dinsdag 27 februari 2007

De taalprof staat niet in voor de gevolgen



Grammatica oefenen op het internet, dat kan! Er zijn talloze oefensites. De taalprof houdt ze natuurlijk allemaal in de gaten. Zo nu en dan komt hij daarbij een foutje tegen. Nou staat de taalprof niet onmiddellijk met het opgeheven vingertje klaar, maar soms is er wel iets leuks te vertellen bij zo'n foutje.


Zoals nu.

zaterdag 24 februari 2007

Is de Taalprof een Britse jongere?



Het Grammaticale Onbenul is overal. Op de Amerikaanse site Language Log voeren taalkundigen al jaren een wanhopige strijd tegen taalkundige mythen en misvattingen in de media. Zo besteedden ze het afgelopen jaar een paar keer aandacht aan de uitspraak dat Britse jongeren tegenwoordig een zo kleine woordenschat zouden hebben, dat ze maar 20 woorden gebruiken voor 30% van alles wat ze zeggen. In Nederland deed Quest Magazine die uitspraak deze maand nog eens dunnetjes over.

100.000 pageviews kunnen geen ongelijk hebben

In de maand waarin de Taalprof precies één jaar actief is, mocht hij gisteren, op 23 februari, de 100.000ste pageview noteren. Wat is een pageview? Dat is iedere keer dat een lezer een logje of een vraag, of een antwoord van de Taalprof-site aanklikt. Dat zijn natuurlijk geen 100.000 personen, dat snap ik ook wel, maar dat zou ook niet goed zijn. Dan zou iedereen na één keer "pageviewen" al weer vertrokken zijn. In werkelijkheid klikken bezoekers wel een paar keer per bezoekje.


Hoeveel personen betreft het dan? Geen idee. De teller op web-log houdt per dag bij hoeveel verschillende personen je weblog bezoeken, maar de volgende dag begint de teller weer bij 0, en aan het eind van de maand telt hij alle dagen bij elkaar, wat een zinloos getal oplevert. Nu weet ik alleen dat ik op de drukste dag tot nu toe (11 december 2006) 1287 verschillende bezoekers had. Minder verschillende bezoekers heb ik dus in ieder geval niet.


Graag wil ik iedereen hartelijk danken voor de belangstelling in het afgelopen jaar. Ik hoop dat het voor jullie net zo bevredigend was als voor mij. In het komend jaar wil ik mijn Taalprof-activiteiten nog wat uitbreiden. Op het programma staat in ieder geval een apart forum (waarover binnenkort meer), en ik heb ook nog een paar andere leuke verrassingen. Blijf pageviewen!

vrijdag 23 februari 2007

Vrijdag van het Voegwoord verloopt zonder incidenten



De Vrijdag van het Voegwoord verloopt tot nu toe in het hele land zonder incidenten. De meeste problemen werden verwacht bij de traditionele Voegwoordenparade in Amsterdam, waar een bonte stoet van kleurrijke, meest onderschikkende voegwoorden door de grachten trok, met verbazing gadegeslagen door de buitenlandse toeristen. Voegwoorden als hoewel, ofschoon, terwijl en aangezien stalen de show, maar ook de "gewonere" voegwoorden zodat, nadat, voordat en als deden dapper mee, evenals de onafscheidelijke omdat en doordat.


In Den Haag onstond enige opschudding bij een demonstratie van boze bijwoorden aan het Lange Voorhout, waar het bijwoord bovendien een petitie aanbood aan de algemeen secretaris van de Taalunie, Linde van den Bosch.

woensdag 21 februari 2007

Het voegwoord doet weer eens niet mee



Na de Maand van de Bepaling van Gesteldheid (december 2006) is het nu tijd om aandacht aan het Voegwoord te besteden. Vandaag is het de Internationale Dag van de Moedertaal, dus het wordt even passen en meten of we nog ergens een gaatje kunnen vinden, maar misschien kunnen we aanstaande vrijdag als de Vrijdag van het Voegwoord uitroepen.


Waarom het voegwoord?


vrijdag 9 februari 2007

Alles heeft zijn prijs



Ha fijn, weer een discussie! Een lezer vraagt de taalprof: wat is de ontleding van de zin Wat is de prijs van die auto? En meer in het bijzonder, hoe benoem je het woordje wat? Naamwoordelijk deel van het gezegde, of... bijwoordelijke bepaling? Zo op het eerste oog een makkelijke vraag, maar ongemerkt ontspint zich een discussie die een interessante constructie boven water haalt.

Het voor de hand liggende antwoord op de vraag is (althans in mijn beleving): in de zin Wat is de prijs? is Wat het naamwoordelijk deel van het gezegde. De zin is de vragende vorm van De prijs is 1 euro, en in die zin is is koppelwerkwoord. Je kunt het vervangen door vrijwel elk ander koppelwerkwoord: De prijs is, blijft, wordt, lijkt, schijnt, blijkt 1 euro, het is allemaal prima. Ook de betekenis is in orde: die 1 euro is een nadere specificatie van de prijs, je zou het als een eigenschap van de prijs kunnen zien. Net als De prijs is hoog.


