In het tijdschrift Neder-L schrijft Marc van Oostendorp vandaag een column over de betekenis van zinnen als Arsenal staat alweer met 1-0 achter, waar sommige taalcritici iets op tegen hebben omdat ze redeneren dat alweer nu eenmaal alleen 'opnieuw' kan betekenen, en de gewraakte zin betekent niet hetzelfde als Arsenal staat opnieuw met 1-0 achter.
Marc analyseert alweer als een versterking van al, dat als basisbetekenis iets heeft van 'tegen de verwachting of wens in.' Daarmee ziet hij alweer hoofdzakelijk als een modaal betekeniselement, want modaliteit gaat precies over wenselijkheid of waarschijnlijkheid. De betekenis 'opnieuw' is volgens hem dan ook geheel afwezig.
Ik denk dat het iets subtieler ligt.
maandag 20 januari 2014
zaterdag 18 januari 2014
Waarom is het wat het is?
Frits Spits begon vandaag het eerste uur van zijn nieuwe programma De Taalstaat met de zin Het is wat het is, die hij de afgelopen week in de media opgemerkt had. Hij noemde het een "paradoxale zin" en zette zo de luisteraars even aan het denken over taal.
Het is dat er dan meteen Raymon van 't Groenewoud achteraan zat, dus de meeste luisteraars zullen daar weer danig door afgeleid zijn, maar gelukkig is de taalprof paraat om die gedachte even vast te houden en uit te spinnen.
Het is wat het is, waarom is dat een gekke zin? Misschien moet je hem tautologisch noemen, want natuurlijk is iets wat het is. Maar het gekke zit hem niet in de tautologie op zichzelf, maar ook in een grammaticale eigenaardigheid.
In feite gaat het om hetzelfde geval als Er staat niet wat er staat van de dichter Martinus Nijhoff. Dat heeft diezelfde gekheid, en ook hetzelfde grammaticale gekkigheidje. Dat blijkt als je na gaat denken over de vraag welke woordsoort wat is.
Als je dat doet merk je meteen dat er twee mogelijkheden zijn: wat is een betrekkelijk voornaamwoord, of het is een vragend voornaamwoord. In het eerste geval heb je de betekenis Datgene wat het is, is het, en dat heeft inderdaad iets voordehandliggends. In het tweede geval staat er echter iets als De vraag wat het is wordt beantwoord door het bestaan zelf. In die betekenis is het een antwoord op de vraag Wat is het? Het IS wat het is.
Welke betekenis is er bedoeld in de zin Het is wat het is? Ik denk oorspronkelijk de laatste. Wat als vragend voornaamwoord. Echter, het vanzelfsprekende versterkt natuurlijk de andere lezing, en dan krijg je een uitspraak die door zijn vanzelfsprekendheid ofwel een literaire waarde krijgt (bij Nijhoff), of een dooddoener wordt. Tja. Het is wat het is. Meer is het ook niet.
Het is dat er dan meteen Raymon van 't Groenewoud achteraan zat, dus de meeste luisteraars zullen daar weer danig door afgeleid zijn, maar gelukkig is de taalprof paraat om die gedachte even vast te houden en uit te spinnen.
Het is wat het is, waarom is dat een gekke zin? Misschien moet je hem tautologisch noemen, want natuurlijk is iets wat het is. Maar het gekke zit hem niet in de tautologie op zichzelf, maar ook in een grammaticale eigenaardigheid.
In feite gaat het om hetzelfde geval als Er staat niet wat er staat van de dichter Martinus Nijhoff. Dat heeft diezelfde gekheid, en ook hetzelfde grammaticale gekkigheidje. Dat blijkt als je na gaat denken over de vraag welke woordsoort wat is.
Als je dat doet merk je meteen dat er twee mogelijkheden zijn: wat is een betrekkelijk voornaamwoord, of het is een vragend voornaamwoord. In het eerste geval heb je de betekenis Datgene wat het is, is het, en dat heeft inderdaad iets voordehandliggends. In het tweede geval staat er echter iets als De vraag wat het is wordt beantwoord door het bestaan zelf. In die betekenis is het een antwoord op de vraag Wat is het? Het IS wat het is.
