vrijdag 31 augustus 2007

Eeuwige kwesties (5): verzocht worden



Het houdt maar niet op. Steeds maar weer steekt hij de kop op: de redenering dat het zou moeten zijn De reizigers wordt verzocht over te stappen, in plaats van het correcte De reizigers worden verzocht over te stappen, zoals normale mensen zeggen. En altijd maar weer met diezelfde voorbeeldzin. Arme reizigers, die steeds maar weer verzocht wordt! Het is de hardnekkigste fout in de Nederlandse ontleding. Nu duikt hij weer op in de blogwereld, op  nltaal.blog. Net nou dit blog weer nieuw leven was ingeblazen. Het is om te huilen.

Taalkundigen hebben in de afgelopen eeuw talloze malen verteld hoe het zit met dat worden verzocht, dat is al meer dan honderd jaar bekend, maar wie luistert er nog naar taalkundigen? Ook de taalprof verwees al eens naar zo’n taalkundige uitleg, maar zelfs dat lijkt geen enkel effect te hebben.

Ik zal niet zeggen dat taalkundigen altijd gelijk hebben. Ook taalkundigen verkopen wel eens onzin (dát leren ze wel op de universiteiten). En eerlijk gezegd: taalkundigen zijn natuurlijk altijd veel te genuanceerd. Alles kan een beetje, en voor elke redenering bestaat wel enig begrip. Iedereen die in het onderwijs zit weet dat dat een lovenswaardige maar zinloze manier van uitleggen is. In het onderwijs moet je zwart-wit zijn. Het een of het ander, niet allebei. Meerkeuzevragen, en er is maar één antwoord mogelijk.

In dat geval: de enige variant die fatsoenlijk grammaticaal onderbouwd kan worden is De reizigers worden verzocht (om) over te stappen. Alle zichzelf respecterende naslagwerken, de Algemene Nederlandse Spraakkunst voorop, vermelden waarom dit correct is: omdat je de reizigers kunt vervangen door men. Dan wordt het Men wordt verzocht (om) over te stappen, en dat is een perfecte Nederlandse zin. Niets mis mee. Iemand die deze zin afkeurt spreekt geen Nederlands.

Hoe komt het toch dat zoveel mensen blind zijn voor de keiharde conclusie die hieruit volgt? Het voornaamwoord men kan nooit als meewerkend voorwerp gebruikt worden (Ik geef men een boek), of als welk voorwerp dan ook (Ik zie men, ik verbaas me over men). Men kan alleen maar het onderwerp van de zin zijn.

Maar als men het onderwerp is van de zin Men wordt verzocht over te stappen, wat is dan het onderwerp als je men vervangt door een reiziger? Een reiziger wordt verzocht over te stappen. Dat is toch een vraag die je zelfs zonder grammaticale opleiding kunt beantwoorden, niet? Natuurlijk is dan een reiziger ook het onderwerp. Maar dan volgt het sluitstuk van de redenering: wat is dan het onderwerp als je van het enkelvoudige een reiziger het meervoudige de reizigers maakt? Ja sorry, ik moet me verontschuldigen tegenover de lezer die zich hier als een kind toegesproken voelt, maar er zijn toch echt mensen die met droge ogen durven beweren dat in de zin De reizigers worden verzocht over te stappen het zinsdeel De reizigers géén onderwerp kan zijn. Wie kan mij vertellen waar in deze redenering deze mensen afhaken? Dat zou ik wel eens willen weten.

Goed. De reizigers worden verzocht over te stappen is dus zonder twijfel een correcte zin. Maar hoe zit het dan met De reizigers wordt verzocht over te stappen? Is die zin dan automatisch fout, of is er een geldige redenering waarom die zin goed zou kunnen zijn? Dat is natuurlijk het probleem: zo’n redenering is er wel, maar daar blijkt bij nadere beschouwing van alles op aan te merken. Echter: die redenering is blijkbaar zo imponerend, dat hij leidt tot de gedachte: als de reizigers wordt verzocht over te stappen goed is, dan is die zin met worden alsnog fout! Hoe blind kun je zijn?

