woensdag 21 februari 2007

Het voegwoord doet weer eens niet mee



Na de Maand van de Bepaling van Gesteldheid (december 2006) is het nu tijd om aandacht aan het Voegwoord te besteden. Vandaag is het de Internationale Dag van de Moedertaal, dus het wordt even passen en meten of we nog ergens een gaatje kunnen vinden, maar misschien kunnen we aanstaande vrijdag als de Vrijdag van het Voegwoord uitroepen.


Waarom het voegwoord?


Het voegwoord wordt vaak over het hoofd gezien in de ontleding van de zin. Dat is niet zo gek, want het is juist de belangrijkste eigenschap van het voegwoord dat het in de ontleding geen enkele rol speelt. Pardon? Laat ik het anders zeggen: het voegwoord is geen zinsdeel.


Het voegwoord dient om zinsdelen aan elkaar te knopen, maar binnen die zinsdelen speelt het geen enkele rol. Dat aan elkaar knopen, dat kan op twee manieren: je zet twee min of meer gelijkwaardige zinsdelen naast elkaar (bijvoorbeeld met en of of). Dat noem je dan nevenschikking. Ofwel je voegt het ene zinsdeel (meestal een hele zin, een bijzin) toe als een zinsdeel binnen een andere zin (vaak met dat, maar het kan met allerlei voegwoorden zoals omdat, terwijl, als, hoewel, aangezien). Dat heet dan onderschikking.


Het voegwoord vormt wel een woordgroep met het zinsdeel dat erachter staat. Neem je een zin als Ik heb Theo en Hans gezien, dan is en Hans een woordgroep, want die kun je verplaatsen naar achter het werkwoord: Ik heb Theo gezien en Hans. En niet: Ik heb Theo en gezien Hans. Het nevenschikkend voegwoord staat dus niet zozeer tussen twee zinsdelen in, maar het hoort wel degelijk bij het tweede zinsdeel.


Toch speelt het voegwoord geen rol in de woordvolgorde van dat tweede zinsdeel. Dat kun je het beste zien als dat zinsdeel een hele zin is. Bijvoorbeeld: het regent en het waait. De volgorde het waait is de normale volgorde. Voeg je daar een zinsdeel aan toe, zoals het bijwoord soms, dan verandert die volgorde: soms waait het. Maar bij toevoeging van het nevenschikkend voegwoord, ook al hoort dat bij die zin, verandert er niets. Je zegt niet: Het regent en waait het.


Het is ooit een vraag van een lezer geweest: wat moet ik met een woordje als dus? Mijn antwoord was: in het geval Het regent en dus, het is bewolkt zou je dus een voegwoord moeten noemen, en in Het regent en dus is het bewolkt zou je dus een bijwoord moeten noemen. Want in het laatste geval doet dus wél mee in de woordvolgorde van de tweede zin.


In het geval van bijzinnen kun je aan de woordvolgorde niet meteen zien of iets een voegwoord is. Maar het volgende voorbeeld is misschien verhelderend. In de zin Het bericht dat op de radio was leidde onmiddellijk tot files is dat geen voegwoord, maar een betrekkelijk voornaamwoord. Waarom? Het woordje dat is in de bijzin het onderwerp (dat  (bericht) was op de radio). Maar in Het bericht dat het zou gaan sneeuwen leidde onmiddellijk tot files is dat geen betrekkelijk voornaamwoord, maar een voegwoord. Waarom? Het bericht was hier Het zal gaan sneeuwen. In die zin speelt dat geen enkele rol.


Het voegwoord doet dus inderdaad niet mee. Het verbindt zinsdelen, maar het speelt geen rol in de zinsdelen die het verbindt. Wat een onbaatzuchtige woordsoort! Daar moet echt eens een dag aan besteed worden!





9 opmerkingen:

  1. Beste taalprof,
    Ik neem aan dat wat je zegt over 'dus' ook geldt voor een woord als 'bovendien'?
    Dus bijwoord in 'Hij scheldt altijd; bovendien is hij lui', maar voegwoord in 'Hij scheldt altijd; bovendien, hij is lui'.
    Een soortgelijke vraag: is 'hoewel' onderschikkend voegw. in 'Hij scheldt altijd, hoewel hij niets te klagen heeft' en nevenschikkend voegw. in 'Hij scheldt altijd, hoewél: hij heeft niets te klagen'? Of geeft, in het laatste geval, de bijna verplichte dubbele punt achter 'hoewel' hier aan dat we te maken hebben met een elliptische constructie waarin 'hoewel' onderschikkend is: 'Hij scheldt altijd, hoewel je dít kan stellen: hij heeft niets te klagen'?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Arie Molendijk: zie voor 'bovendien' http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2007/02/vrijdag_van_het.html
    Ik denk inderdaad dat je laatste analyse van 'hoewel' juist is. De intonatiebreuk verhindert in elk geval benoeming als nevenschikkend voegwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Vreemd toch hoe we telkens weer opkomen en blijven opkomen voor minderheden of, in dit geval, voor eenheden die uit de zinsontledingboot vallen. Zo werd decennia geleden in Noord-België het jaar van het dorp gevierd, net toen er geen dorpen meer te bespeuren vielen in die gouw. Moeten we nu vrezen dat het voegwoord op het punt staat te verdwijnen?

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @marc janse: als het aan mij ligt niet.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Peer van Swigchem23 februari 2007 om 05:19

    Die dag van het voegwoord is vandaag (vr 23 feb)? Dan kan ik het niet nalaten om op te komen voor het voegwoord 'hoewel'. Dat hoor je bijna niet meer. In plaats daarvan gebruikt men 'ondanks dat'. Dat pijnigt mijn oren al, maar het kan nog erger: 'ondanks het feit dat'. Misschien wil de VPRO nog eens wat uitzendingen van Barend Servet herhalen om het gebruik van 'hoewel' te bevorderen? Als dat is gelukt beginnen we een campagne om ook 'ofschoon' weer in het dagelijks taalgebruik terug te krijgen.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Wat Marc Janse schrijft, komt overeen met mijn waarneming: als docent Nederlands krijg ik natuurlijk veel door jongeren geschreven teksten onder ogen. De laatste jaren bevatten die steeds minder voegwoorden; zelfs eenvoudige, zoals want en maar, worden door veel kinderen niet gebruikt.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. @Peter van Swigchem
    Moest laatst constateren dat 80% van mijn 3vwo-klassen het woord 'ofschoon' niet eens herkent, laat staan gebruikt als voegwoord.
    Overigens ken ik in Nederland een ambassadeur van dit voegwoord: Johan Cruijff.
    Rogier

    BeantwoordenVerwijderen
  8. @Truus Doekes: Ik geloof je natuurlijk graag. Maar in een proefschrift uit 2005 (Van Jacqueline Vermeul) wordt beweerd dat de voegwoorden 'en', 'maar', 'want' en 'toen' door de meeste Nederlandse kinderen al vóór het 3e (in elk geval vóór het 4e) jaar worden geleerd. Die zouden ze toch in elk geval moeten gebruiken, denk ik zo.
    Maar een en ander is natuurlijk reden te meer om af en toe het voegwoord eens in het zonnetje te zetten!

    BeantwoordenVerwijderen