Welke betekenis is er bedoeld in de zin Het is wat het is? Ik denk oorspronkelijk de laatste. Wat als vragend voornaamwoord. Echter, het vanzelfsprekende versterkt natuurlijk de andere lezing, en dan krijg je een uitspraak die door zijn vanzelfsprekendheid ofwel een literaire waarde krijgt (bij Nijhoff), of een dooddoener wordt. Tja. Het is wat het is. Meer is het ook niet.
maandag 6 januari 2014
Zo willen we het doen laten voorkomen
Hoe vaker ik het hoor, hoe minder ik geneigd ben om het als een vergissing te beschouwen. Vanavond was het weer raak: in het tv-programma De Wereld Draait Door zei iemand: Zo wilden ze het doen laten voorkomen.' Niet 'Zo wilden ze het doen voorkomen, niet Zo wilden ze het laten voorkomen, maar Zo wilden ze het doen laten voorkomen. Dubbelop, zo lijkt het. Maar is dat wel zo?
dinsdag 31 december 2013
Detaalprof is geen taalprof
Op de valreep van de jaarwisseling wordt de taalprof verrast doordat hij een link tegenkomt naar een bedrijfje dat zich detaalprof noemt. Al jaren geleden had iemand het webdomein taalprof.nl vastgelegd, maar daar is nooit iets mee gedaan. Nu heeft een snugger duo van, ja wat zijn het, iets van neerlandici maar ook weer niet helemaal, of onderwijskundigen maar dan net niet, het domein detaalprof.nl geclaimd en er daadwerkelijk een website op gezet. Het bedrijf biedt "diensten" aan, zo te zien gerelateerd aan het onderwijs in de Nederlandse taal. Taalvaardigheid, daar heeft het nog het meeste van weg.
Een taalprof onder elke andere naam ruikt natuurlijk net zo lekker, maar niet iedereen die zich de naam 'taalprof' aanmeet is daarmee meteen okselfris. Het bedrijf detaalprof is op geen enkele manier gerelateerd aan dit weblog of in het algemeen degene die zich in de afgelopen jaren publiekelijk onder die naam gemanifesteerd heeft. En ik vrees dat de ideeën van het bedrijf ook niet overeenkomen met wat hier steeds wordt verkondigd.
Een taalprof onder elke andere naam ruikt natuurlijk net zo lekker, maar niet iedereen die zich de naam 'taalprof' aanmeet is daarmee meteen okselfris. Het bedrijf detaalprof is op geen enkele manier gerelateerd aan dit weblog of in het algemeen degene die zich in de afgelopen jaren publiekelijk onder die naam gemanifesteerd heeft. En ik vrees dat de ideeën van het bedrijf ook niet overeenkomen met wat hier steeds wordt verkondigd.
zaterdag 7 december 2013
Renkema zelf werpt nog geen nieuw licht op koningsliedzin
De afgelopen week schreef ik over een passage in een interview met Jan Renkema in de NRC van zaterdag. Daarin stond een onbegrijpelijke passage over de koningsliedzin, waarover op dit weblog zo intensief gediscussieerd is. Wat was daar aan de hand? Had de journaliste het allemaal verkeerd begrepen en was Renkema er niet aan toegekomen om de passage te controleren? Maar wat bleek? De journaliste reageerde op twitter dat "de uitleg [...] uit de afscheidspublicatie [komt]," en dat Renkema zelf de tekst gecontroleerd had.
Aangezien de taalprof niet bij de afscheidsrede aanwezig kon zijn, was het wachten op die publicatie. Die is er nu, althans de videopublicatie met de integrale weergave van het college. En? Wat zegt Renkema over de koningsliedzin?
Als je verwachtingen te hoog gespannen zijn, valt het altijd tegen. Renkema bespreekt de bewuste zin in een minicollege samen met het onderwerp hun hebben, zo te zien (maar dat wordt niet helemaal duidelijk) als een voorbeeld van stigmergie: dat gemeenschappen de neiging hebben om buiten de geplaveide paden te treden en eigen weggetjes te maken (die ook wel olifantspaadjes worden genoemd, maar dat zegt hij er niet bij). Meer specifiek geeft Renkema van de constructie uit de koningsliedzin een aantal voorbeelden uit de afgelopen eeuwen, zonder in te gaan op hoe die constructie precies in elkaar zit.