Die twijfelachtige redenering wordt vaak met veel aplomb verkondigd. Kijk, zegt de redeneerder, De reizigers wordt verzocht over te stappen is een passieve zin. Nu is de helft van de bevolking al voor het standpunt gewonnen, want er bestaat nu eenmaal een heilig ontzag in de Nederlandse samenleving voor grammaticale termen. De reizigers wordt verzocht over te stappen is dus een passieve zin, en de actieve vorm is wij verzoeken de reizigers over te stappen.

Tot zover niets aan de hand. Maar dan komt het: in die zin is de reizigers het meewerkend voorwerp, zo wordt vervolgens beweerd. Maar dat is wel heel gemakkelijk geconcludeerd!

Waarom zou de reizigers het meewerkend voorwerp moeten zijn in de zin wij verzoeken de reizigers over te stappen? Ja, je kunt zeggen AAN de reizigers. Let op: zo wordt het meestal gezegd. Alleen het zinsdeel de reizigers wordt herhaald, met aan erbij. Of er wordt iets van gemaakt als de reizigers zijn degenen aan wie het verzoek gericht is. Op die manier wordt toevoeging van het woordje aan geloofwaardig gemaakt. Zorgvuldig wordt vermeden om de hele zin te herhalen met dat voorzetsel erbij, want dan klinkt het al meteen een stuk slechter: Aan de reizigers wordt verzocht over te stappen, wie zegt dat ooit? Die constructie met aan komt bijna nooit voor. Ja, er zijn wel mensen die dit af en toe zeggen of schrijven, ongetwijfeld onder invloed van deze redeneerfout, maar de versie zonder aan heeft duidelijk de voorkeur. Natuurlijk omdat de reizigers helemaal geen meewerkend voorwerp is. Als je iemand uitnodigt, is die uitnodiging ook aan iemand gericht, maar iemand is gewoon lijdend voorwerp. Niemand komt op het idee om dat meewerkend voorwerp te noemen. Waarom zou dat bij verzoeken dan ineens wel moeten?

Er is nog een tweede "redenering" die moet aantonen dat de reizigers meewerkend voorwerp zou zijn. Dat is, dat over te stappen het lijdend voorwerp is in de zin wij verzoeken de reizigers over te stappen. Maar ook dat is onjuist. Over te stappen is een actie of een handeling, en als je de beknopte bijzin daardoor vervangt zie je wat er aan de hand is. Het is niet wij verzoeken de reizigers een actie, maar wij verzoeken de reizigers om een actie. De bijzin is niet het lijdend voorwerp, maar het voorzetselvoorwerp. Bij voorzetselvoorwerpen in de vorm van een beknopte bijzin valt het voorzetsel wel vaker weg. Dat is niets bijzonders, dat je wel vaker tegenkomt bij de ontleding.

Er zijn ook mensen die wel eens een klok hebben horen luiden over de overeenkomst tussen een meewerkend voorwerp en een "derde naamval". In oudere stadia van het Nederlands zijn er inderdaad aanwijzingen dat het meewerkend voorwerp zonder voorzetsel in de derde naamval stond. Is dat met deze constructie niet het geval? Kun je langs die weg niet aantonen dat de reizigers het meewerkend voorwerp is? Nee, dat kun je niet.

In oudere stadia van het Nederlands bestond alleen de constructie met iemand verzoeken in de vierde naamval (iemand was lijdend voorwerp), en ook in onze zustertaal waar de naamvallen nog wel bewaard zijn (het Duits), zie je versuchen met een vierde naamval. Niet met een derde. Er is dus geen enkele aanwijzing dat de reizigers ooit derde naamval of meewerkend voorwerp geweest is.

Kortom: er is geen geldige redenering die aantoont dat de reizigers meewerkend voorwerp is in de actieve zin. De bijzin is geen lijdend voorwerp, maar een voorzetselvoorwerp. De reizigers moet dus gezien worden als het lijdend voorwerp. Als je van de actieve zin wij verzoeken de reizigers over te stappen een passieve zin wil maken, zou je van het lijdend voorwerp (de reizigers) het onderwerp moeten maken. Dus: de reizigers worden verzocht over te stappen. Ik kan er werkelijk niets anders van maken.

