aanhangers.
dat hij het "behoorlijk oneens is" met de analyse van de taalprof, en op het weer ter ziele lijkende nltaal.blog
Tijd om de balans op te maken, en alle voors en tegens nog eens netjes bij elkaar te zetten.
Om te beginnen: de discussie gaat over zinnen van het type
De reizigers worden verzocht om over te stappen. Dit zou moeten zijn
De reizigers wordt verzocht om over te stappen.
Mensen die dit vinden, beargumenteren het vanuit de ontleding van de
zin. En volgens de taalprof is dat "strikt genomen" een verkeerde
ontleding.
Er zijn twee vragen die in deze discussie beantwoord moeten worden:
- Op welke ontleding is de zin De reizigers worden verzocht om over te stappen gebaseerd, en is daar iets op aan te merken?
- Op welke ontleding is de zin De reizigers wordt verzocht om over te stappen gebaseerd, en is daar iets op aan te merken?
Vooraf moeten we vaststellen dat de ene vraag niets te maken hoeft te
hebben met de andere. Als de ene ontleding goed is, hoeft dat niet te
betekenen dat de andere ontleding dus fout is. Ze kunnen ook allebei
goed zijn.
Motivatie voor het meervoudDe taalprof vindt
De reizigers worden verzocht om over te stappen de beste zin. Wat zijn daar voor argumenten voor?
(1) De zin
Men wordt verzocht om over te stappen is volgens de taalprof, en de naslagwerken, een prima zin. Als dit zo is, dan moet de ontleding zijn dat
men onderwerp is.
Men komt namelijk in geen enkele andere functie voor dan onderwerp. Maar als
men in die zin onderwerp is, is
de reizigers ook onderwerp, dus moet het werkwoord ook in het meervoud staan.
(2) De zin
De reizigers worden verzocht om over te stappen is de lijdende vorm van
Iemand verzoekt de reizigers om over te stappen. In deze zin is
de reizigers lijdend voorwerp. De bekende taalkundige Den Hertog merkte dit al in 1894 op. Hij wees erop dat je
verzoeken in deze zin naar analogie van
uitnodigen kon lezen. En in
Iemand nodigt de reizigers uit om over te stappen is
de reizigers zonder enige twijfel lijdend voorwerp.
(3) Dat in de zin
Iemand verzoekt de reizigers om over te stappen het zinsdeel
de reizigers
lijdend voorwerp is, kan ook worden aangetoond met de
"nominalisatieproef," die in diverse cursussen wordt aanbevolen. De zin
kan namelijk genominaliseerd worden tot
Het verzoeken van de reizigers om over te stappen.
(4) Historisch gezien heeft het werkwoord
verzoeken altijd een lijdend voorwerp gehad. Het is ontstaan uit
iemand verzoeken (waar
verzoeken "verleiden" betekende) met een doelbepaling
tot iets.
In tijden waarin men naamvallen schreef is de vierde naamval bij dit
voorwerp altijd gebruikelijk geweest. Blijkens het "hardnekkig"
voorkomen van zinnen als
De reizigers worden verzocht om over te stappen
is dat nog steeds zo. Er is geen moment of periode in de
taalontwikkeling aan te wijzen waarin dit lijdend voorwerp verdwenen is.
Zijn er ook argumenten tegen deze ontleding? Ik ken ze niet, en ik
heb ze in de vele discussies tot nu toe niet gehoord. Die discussie
wordt gedomineerd door argumenten vóór een andere ontleding. Daaruit
wordt dan gemakshalve geconcludeerd dat deze ontleding fout is. Dat is
natuurlijk geen juiste manier van redeneren.
Motivatie voor het enkelvoudIn tegenstelling tot de taalprof vinden veel taalcritici dat
De reizigers wordt verzocht om over te stappen de beste zin is. Volgens hen is in deze zin
de reizigers het meewerkend voorwerp, en
om over te stappen een onderwerpszin. Ze hebben daarvoor een aantal argumenten, maar op alle argumenten is wel iets aan te merken.
(1) Voorstanders van het enkelvoud stellen dat je de zin kunt veranderen in
Aan de reizigers wordt verzocht om over te stappen. Dat lijkt misschien een overtuigend argument, maar de variant met
aan komt buiten het onderwijs vrijwel niet voor. Zo weinig dat je je serieus kunt afvragen of hij niet gewoon ongrammaticaal is.
(2) Een tweede argument voor het enkelvoud komt uit de analyse van de actieve zin. Ook hierbij wordt opgemerkt dat
De reizigers wordt verzocht om over te stappen een lijdende vorm is van de actieve zin
Iemand verzoekt de reizigers om over te stappen, en in deze zin zou
de reizigers meewerkend voorwerp zijn. Ook hier weer dezelfde motivatie: je zou er
aan bij kunnen zetten:
Iemand verzoekt aan de reizigers om over te stappen.
Maar hierbij geldt weer hetzelfde bezwaar: dit komt bijna niet voor.