Renkema zegt dus geen woord over 'bijzinnen' of 'omhoog halen' in zijn afscheidscollege. Zijn voorbeelden zijn allemaal voorbeelden van extractie uit een lijdendvoorwerpszin, maar niet alleen van het onderwerp (ook van voorwerpen).
Misschien dat de journaliste citeerde uit een papieren publicatie, dat zou nog kunnen. Van afscheidsredes verschijnt vaak later een wat uitgebreidere versie, waarin de auteur wat zaken verder uitdiept. Er is dus nog hoop. Maar vooralsnog werpt Renkema in zijn afscheidscollege geen nieuw licht op de koningsliedzin.
Aangezien de taalprof niet bij de afscheidsrede aanwezig kon zijn, was het wachten op die publicatie. Die is er nu, althans de videopublicatie met de integrale weergave van het college. En? Wat zegt Renkema over de koningsliedzin?
Als je verwachtingen te hoog gespannen zijn, valt het altijd tegen. Renkema bespreekt de bewuste zin in een minicollege samen met het onderwerp hun hebben, zo te zien (maar dat wordt niet helemaal duidelijk) als een voorbeeld van stigmergie: dat gemeenschappen de neiging hebben om buiten de geplaveide paden te treden en eigen weggetjes te maken (die ook wel olifantspaadjes worden genoemd, maar dat zegt hij er niet bij). Meer specifiek geeft Renkema van de constructie uit de koningsliedzin een aantal voorbeelden uit de afgelopen eeuwen, zonder in te gaan op hoe die constructie precies in elkaar zit.
Renkema zegt dus geen woord over 'bijzinnen' of 'omhoog halen' in zijn afscheidscollege. Zijn voorbeelden zijn allemaal voorbeelden van extractie uit een lijdendvoorwerpszin, maar niet alleen van het onderwerp (ook van voorwerpen).
Misschien dat de journaliste citeerde uit een papieren publicatie, dat zou nog kunnen. Van afscheidsredes verschijnt vaak later een wat uitgebreidere versie, waarin de auteur wat zaken verder uitdiept. Er is dus nog hoop. Maar vooralsnog werpt Renkema in zijn afscheidscollege geen nieuw licht op de koningsliedzin.
maandag 2 december 2013
Werpt Renkema zelf nieuw licht op koningslied?
De werkelijkheid is altijd spannender dan je kunt verzinnen. Het scenario dat ik gisteren bedacht voor de onbegrijpelijke passage in een interview met Renkema in de NRC klopt niet. De betreffende journaliste, Martine Kamsma, reageert via twitter: Uitleg komt uit de afscheidspublicatie van Renkema, interview heeft hij gelezen. Helaas: het was dus niet de boodschapper. Wat moeten we daar nu van vinden?
Afgezien van de suggestie dat er onbegrijpelijke wartaal uit een publicatie van Renkema is overgeschreven (wat ik zeker ga controleren als ik de kans krijg), proef ik in de reactie van de journaliste iets geïrriteerds. Iets van 'de boodschapper heeft het zeker weer gedaan.' Alsof het alleen maar de bedoeling van de taalprof zou zijn om journalisten te bashen.
Ik snap heel goed dat journalisten vaak het mikpunt zijn van onredelijke kritiek. Het minste foutje wordt ze onmiddellijk aangewreven, en ze worden geïdentificeerd met elke mening van elke geïnterviewde. Je hebt een mooi interview gemaakt, er staat een spelfoutje in, en de krant krijgt tientallen brieven over het spelfoutje en geeneen over de inhoud. Maar in dit geval lijkt me er iets anders aan de hand.
Als Renkema heeft geschreven of gezegd dat die je wist een bijzin is in de dag die je wist dat zou komen (wat we dus nog moeten vaststellen), en dat die bijzin 'omhoog gehaald is,' dan lijkt me dat voor een leek (en zelfs voor een taalkundige) totaal onbegrijpelijk. Hoezo een bijzin? Wat is dat voor een bijzin? En wat is 'omhoog gehaald'? Ja sorry hoor, dan kun je als journalist wel zeggen: 'Ik heb het alleen maar overgeschreven, don't kill the messenger,' maar dan heb je volgens mij een te arm beeld van de journalist als dictafoon.