Waarom zijn die taalkundigen en taaladviseurs dan zo voorzichtig met die foute zin? Waarom wordt die fout in bescherming genomen? Ik denk dat dit misplaatste tolerantie is. Omdat de foute zin jarenlang in een verkeerde redenering is goedgepraat, wordt hij als het ware kunstmatig in leven gehouden. Sommige mensen, zwaar geïndoctrineerd natuurlijk door pseudotaalkundige betweters, slagen er blijkbaar in om hem met een stalen gezicht over de lippen te krijgen, en hij komt dus inderdaad voor. En het is een belangrijk principe in de taalbeschrijving dat wat voorkomt, uiteindelijk tot de taal gerekend moet worden. Ook al kan de correcte zin met keiharde en onweerlegbare argumenten worden onderbouwd, ook al heeft de foute zin in meer dan honderd jaar nooit echt voet aan de grond gekregen, dit taalkundige couveusekindje moet koste wat kost behouden worden door te verklaren dat het "strikt genomen" de juiste vorm is die "verdrongen wordt" door de andere. Allemaal onzin natuurlijk.

Hoe lang moeten wij dit nog aanzien? Hoe lang moeten wij ons nog laten piepelen door grammaticale fundamentalisten die ons bedreigen met taalkritiek?  Waarom verzoeken wij die betweters niet eens om over te stappen?

dinsdag 7 augustus 2007

Taalprof overschrijdt grens

De taalprof gaat natuurlijk nooit op vakantie, maar het moest er een keer van komen dat hij zijn horizon zou verbreden en de weidse verten zou opzoeken. Nu is het dan zover: de taalprof zet zijn zonnebril op, pakt alleen de allernoodzakelijkste levensbehoeften bij elkaar, en tijgt naar onbekende bestemmingen, waar het internet nog slechts iets van horen zeggen is.



Natuurlijk zit hier weer iets achter, de taalprof is per slot van rekening een virtuele persoonlijkheid, en die hebben wel wat beters te doen dan de hele dag uit hun neus te eten. En overal ter wereld heerst grammaticale nood, op iedere straathoek schiet het Grammaticale Onbenul in hardnekkige scheuten op. Het zijn de Ingveoonse streken waar de afbrokkeling van de grammaticale vaardigheden begint. Wie zich in die contreien ophoudt -en geluk heeft- zal tussen 7 en 24 augustus de taalprof kunnen waarnemen. Starend over de Ingveoonse vergezichten, broedend op nieuwe strategieën in zijn nimmer aflatende strijd tegen het Grammaticale Onbenul, en peinzend of hij het komende jaar nu eens echt zal gaan onthullen waar het in de grammatica om gaat.


En de achterblijvers? Die kunnen nu eindelijk eens bijlezen. Er zijn inmiddels 189 logs, die misschien niet allemaal de moeite waard zijn, maar je weet maar nooit. Kijk eens in het titelregister! En er zijn ongeveer 1000 reacties en vragen, die de taalprof zonder uitzondering allemaal beantwoord heeft. Als je die allemaal zou willen lezen, moet je dus zo'n 2000 stukjes doorworstelen. Sommige zijn langer dan de logs. Tegen de tijd dat je die allemaal uit hebt, is de taalprof alweer lang en breed terug.


Dus tussen 7 en 24 augustus even geduld hebben met de vragen en reacties, even op de tanden bijten, het is voor je eigen bestwil, opdat de taalprof in het nieuwe seizoen weer fris ten strijde kan trekken.


dinsdag 24 juli 2007

Blijvend te technisch theoretisch




Stel je de Taalprof de vraag of een bepaalde zin "grammaticaal wel in orde is," dan krijg je al gauw een uitgebreide taalkundige analyse als antwoord. En mocht je dan nog volhouden, dan kun je het ook nog eens op een andere manier te horen krijgen.

