen niet mogelijk is, dan valt toch ook je bezwaar weg tegen de raising-analyse? Die lijkt me - in tegenstelling tot de koppelwerkwoordanalyse - tot nu toe probleemloos.
@Henk: dan nog even voor mijn juiste begrip: jij veronderstelt dus een constructie met predikaat 'lezen' en object 'een boek', en vervolgens een hulpwerkwoord 'zijn'? Of krijgt 'lezen' met zijn object eerst een subject, en is de resulterende zin complement bij 'zijn'?
BeantwoordenVerwijderenBedoel je met "hulpwerkwoord" een werkwoord dat in dezelfde clause (VP? IP? CP?) wordt gegenereerd als "lezen"?
BeantwoordenVerwijderenDe structuur van de constructie is mij ook niet helder, juist door zijn dubbele karakter. Vanwege het epistemische karakter neig ik ernaar eerst eens te kijken in hoeverre een structuur met een complement-clause adequaat is, maar het passieve van de constructie is natuurlijk ook binnen één clause te beschrijven. Het hangt er ook wat van af hoe je modaliteit in je model verantwoordt.
@Henk: als je er twee clauses van maakt, zit je met het boven geschetste probleem dat dan het subject van de bovenste clause geen thematische rol heeft (daar zou je dus theoretisch een loos 'het' moeten kunnen krijgen). Als je het in één clause doet, zit je in feite met een soortgelijk probleem. In het "normale" passief is weliswaar de subjectspositie ook zonder thematische rol, maar daar kun je dan ook in sommige constructies 'er' krijgen (als in 'er werd gedanst'). Dat is hier weer gek (misschien 'er valt te lezen,' maar daar kan dan weer geen doorbepaling bij).
BeantwoordenVerwijderenHet is niet voor niets dat er zo'n enorme hoeveelheid literatuur over de 'easy-to-please'-constructie bestaat. Want die is toch verwant, niet?
Ja, die is verwant, al heb je daar nog het extra probleem wat nou precies de scope is van "easy".
BeantwoordenVerwijderenDat je theoretisch een loos onderwerp in de bovenste clause moet krijgen, zie ik niet. Dat is immers bij epistemische modalen ook niet het geval. Bovendien is er sowieso variatie: "er" bij de passief, "het" bij schijnen-achtige werkwoorden en misschien wel verplichte vulling van de subjectpositie door een geraised complement?
@Henk: Bij epistemische modalen heb je altijd ook de parafrase met 'het'. Naast 'Jan kan wel ziek zijn' heb je 'Het kan wel dat Jan ziek is'. Dat 'het' staat op de niet-thematische subjectpositie, right? Maar hier heb je niet 'Dit boek is te lezen' naast '*Het is dat dit boek leest' of zoiets.
BeantwoordenVerwijderenNou ja, we lossen het hier natuurlijk niet op, dat zou wel heel gek zijn. Maar geen van onze analyses is zonder problemen.
Een soortgelijke parafrase kun je van de "zijn te"-constructie ook maken als je de modaal en de passief weer zichtbaar maakt:
BeantwoordenVerwijderen(1) Het is mogelijk dat het boek gelezen wordt.
Ik kan me ook voorstellen dat het "zijn te"-predikaat mogelijk geen CP's selecteert, waardoor een parafrase met "het" onmogelijk is.
Je kunt je ook voorstellen dat het verschil tussen enerzijds schijnen/kunnen en anderzijs "zijn te" te maken heeft met de mogelijkheid "waar zijn" te selecteren, doordat dat een CP selecteert.
(2) Het schijnt waar te zijn dat Jan ziek is.
(3) Het kan wel waar zijn dat Jan ziek is.
(4) *Het is waar te zijn dat het boek gelezen wordt.
Nou ja, de taalkunde moet ook wat te puzzelen overhouden.