Naar mijn idee heeft de journalist de taak om de lezer te ondersteunen in de duiding van het nieuws. Als het alleen maar gaat om weer te geven wat er gebeurd is, zet er dan een camera op en schaf de kranten af. Natuurlijk kan het voorkomen dat een wetenschapper iets zegt dat moeilijk of abstract is, maar vraag dan om nadere uitleg zou ik zeggen.
Ik wil trouwens best toevoegen dat ik het een mooi interview vond. De reden waarom ik op die passage inga is deze: gáát het een keer over grammatica, staat er meteen iets onbegrijpelijks. Blijkbaar is het de moeite niet waard om dat te begrijpen.
Afgezien van de suggestie dat er onbegrijpelijke wartaal uit een publicatie van Renkema is overgeschreven (wat ik zeker ga controleren als ik de kans krijg), proef ik in de reactie van de journaliste iets geïrriteerds. Iets van 'de boodschapper heeft het zeker weer gedaan.' Alsof het alleen maar de bedoeling van de taalprof zou zijn om journalisten te bashen.
Ik snap heel goed dat journalisten vaak het mikpunt zijn van onredelijke kritiek. Het minste foutje wordt ze onmiddellijk aangewreven, en ze worden geïdentificeerd met elke mening van elke geïnterviewde. Je hebt een mooi interview gemaakt, er staat een spelfoutje in, en de krant krijgt tientallen brieven over het spelfoutje en geeneen over de inhoud. Maar in dit geval lijkt me er iets anders aan de hand.
Als Renkema heeft geschreven of gezegd dat die je wist een bijzin is in de dag die je wist dat zou komen (wat we dus nog moeten vaststellen), en dat die bijzin 'omhoog gehaald is,' dan lijkt me dat voor een leek (en zelfs voor een taalkundige) totaal onbegrijpelijk. Hoezo een bijzin? Wat is dat voor een bijzin? En wat is 'omhoog gehaald'? Ja sorry hoor, dan kun je als journalist wel zeggen: 'Ik heb het alleen maar overgeschreven, don't kill the messenger,' maar dan heb je volgens mij een te arm beeld van de journalist als dictafoon.
Naar mijn idee heeft de journalist de taak om de lezer te ondersteunen in de duiding van het nieuws. Als het alleen maar gaat om weer te geven wat er gebeurd is, zet er dan een camera op en schaf de kranten af. Natuurlijk kan het voorkomen dat een wetenschapper iets zegt dat moeilijk of abstract is, maar vraag dan om nadere uitleg zou ik zeggen.
Ik wil trouwens best toevoegen dat ik het een mooi interview vond. De reden waarom ik op die passage inga is deze: gáát het een keer over grammatica, staat er meteen iets onbegrijpelijks. Blijkbaar is het de moeite niet waard om dat te begrijpen.
zondag 1 december 2013
Interviewer Jan Renkema werpt nieuw licht op koningslied
Het houdt maar niet op over dat koningslied. In een marathondiscussie op dit weblog is het lied, en dan in het bijzonder de zin De dag die je wist dat zou komen is eindelijk hier, tot in zijn diepste vezels aan stukken gescheurd, gefileerd, op een goudschaaltje gelegd, om vervolgens van binnen en van buiten, en in historisch en futuristisch perspectief van alle kanten bekeken te worden. Elk woord dat iemand daar ooit over gesproken zou willen hebben, is langs gekomen en zowat elke voorstelbare analyse is in de beschouwingen meegenomen.
En nu is daar ineens een redacteur van de NRC, die in een interview met Renkema (zaterdag 30 november) het volgende noteert: Het is, zal Jan Renkema bij zijn afscheid betogen, een constructie die we ook honderden jaren geleden al in onze taal zagen: 'Judas mijn apostel, die ik bekende te wesen', 'De dag die ik wist dat zou komen'. "Dat je zo'n bijzin 'die ik wist' omhoog kunt halen direct na 'de dag'. Dat hebben niet veel talen. Heel intrigerend, en waarom doet iemand dat?"
Dat is interessant. Die visie kenden we nog niet. In De dag die je wist dat zou komen is die je wist een bijzin die "omhoog gehaald" is. Van waaruit, zou je dan denken? De dag dat die je wist zou komen, de dag dat zou die je wist komen of de dag dat zou komen die je wist?