Bovendien kun je die beknopte bijzin niet goed nominaliseren:
iemand verzoekt aan de reizigers een overstap, of
iemand verzoekt aan de reizigers een reactie, dat is allemaal niet goed.
(3) Een derde argument sluit bij het tweede aan, en maakt gebruik van de nominalisatieproef. Nominalisatie zou opleveren:
het verzoeken van iets aan iemand.
Ook dit lijkt bij oppervlakkige beschouwing best acceptabel. Maar zie
eens hoe slecht het wordt als je in plaats van iets en iemand iets
concreets probeert in te vullen:
het verzoeken van een overstap aan de reizigers. Helemaal fout, zou je zeggen. Met andere woorden: die nominalisatieproef wijst helemaal niet
de reizigers als meewerkend voorwerp aan.
(4) Dat
de reizigers meewerkend voorwerp zou zijn wordt ook nog beargumenteerd door te wijzen op de betekenisovereenkomst met het werkwoord
vragen.
Je vraagt iemand iets, je verzoekt iemand iets. Bij
vragen is
iemand meewerkend voorwerp, bij
verzoeken dus ook. Ook dit lijkt aannemelijk, totdat je het werkwoord
vragen eens nader gaat bekijken.
Vragen bestaat namelijk in twee betekenissen: "informeren" (
je vraagt iemand of het regent) en iets als "aansporen" (
je vraagt iemand om op tijd te komen). De betekenis "verzoeken" hoort niet bij het eerste
vragen, alleen bij het tweede. En alleen het eerste is
aan iemand iets vragen, het tweede is
van iemand iets vragen, hetgeen op een lijdend voorwerp
iemand wijst.
(5) Sommigen proberen ook nog indirect af te leiden dat
de reizigers meewerkend voorwerp is. Zij zeggen: in de zin
Iemand verzoekt de reizigers iets moet
iets lijdend voorwerp zijn. Omdat er geen twee lijdende voorwerpen in een zin kunnen staan, moet
de reizigers
wel iets anders zijn, en meewerkend voorwerp is de enige aannemelijke
mogelijkheid. Er zijn twee problemen met dit argument. De stelling dat
er geen twee lijdende voorwerpen in één zin kunnen staan is
aanvechtbaar. Maar zelfs als we aannemen dat hij correct is, dan kun je
het argument nog omkeren. Dan kun je zeggen:
de reizigers is lijdend voorwerp, dus
iets moet iets anders zijn. Wat kan
iets dan zijn? Nou, bijvoorbeeld zoals Den Hertog al voorstelt: oorzakelijk voorwerp. Dat
iets geeft het doel aan waarop het verzoek zich richt. Dit doel kun je invullen met een beknopte bijzin of met een woordgroep met
om of
tot:
iemand verzoekt de lezers om een reactie. Het feit dat de beknopte bijzin vervangbaar is door het voornaamwoord
iets is geen reden om deze ontleding te verwerpen. Dat zie je ook bij
iemand iets vragen, dat
twee dingen kan betekenen: "bij iemand informeren naar iets", of
"iemand tot iets aansporen". Die twee betekenissen komen tot uitdrukking
in de twee ontledingen.
ConclusieDe ontleding die het meervoud
ondersteunt kent alleen maar argumenten vóór en geen argumenten tegen.
De ontleding die het enkelvoud ondersteunt kent verschillende argumenten
vóór, maar op elk argument valt wel wat af te dingen. Een strikte
grammaticus zou daarom de eerste ontleding moeten goedkeuren en de
tweede moeten afkeuren.
Nu is de hedendaagse taalkundige een pragmaticus. Wat de
taalgebruiker wil, is wet. Als de variant met enkelvoud voorkomt, heeft
zij bestaansrecht. Dit geldt ook voor de variant met
aan de reizigers.
Als taalgebruikers dat, desgevraagd, acceptabel vinden, dan kun je daar
als taalkundige in principe niets tegenin brengen. Je kunt wel op basis
van je analyse concluderen dat de taalgebruikers "strikt genomen" ten
onrechte een bepaalde vorm gebruiken, maar als ze dat echt willen, dan
heb je dat te accepteren. En als die variant alleen maar kan worden
verantwoord door aan te nemen dat er sprake is van een meewerkend
voorwerp, dan moet je dat ook, zij het knarsetandend, voor lief nemen.
Wat betekent dat voor de bovenstaande discussie? Volgens mij zouden
we in elk geval moeten concluderen dat er op de variant met meervoud, en
de ontleding van
de reizigers als lijdend voorwerp in de actieve zin, niets (maar dan ook niets) aan te merken valt. Het enkelvoud, en de ontleding van
de reizigers
als meewerkend voorwerp is op zijn minst verdacht vanwege het feit dat
de cruciale varianten bijna nooit voorkomen. Het zou best kunnen zijn
dat die enkele voorkomens het rechtstreekse gevolg zijn van
grammatica-onderwijs in plaats van een normale taalverwerving.