zaterdag 10 september 2016

De dat-generator

Nu Hugo Brandt Corstius er niet meer is, zijn we op onszelf aangewezen om te puzzelen met taal. Gelukkig zijn er mensen die dat net zo goed kunnen, want als je een taalpuzzel op twitter op facebook zet, zijn er altijd wel mensen die daar mooie oplossingen voor verzinnen. Bij grammaticale puzzels doe ik ook graag wel eens mee, maar vaak maak ik het mee dat je dan een theoretische manier verzint om een oplossing te genereren, en dan is de lol eraf.

Een bekende is de manier om zo vaak mogelijk achter elkaar het woordje dat te krijgen. Waarschijnlijk komt die vraag voort uit de toevalligheid dat je wel eens (zeker als je grammatica aan het uitleggen bent) per ongeluk drie keer dat achter elkaar krijgt (Ik vind dat dát 'dat' eigenlijk 'die' moet zijn). Dat komt weer omdat dat zowel betrekkelijk als aanwijzend voornaamwoord kan zijn, en als je het dan over het woordje dat zelf hebt (waarin je het woord in 'zelfnoemfunctie' gebruikt, dus als zelfstandig naamwoord) wordt de kans groot dat je die stapeling toevallig krijgt.

Vijf of zes keer dat achter elkaar kan gemakkelijk geconstrueerd worden, en er zijn veel mensen geweest die dat op een fraaie manier al hebben gedaan (ik verzin weinig zelf hier). Een paar weken geleden reageerde taalkundige Marjo van Koppen op facebook al eens met een voorbeeld, en ik weet nog dat ik een aantal jaren geleden met de Groningse linguïst Jan-Wouter Zwart hierover heb gesproken, en ik meen dat hij toen al de mogelijkheid van een oneindig aantal keren dat achter elkaar noemde. Dus misschien heeft hij het wel bedacht (of hij had het weer van iemand anders, om het maar eens recursief te zeggen).

Vandaag zag ik een vraag van een leraar Nederlands op facebook die het voorbeeld niet meer kon vinden, en of misschien iemand er ook een grammaticale uitleg erbij kon doen. Maar natuurlijk! Dat doe ik graag! Hier is dus het recept om een oneindig aantal dat achter elkaar te krijgen.

Je begint met een zinsdeel dat 'dat.' Daarin is het eerste dat aanwijzend voornaamwoord (je kunt het vervangen door dit: '') en het tweede is het woord in 'zelfnoemfunctie,' dus eigenlijk zelfstandig naamwoord. Nu maak je een bijzin met onderschikkend voegwoord dat. Dan krijg je ik denk dat dat dat...

Nu probeer je een onderwerp en een lijdend voorwerp naast elkaar te krijgen, en je gebruikt voor beide het zinsdeel dat dat. Dan krijg je iets met de betekenis 'ik denk dat het ene dat het andere dat ...' en dan verzin je een bijpassend gezegde, bijvoorbeeld ...kan vervangen. Dan heb je al vijf keer dat, namelijk: ik denk dat dat dat dat dat kan vervangen.

Maar nu komt de truc: je kunt bij het lijdend voorwerp een bijvoeglijke bijzin zetten die begint met een betrekkelijk voornaamwoord dat. Dat kun je weer laten volgen door dat zinsdeel dat dat. Dan krijg je dus iets met de betekenis: 'ik denk dat het ene dat het andere dat, dat een ander dat ..., kan vervangen.' Je moet dan wel weer een geschikt gezegde zoeken in de bijvoeglijke bijzin, bijvoorbeeld in de weg zit. Dan zitten we op acht: ik denk dat dat dat dat dat dat dat dat in de weg zit, kan vervangen.

Maar hé, we hebben nu recursie, want in de bijvoeglijke bijzin staat weer het zinsdeel dat dat, waar we natuurlijk net zo goed een bijvoeglijke bijzin bij kunnen zetten. Dan heb je meteen elf keer dat achter elkaar! En dit kun je nog eens doen en je hebt er veertien. Enzovoort.

De zinnen worden natuurlijk steeds moeilijker te begrijpen en het wordt steeds lastiger om passende gezegdes te verzinnen, maar negen kun je misschien nog net met veel concentratie aan.

Op dit punt aangeland is de lol er misschien wel een beetje af, want met die recursie kan het eigenlijk veel simpeler. Je hebt niet eens die eerste constructie nodig, want theoretisch kun je een zin beginnen met dat dat ('het ene dat), en die onmiddellijk laten volgen door een bijvoeglijke bijzin die begint met dat dat dat ('het ene dat, dat het andere dat...'). Dan heb je iets als Dat dat dat dat dat vervangt, is minder mooi. Meteen al vijf keer. En dan per recursieniveau drie erbij.

Die ingewikkelde constructie is denk ik wel nodig om op acht te komen en toch nog een enigszins begrijpelijke zin te krijgen. Want recursie is ook lastig te verwerken in je werkgeheugen. Met name als de inbedding midden in de zin zit, en aan beide zijden dus materiaal uit de hogere zin zit, wordt het allemaal op drie niveaus al onbegrijpelijk. Dat dat dat dat dat dat dat dat in de weg zit vervangt, is minder mooi kan misschien nog net, maar daarna geeft je werkgeheugen het op. Bij de eerste constructie duurt dat iets langer.

20 opmerkingen:

  1. Ik mis in de zin

    "ik denk (8 x dat) in de weg zit, kan vervangen"

    het gezegde voor het 5e en 6e dat. Ik zou invoegen "in betekenis evenaart".