Is dit bevredigend? "Vaak vind ik hem te technisch theoretisch" zegt dan iemand over de Taalprof in een discussie elders op het internet. O, het moest niet technisch of theoretisch? Dat kan ook.

donderdag 5 juli 2007

Reageer op dit telefoonnummer



"Bij ons in de studio is aangeschoven de taalprof, om te discussiëren over de stelling van vandaag: Slechte kennis van grammaticale termen leidt tot verwarring in de communicatie. Goedemiddag, taalprof, heeft u nog iets toe te voegen aan de stelling?"
"Nee, die lijkt me duidelijk. De taalgebruikers kennen hun grammaticale termen niet meer, en dat leidt tot verwarring in de communicatie."
"Voor de goede orde: het gaat dus niet over grammaticaal correct spreken?"
"Nee"
"Maar u zegt: ze kunnen niet meer ontleden"
"Zo is het. En daardoor krijg je verwarring in de communicatie"
"Wat voor verwarring is dat dan?"
"In een normale communicatie heb je altijd misverstanden. Als je dan geen grammaticale termen beheerst om daarover te praten, kun je die maar met moeite oplossen."
"Jaja. Interessant. We zullen zien wat de luisteraars hierover te zeggen hebben. Zometeen na het nieuws herhalen we de stelling en het telefoonnummer waarop u kunt reageren."
[...]


donderdag 21 juni 2007

Wat is een werkwoordelijke uitdrukking?



"De werkwoordelijke uitdrukking ruimt lekker op bij het ontleden," staat er in een handleiding voor leerlingen aan een middelbare school. Ja, zo kun je er ook tegenaan kijken! Maar het ontleden van zinnen is niet bedoeld om "lekker op te ruimen," het gaat erom dat je beschrijft hoe zinnen in elkaar zitten.

Er zijn ook mensen die vinden dat je elke uitdrukking eigenlijk zou moeten dooranalyseren tot de afzonderlijke zinsdelen. Ze wijzen op de Algemene Nederlandse Spraakkunst, waarin gesuggereerd wordt dat dat altijd mogelijk is als je de delen van de uitdrukking letterlijk neemt. Maar waarom zou je dan nog van een werkwoordelijke uitdrukking willen spreken?

Wat ís een werkwoordelijke uitdrukking dan eigenlijk? Wanneer is er reden om iets als een werkwoordelijke uitdrukking te zien?

De meeste definities houden zich een beetje op de vlakte. De ANS zegt het zo: "Werkwoordelijke uitdrukkingen zijn combinaties van werkwoorden met andere taalelementen die een gemeenschappelijke (meestal figuurlijke) betekenis hebben," en op de taaladviessite van Onze Taal staat: "Een werkwoordelijke uitdrukking is een vaste combinatie van een werkwoord en een of meer andere woorden die samen een betekeniseenheid vormen."

Figuurlijk, gemeenschappelijke betekenis, vaste combinatie, betekeniseenheid, dat zijn zo’n beetje de kernwoorden van de meeste definities. Maar hoe bepaal je bijvoorbeeld een "gemeenschappelijke betekenis"? Een combinatie van een lijdend voorwerp met een werkwoord (een boek lezen) heeft toch ook een "gemeenschappelijke betekenis"? Wat is dan het belangrijkste? Wat maakt een werkwoordelijke uitdrukking tot een werkwoordelijke uitdrukking? Volgens de taalprof is het dit:

Als de betekenis van de verbinding tussen werkwoord en andere zinsdelen afwijkt van de normale betekenis, dan is er sprake van een werkwoordelijke uitdrukking. Nou klinkt dat nog steeds ingewikkeld, maar misschien maakt een voorbeeld het duidelijk. Neem de uitdrukking de pijp aan Maarten geven. Die betekent "het opgeven". Waarom is dat nu een werkwoordelijke uitdrukking? Omdat de betekenis van de pijp aan Maarten geven niet te omschrijven is met iets aan iemand geven. Als je de pijp aan Maarten geeft, dat geef je niet iets aan iemand. Het zou dus gek zijn als je in de ontleding de pijp "gewoon" een lijdend voorwerp zou noemen en aan Maarten een meewerkend voorwerp. Dáárom, en alleen daarom, hebben grammatici ooit de term "werkwoordelijke uitdrukking" bedacht.

