
Was ik niet bezig met een
serie over voornaamwoorden? En had ik na een logje over
persoonlijke, bezittelijke en
vragende voornaamwoorden niet beloofd om ook de aanwijzende, onbepaalde en betrekkelijke voornaamwoorden nog te doen? Ja, ik heb dan wel nog even uitgeweid over het
wederkerende en
wederkerige voornaamwoord (over het eerste zelfs
een tweede keer), maar daarmee is die belofte natuurlijk niet ingelost.
Welnu! Belofte maakt schuld. Het aanwijzende voornaamwoord. Dat is wat! (of: Wat is dat?)
Eerst een moeilijk woord:
deiktisch. Moet dat nou? Ja wacht even, het is leuker dan je nu denkt.
Deiktisch, dat betekent letterlijk "aanwijzend", en het is afgeleid van een heel oud woord dat "vinger" betekent (net zoals het Latijnse woord "digitus"). Waarom is dat belangrijk? Omdat het aangeeft wat aanwijzen letterlijk is: je vinger op iets richten. En dan zeggen:
Kijk daar!
Als je dat snapt, dan snap je ook wat een aanwijzend voornaamwoord is. Dat is namelijk een gewoon voornaamwoord, met een benadrukt betekeniselement: het is deiktisch. Zeg je
Ik zie het, dan verwijst
het op een neutrale manier naar iets dat in het gesprek of in de omgeving bekend is. Zeg je echter
Ik die dát, dan is het net of je met het woordje
dat, net als met je vinger, iets aanwijst.
Dat, die, dit, deze, dat zijn de "echte" aanwijzende voornaamwoorden.
Die en
dat kunnen ook als andere woorden optreden, maar als je letterlijk met je vinger kunt wijzen op het moment dat je ze uitspreekt, dan zijn ze aanwijzend. Je kunt het gemakkelijk bij jezelf nagaan. In de zin
Die voornaamwoorden, die zijn makkelijk! staat twee keer het woordje
die. Op het moment dat je ze uitspreekt, kun je letterlijk je vinger gebruiken als ondersteunend gebaar (alsof je ze op papier aanwijst).
Vergelijk dat eens met de zin
Die voornaamwoorden die makkelijk zijn, ken ik al. Als je die zin hardop voorleest, kun je wel nog je vinger gebruiken bij het eerste woordje
die, maar absoluut niet meer bij het tweede (probeer het maar eens uit!). Dat tweede woordje
die is dus niet deiktisch, het is geen aanwijzend voornaamwoord (het is een betrekkelijk voornaamwoord, maar daarover later).
Die woordjes
deze, dit, die, dat, zijn dat de enige aanwijzende voornaamwoorden? Nee, dat niet. Je hebt ook nog een paar ouderwetse (
gene, gindse), een paar bijzondere (
diegene, degene, datgene hetgene), en je hebt
zo'n en
zulke. Misschien vind je die laatste twee wat gek als aanwijzende voornaamwoorden. Ze zijn misschien niet echt deiktisch, maar toch wijzen ze duidelijk naar een eigenschap die je bedoelt. Als je het hebt over
zulke dingen, dan heb je het met
zulke over een eigenschap die voor je gesprekspartner duidelijk moet zijn (bijvoorbeeld
groot, of
doorzichtig, ik zeg maar wat). Ook van die laatste heb je een paar ouderwetse varianten (
zodanige, dergelijke, soortgelijke, dusdanige). En als je nou aan de andere kant heel modern wil doen, dan moet je
van die, als in
van die kleine kaboutertjes of
van díe dingen! ook als één woord benoemen. Dat is dan ook een aanwijzend voornaamwoord
Is het dat? Ja, nou, niet helemaal. Ook het woordje
zelf, en woorden eindigend op
-zelfde (
dezelfde, hetzelfde, diezelfde, datzelfde, ditzelfde) hebben iets aanwijzends. Als je zegt
Ik heb dat zelf gedaan, dan is het woordje
ik "gewoon" een persoonlijk voornaamwoord, maar met
zelf wijs je nog eens nadrukkelijk naar jezelf. Daarom worden ook het losse woordje
zelf, en woorden op
-zelfde, benoemd als aanwijzend voornaamwoord.
Is dat moeilijk? Nou ja, die rare gevallen, die zou je moeten onthouden. Maar het belangrijkste is dat je bij de "gewone" aanwijzende voornaamwoorden die aanwijzende betekenis kunt herkennen. Als je
dat kunt, ben je ver genoeg.