    Of ben ik een beetje tureluurs gedraaid?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Overigens kom ik in deze zin eerder 9 dan 8 keer "dat" tegen, omdat we steeds "dat dat" (het zinsdeel dat onderwerp of lijdend voorwerp in de bijvoeglijke bijzinnen kan zijn, achter het relativum "dat") tot een maximale repetitie willen laten leiden. Je krijgt dan 3 klompen "dat dat dat", waarvan alleen het eerste "dat" uit de eerste klomp voegwoord is. En dan blijft het gaan om het gezegde voor het 5e en 6e "dat" uit de tweede klomp.
      We zien de meester met zijn stok op het bord drie keer heen en weer gaan om uit te leggen wat hij bedoelt. En dan heb je zo'n eigenwijs achter in de klas die dat 2e opwaartse treedje erbij wil hebben. :-)

      Verwijderen
    2. Ik raak er zelf ook tureluurs van, kan ik je wel vertellen, maar ik geloof toch dat 'ik denk (8xdat) in de weg zit kan vervangen' maar drie gezegdes nodig heeft. Het is namelijk 'Ik denk dat [iets] [iets anders], dat [weer iets anders] in de weg zit, kan vervangen.' Voor elke keer 'iets' kun je 'dat "dat"' invullen, en dan heb je 1x onderschikkend voegwoord en 1x betrekkelijk voornaamwoord.

      Verwijderen
    3. Neeneenee, er zijn geen 'drie klompen van 3,' het zijn drie zinsdelen [dat "dat"] (respectievelijk onderwerp, lijdend voorwerp en lijdend voorwerp uit de bijvoeglijke bijzin), en het onderwerp van de bijvoeglijke bijzin is alleen het betrekkelijk voornaamwoord 'dat,' en het geheel wordt voorafgegaan door het onderschikkend voegwoord 'dat.'

      Verwijderen
    4. Ik maakte inderdaad de denkfout dat het tweede klompje niet uit 3 maar uit 2 keer "dat" bestond. Na het eerste klompje van 3 (inleiding tot de dat-zin) volgde onmiddellijk het lijdend voorwerp "dát "dat"" (zonder bijkomende naamgenoten), waarna een nadere typering in de vorm van 3 keer "dat" het afmaakte.

      Gelukkig heb ik een grotere woordenschat om dit soort vergissingen toe te laten.

      ik vroeg me wel af waarom u in het derde klompje over "weer iets anders" spreekt. In mijn fantasie waren we namelijk 2 datjes met elkaar aan het vergelijken. Maar in theorie kon dat wel, al wordt de kracht van de verwijzing wel een stuk minder.

      Uiterst boeiend. En hoeveel hebben er inmiddels afgehaakt? :-)

      Verwijderen
    5. Ja, dat kan ook, dat het derde datje weer naar het eerste verwijst. Maar je kunt je ook, zoals jij doet, die leraar met een aanwijsstok voorstellen (of een laserpointer zou ik zeggen), die verschillende zinnen op het bord heeft staan en al die datjes aanwijst.

      Verwijderen
  2. Ik zeg: Dat is leuk.
    Zegt hij: Dat dat is leuk is leuk.
    Zeg ik weer: Dat dat dat is leuk is leuk is leuk.
    En hij: D S I L met herhaalde toepassing van S -> D S I L.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik zou hier bijzinsvolgorde gebruiken in de ingebedde zinnen:

      Ik zeg: 'Dat is leuk'
      Zegt hij: 'Dat dat leuk is, is leuk'
      Zeg ik weer: 'Dat dat dat leuk is, leuk is, is leuk.'

      Ook hier stort bij ongeveer de derde inbedding mijn werkgeheugen in.

      Maar hij is leuk, en ook nog eens met allemaal dezelfde woordsoort 'dat' achter elkaar.

      Verwijderen
    2. In de bijzinsvolgorde zitten we toch met twee soorten dat, Taalprof?
      Maar goed, beide opties zijn leuk.

      Verwijderen
    3. Ja, je kunt hem ook lezen als 'Dat "Dat is leuk" is leuk,' maar ik dacht dat het niet zo bedoeld was (of eigenlijk zie ik dit nou jij het zegt)

      Verwijderen
    4. Het zijn 2 saaipieten met een eigen vocabulaire die met elkaar babbelen, dus het moet eigenlijk wel zo iets worden als:

      Dat dat dat dat dat is leuk leuk is is leuk leuk is moet kunnen.

      Verwijderen
    5. Je lijkt Tjitske van Buuren wel. Je weet wel, die uit de Aelbrechtstraat 36a.

      Verwijderen
  3. Mijn vriend stottert. Dat zegt genoeg.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Als op het moment dat zelf niet door te (18x zagen).

    BeantwoordenVerwijderen
  5. ik denk dat dat dat { dat dat dat( dat dat dat (dat dat dat dat 'na ik denk' volgt, volgt, .., het nde dat is

    BeantwoordenVerwijderen
  6. In mijn regio (West-Holland) mag deze truck niet. Een woord in de zelfnoemfunctie is voor ons namelijk altijd een de-woord. "dat 'dat'" mag dan niet, want je moet "die 'dat'" en "deze 'dat'" zeggen.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Hierbij twee vragen van mij. Is het woord 'dat' wel onzijdig? Voor mij klinkt het eerder vrouwelijk en zou het dus 'die dat' moeten zijn.
    Vraag 2:
    Iets (onderwerp) zit iets in de weg. Wat is de grammaticale functie van de tweede iets? Ik dacht aan ondervindend voorwerp.
    Hartelijk dank voor uw antwoord! Leen

    BeantwoordenVerwijderen