Die "niet normale" betekenis van die verbinding zou je "figuurlijk" kunnen noemen, of "idiomatisch". Vandaar dat de betekenis van de delen van een werkwoordelijke uitdrukking ook vaak figuurlijk is. Maar een figuurlijke betekenis van een van de delen is niet voldoende om iets als een werkwoordelijke uitdrukking te benoemen! Met een voorbeeld: in de uitdrukking een dikke pil lezen (voor "een dik boek lezen") is er géén sprake van een werkwoordelijke uitdrukking, want een dikke pil lezen is nog wel degelijk "iets lezen". Het is alleen het lijdend voorwerp een dikke pil dat een figuurlijke betekenis heeft. En als je over koetjes en kalfjes praat, dan praat je misschien wel over onbelangrijke dingen, maar je praat nog steeds over iets. Het is alleen de woordgroep koetjes en kalfjes die figuurlijk is, niet het praten. En je kunt wel zeggen dat het een vaste combinatie is, dat je over koetjes en kalfjes bijna altijd gebruikt met het werkwoord praten, maar toch is de verbinding tussen die twee zinsdelen niet idiomatisch, en dus geen werkwoordelijke uitdrukking.

Deze definitie houdt ook in dat de zinsdelen die je kunt invullen met iets of iemand niet bij de werkwoordelijke uitdrukking horen. In de draak steken met iemand is met iemand gewoon voorzetselvoorwerp, in iemand een poets bakken is iemand gewoon meewerkend voorwerp.
Ik heb eens op het internet gezocht naar voorbeelden die worden gegeven van de werkwoordelijke uitdrukking, en dan met name in uitleg over zinsontleding en grammatica. Daar zijn nogal wat gevallen bij waar je kritiek op kunt hebben. Ik zal beneden de hele lijstjes geven die ik gevonden heb, maar eerst bespreek ik twee grotere groepen verkeerde voorbeelden.

De grootste groep verkeerde voorbeelden betreft uitdrukkingen met een koppelwerkwoord of vervangend koppelwerkwoord. Het gaat dan in alle gevallen om een figuurlijk zinsdeel dat een toestand aangeeft (zoals in de war, op de hoogte, in de bonen), waar je in principe elk koppelwerkwoord bij zou kunnen zetten. Dat betekent: de verbinding tussen zinsdeel en werkwoord is niet idiomatisch. Als je in de bonen bent, dan ben je iets.

Een andere interessante groep vind ik op de website van taaladvies.net, de taaladviseurs van de Taalunie. Dat is natuurlijk een onverdachte bron, maar ik weet toch niet goed of ik het er wel mee eens ben. Het gaat om het advies over de benoeming van het in de uitdrukking het met iets eens zijn. De taaladviseurs spreken hier van een werkwoordelijke uitdrukking, waarin het een onderdeel is van het naamwoordelijk gezegde het eens zijn, met het eens als naamwoordelijk deel van het gezegde.  Ik zou zeggen: dan is het ook geen werkwoordelijke uitdrukking meer, maar een naamwoordelijk gezegde, waar je in principe ook andere koppelwerkwoorden kunt invullen. De taaladviseurs noemen nog een hele groep van "werkwoordelijke uitdrukkingen en een aantal werkwoorden" met een betekenisloos het, maar ze zeggen er niet bij welke van hun voorbeelden zij nu een werkwoordelijke uitdrukking vinden. Nou ja, wie het interessant vindt moet het hier zelf maar eens nalezen.