En nu is daar ineens een redacteur van de NRC, die in een interview met Renkema (zaterdag 30 november) het volgende noteert: Het is, zal Jan Renkema bij zijn afscheid betogen, een constructie die we ook honderden jaren geleden al in onze taal zagen: 'Judas mijn apostel, die ik bekende te wesen', 'De dag die ik wist dat zou komen'. "Dat je zo'n bijzin 'die ik wist' omhoog kunt halen direct na 'de dag'. Dat hebben niet veel talen. Heel intrigerend, en waarom doet iemand dat?"
Dat is interessant. Die visie kenden we nog niet. In De dag die je wist dat zou komen is die je wist een bijzin die "omhoog gehaald" is. Van waaruit, zou je dan denken? De dag dat die je wist zou komen, de dag dat zou die je wist komen of de dag dat zou komen die je wist?
woensdag 20 november 2013
Ontleden voor ongeïnteresseerden
Er zullen niet veel mensen zijn -ik schat een stuk of vijf- die de laatste drie blogposts van de taalprof, inclusief de hele discussie daarachteraan, in zijn geheel gevolgd hebben. De meesten zullen na de derde of vierde reactie in wanhoop de handen ten hemel hebben geheven onder de verzuchting "Waar gáát dit nog over?" en moedeloos zijn weggesurft naar lichter verteerbare kost. Er bestaat zelfs een reëel gevaar dat er mensen zijn die zich bevestigd voelen in een totale afwijzing van de zinsontleding of taalanalyse in het algemeen, als een zinloze en uitzichtloze bezigheid waar een mens allesbehalve taalvaardig van wordt.
Dat kan nou ook weer niet de bedoeling zijn. Daarom, voor de mensen die dreigen ongeïnteresseerd te raken in de ontleding: een kleine update.
Dat kan nou ook weer niet de bedoeling zijn. Daarom, voor de mensen die dreigen ongeïnteresseerd te raken in de ontleding: een kleine update.
donderdag 7 november 2013
Vergeef de taalprof voor wat hij schrijft
Wat valt je op aan de volgende zin? Het is een citaat uit De Volkskrant van 7 november 2013: Studenten worden overal in begeleid, gementort, begrepen en voor hun fouten vergeven. Ja, er staat een spelfout in het woord gementort, dat is goed geantwoord (gementord moet met een -d omdat het bij verlenging de gementorde studenten is en niet de gementorte studenten). Maar los daarvan, wat valt je op als je die zin hoort?
vrijdag 11 oktober 2013
Het kan niet elke zin grammaticaal feest zijn
Eergisteren schreef ik een kort stukje over een eigenaardig conflict bij de zin Jij of ik heb/hebt/heeft/hebben gelijk. Mijn bedoeling daarvan was om te laten zien dat je soms meerdere mogelijkheden hebt waar allemaal iets op aan te merken valt: het meervoud is gek vanwege de nevenschikking met of van enkelvoudige elementen, de eerste persoon is gek omdat een van de leden van de nevenschikking tweede persoon gek, om soortgelijke redenen is de tweede persoon ook gek (maar misschien nog het beste omdat die vooraan staat), en als je vlucht in een derde persoon is eigenlijk ook niemand echt tevreden.
Je kunt het niet iedereen naar de zin maken, dus in feite heb je geen goede keuze. Het heeft geen zin om een van de mogelijkheden als 'fout' te 'verbeteren,' want alle verbeteringen zijn ook 'fout.' Vermijden is de enige oplossing.
Ik schreef dit stukje omdat ik op hetzelfde moment een onduidelijke discussie op twitter had over een geval waar ik ook zo'n gevoel bij had. Het ging over de zin Als het getal van onderwerp en persoonsvorm niet hetzelfde zijn, heet dat incongruentie, die in een schoolmethode stond. Iemand had opgemerkt dat dit zelf een incongruente zin was, want het getal is een enkelvoudig onderwerp en zijn is een meervoudige persoonsvorm. Vervolgens had de uitgever het verbeterd naar Als het getal van onderwerp en persoonsvorm niet hetzelfde is, heet dat incongruentie. Maar is dat wel beter?
Je kunt het niet iedereen naar de zin maken, dus in feite heb je geen goede keuze. Het heeft geen zin om een van de mogelijkheden als 'fout' te 'verbeteren,' want alle verbeteringen zijn ook 'fout.' Vermijden is de enige oplossing.

Abonneren op:
Posts (Atom)