Dit zijn de voorbeelden die ik in een half uurtje verzameld heb van het internet. De lijst is natuurlijk geen volledige lijst van alle werkwoordelijke uitdrukkingen in het Nederlands. Dat zou al gauw een heel woordenboek worden. Dit zijn alleen de voorbeelden die ik het eerste tegenkwam bij uitleg of oefeningen over de werkwoordelijke uitdrukking. Let op: de delen tussen haakjes horen niet bij de werkwoordelijke uitdrukking. Als ergens het bezittelijk voornaamwoord zijn staat, kunnen daar vaak ook andere bezittelijke voornaamwoorden worden gebruikt (zoals haar), en soms ook het lidwoord de. In sommige uitdrukkingen is wat variatie mogelijk, vaak versterking. Dit is niet aangegeven in het lijstje.
  • een bok schieten
  • bot vangen
  • de benen nemen
  • een blauwtje lopen
  • de broek aanhebben
  • een broertje dood (aan iets/iemand) hebben
  • met de deur in huis vallen
  • uit zijn dak/bol gaan
  • de draak steken (met iemand)
  • een flater slaan
  • (iemand) een hart onder de riem steken
  • de geest geven
  • (iemand) met gelijke munt betalen
  • (met iets) aan de haal gaan
  • de hand in eigen boezem steken
  • de handdoek in de ring gooien
  • het hazepad kiezen
  • zich een hoedje schrikken
  • de hond in de pot vinden
  • het hoofd verliezen
  • door het ijs zakken
  • zich de kaas niet van het brood laten eten
  • (iemand) op de kast jagen
  • (iemand) de kastanjes uit het vuur laten halen
  • van een koude kermis thuiskomen
  • (iemand) de laan uit sturen
  • het land (aan iemand) hebben
  • (iemand) voor het lapje houden
  • het lid op de neus krijgen
  • de lijn trekken ("luieren")
  • één lijn trekken ("geen uitzonderingen maken")
  • (met iets) in zijn maag zitten
  • door de mand vallen
  • achter het net vissen
  • (iemand) (iets) aan zijn neus hangen
  • (iemand) bij de neus nemen
  • met de noorderzon vertrekken
  • een oogje in het zeil houden
  • (iemand) in het ootje nemen
  • (iemand) over het paard tillen
  • de pest in hebben
  • de pijp aan Maarten geven
  • de pik (op iemand) hebben
  • de plaat poetsen ("vertrekken")
  • de plank misslaan
  • (iemand) een poets bakken
  • (iemand) een riem onder het hart steken
  • (iemand) (iets) in de schoenen schuiven
  • uit zijn slof schieten
  • de spijker/nagel op zijn kop slaan
  • spitsroeden lopen
  • (iemand) aan de tand voelen
  • (iemand) om de tuin leiden
  • de eerste/tweede viool spelen
  • in zijn vuistje lachen
  • in de wacht slepen
  • (iets) in de wind slaan
De volgende voorbeelden zijn volgens mij allemaal naamwoordelijke gezegdes of constructies met een bepaling van gesteldheid. Ik denk dat het vet en schuin gedrukte zinsdeel zonder het werkwoord steeds zelfstandig gebruikt kan worden in dezelfde "figuurlijke" betekenis als in deze verbinding:
  • in de bonen zijn
  • het eens zijn (met iets/iemand) (ik zou hier eens als naamwoordelijk deel benoemen en het als loos oorzakelijk voorwerp).
  • een figuur slaan (anders dan bij een flater slaan bén je hier op de een of andere manier een figuur)
  • de kluts kwijt raken (je kunt ook de kluts kwijt zijn of lijken, kwijt kun je opvatten als naamwoordelijk deel, en de kluts is dan een oorzakelijk voorwerp met figuurlijke betekenis)
  • in slaap vallen (je bent in slaap, vallen is hier vervangend koppelwerkwoord voor worden of raken)
  • (iemand) op de hoogte brengen (je bent op de hoogte, op de hoogte is hier bepaling van gesteldheid)
Bij de volgende voorbeelden twijfel ik, maar ik ben geneigd ze "normaal" te benoemen:
  • (iets) op het spel zetten (iets staat op het spel, op het spel is bepaling van gesteldheid)
  • tot stand brengen (iets komt tot stand, tot stand is bepaling van gesteldheid)
  • voor joker staan (je kunt voor van alles staan, ik zou zeggen: staan is vervangend koppelwerkwoord)
  • een kleine/grote boodschap doen (je "doet" je behoefte, zou ik zeggen, en die behoefte wordt figuurlijk met een grote of kleine boodschap aangeduid)
  • (iemand) (iets) cadeau doen
  • ten strijde trekken
  • in verzet komen
  • in ontvangst nemen
  • in vlammen opgaan
  • een hekel hebben aan (je kunt van alles hebben: zin in iets, een hekel aan iets, de pest aan iets, misschien hoort het land hebben aan iets hier ook wel bij)
  • les geven (dit is volgens mij toch wel "iets geven", je kunt ook college geven, een lezing geven, je mening geven, een bepaalde indruk geven)
  • plaats nemen (is dit niet eerder een werkwoord dan een uitdrukking?)
  • zijn toevlucht nemen (tot iets) (ook hier allerlei mogelijkheden met nemen: de wijk nemen, de bocht nemen, een afslag nemen; ik denk dat alleen nemen een vage of desnoods figuurlijke betekenis heeft).

donderdag 14 juni 2007

Eeuwige kwesties (4): een van de weinigen die dit snapt



Je hoort er de laatste tijd niet meer zo heel veel over: Ik ben een van de weinige mensen die dit snapt. In het bijzonder de NRC-columnist J.L. Heldring heeft zich jarenlang beijverd om deze "fout" uit te roeien. Keer op keer signaleerde hij de constructie met een enkelvoudig werkwoord in de bijzin, en keer op keer merkte hij op dat het toch echt meervoud moest zijn. Decennialang stelde hij deze misstand aan de kaak. Maar het hielp niets.

En het is nog wel zo'n ijzeren logica! In de constructie Een van de weinige mensen die dit snapt/snappen gaat het over weinig mensen die dit snappen, en daar dan eentje van. Het gaat toch niet om een die dit snapt van weinig mensen! Waterdichte redenering. Geen speld tussen te krijgen. En toch klopt hij niet.

dinsdag 5 juni 2007

Voor de liefhebbers



De taalprof jaagt weer eens de taalliefhebbers tegen zich in het harnas. Nou ja, de taalliefhebbers, in ieder geval de liefhebbers van de regel dat je waarvan niet zou mogen gebruiken voor personen. Veel mensen blijken te willen vasthouden aan de "oude schoolregel" (zoals de Schrijfwijzer hem noemt), dat je moet zeggen de vrouw van wie ik hou en niet de vrouw waarvan ik hou (en al helemaal niet de vrouw waar ik van hou, maar dat is weer een andere schoolregel).


Het is een van de "eeuwige kwesties", waarover al eeuwen gebakkeleid wordt. Ook de taalprof heeft het er al eerder over gehad, zelfs een tweede keer, met bijna desastreuze gevolgen. Maar afgelopen dagen was het weer raak.

maandag 4 juni 2007

De taalkundigen hebben het gedaan



Geen gemakkelijker mikpunt van spot dan de taalkundigen. Zelfs de meest serieuze taalcolumnisten kunnen de neiging soms niet bedwingen om af te geven op de wetenschappers die zich met de taal bezighouden. Zie de meest recente aflevering van de rubriek Woordhoek van Ewoud Sanders.


Sanders hanteert een beproefd recept, dat ook veelvuldig door de ergste taalcritici wordt toegepast: humor. Zet een aantal enormiteiten op een rij, en je scoort gegarandeert punten. Feiten checken is nergens voor nodig, het gaat immers niet om de feiten maar om het effect.

donderdag 31 mei 2007

Een veel gemaakte fout



Taalcritici hebben het maar gemakkelijk. Lekker andere mensen op hun fouten wijzen, en zo zelf een onaantastbare indruk maken. Vooral de "hardnekkige fouten" worden liefdevol gekoesterd, want die maken het leven wel heel eenvoudig. Je hoeft er niet eens bij na te denken.

Toch loop je als criticus juist bij zo'n hardnekkige fout een groot risico. Want waarom zou een fout hardnekkig zijn? Meestal omdat hij eigenlijk niet fout is.

maandag 28 mei 2007

Ha, lekker rijtjes grammatica stampen!



In zijn NRC-column van zaterdag 26 mei 2007 haalt schrijver Joost Zwagerman uit naar onderwijsminister Plasterk, die het Nieuwe Leren "nog een kans wil geven".  Wat Zwagerman zelf precies wil wordt niet helemaal duidelijk (de leerlingen moeten weer Vondel, Multatuli, Vestdijk en Reve kennen), maar van Plasterk had hij een meer kritische houding verwacht.

De taalprof is natuurlijk geen onderwijsdeskundige, dus die mengt zich niet in een onderwijsdebat. Maar hij schiet wel in de stress bij het volgende citaat: Plasterk meende: "We moeten niet terug naar de jaren vijftig. Niet alleen rijtjes grammatica stampen." Hè?

Je zou denken dat Zwagerman hier een kritische noot bij plaatst, en dat doet hij ook wel, maar volgens hem is het allemaal te extreem geformuleerd. Geen woord over dat rijtjes grammatica stampen. Terwijl dat natuurlijk het meest trieste van het citaat is. Onze minister van onderwijs weet niet wat grammatica is.