Wat kan iemand hier nou op tegen hebben?

woensdag 7 februari 2007

Ontleden voor je leven




"Mooi is dat!"
"Mooi is wat?"
"Zitten we in één klap weer vijftig jaar terug in de tijd!"
"Hoezo?"
"Nou pleit iedereen weer ineens voor die geestdodende grammatica-oefeningetjes van vroeger. Dat alle leerlingen weer gedachteloos persoonsvorm en naamwoordelijk gezegde leren benoemen, waar ze helemaal niets aan hebben."
"Ehh..."
"Daar ben jij zeker ook voor, niet?"
"Ehh..."
"Ja, zeg het maar eerlijk! Jij wilt ook gewoon alleen maar aandacht voor de grammatica, met je taalprof-weblog. Jij sluit ook je ogen voor taalgebruik en taalbeheersing!"
"Nou zeg, dat vind ik wel wat al te kras uitgedrukt!"
"Leg eens uit dan?"
"Je zult mij niet horen zeggen dat taalgebruik en taalbeheersing onbelangrijk zijn. Daar zou je in het onderwijs zeker aandacht aan moeten besteden. Maar je moet dat niet doen in plaats van aandacht besteden aan de grammatica."
"Maar taalgebruik en taalbeheersing, dat is toch waar het om gaat? Dat is toch het hele nut van de grammatica?"
"Kijk, dáár ben ik het nou met je oneens."
"O?"
"Ik vind dat kennis van de grammatica, en de beheersing van grammaticale vaardigheden van zichzelf al nuttig zijn. Grammatica is een middel om over taal te praten. Wat je vervolgens allemaal over taal zegt komt daarna pas."
"Jaja"
"En wat ik nou helemáál verkeerd vind…"
"Nou?"
"dat is de gedachte dat dat zogenaamde nut van de grammatica kan helpen om het beter te begrijpen."
"Dat snap ik niet."
"Laat me dat met een voorbeeld toelichten. Stel je wil graag harder leren lopen."
"Okee…"
"Dan helpt het niet dat je erbij vertelt dat je zo meer kans hebt om aan een wild dier te ontsnappen."
"Nee"
"Daar ga je echt niet automatisch harder van lopen. Hooguit motiveert je dat om beter je best te doen. Echt harder lopen leer je echt alleen maar door je techniek te verbeteren of je conditie. Als je dan ooit moet rennen voor je leven, loop je daardoor wel harder, maar je gebruikt dan onder stress de techniek die je zonder stress geleerd hebt."
"Hm"
"Zo is het met grammatica ook. Je gaat echt niet beter begrijpen wat een persoonsvorm is als je weet dat je dit begrip nodig hebt bij de spelling van de werkwoorden. Maar als spelling van de werkwoorden van levensbelang is (let op mijn stalen gezicht), dan gebruik je de techniek die je buiten die spellingsproblematiek geleerd hebt."
"Ik zie wat je bedoelt"
"Wat een persoonsvorm is, begrijp je alleen als iemand je vertelt hoe het zit. Zonder allerlei uitweidingen over wat je er allemaal voor leuke dingen mee kunt doen."
"Hm. Zie je wel? Jij pleit dus toch voor geestdodende oefeningen."
"Juist niet! Geestdodende oefeningen zijn oefeningen waarbij je ezelsbruggetjes toepast die je niet snapt en die alleen maar het goede antwoord opleveren. Dat is inderdaad zinloos, dat ben ik graag met je eens."
"Maar wat wil je dan?"
"Er-moet-uitgelegd-worden! Niet waar het allemaal goed voor is, niet wat je er allemaal voor betekenissen mee kunt maken, maar helder en duidelijk, wat-het-is! En zonder ezelsbruggetjes graag!"

dinsdag 6 februari 2007

Stilte voor de storm?

Wat is er aan de hand met de taalprof? Al dagenlang geen nieuwe log, en maar mondjesmaat vragen en reacties. Zijn de mensen grammaticamoe, of is dit weer een nieuwe poging van het Grammaticale Onbenul om de ontluikende successen van de taalprof in de kiem te smoren?


Hoewel het erop lijkt dat zijn tegenstanders hun toevlucht hebben genomen tot de biologische oorlogsvoering en de taalprof in de afgelopen week hebben besmet met een vervelend buikgriepvirus, staan de taalprofplannen nog stevig in de steigers. Zoals beloofd komt hij binnenkort terug op de ideeën die hij in december al liet doorschemeren, en ook de beloofde samenvatting van de grote 'aan-het-discussie' zit nog in de pen!


Wat heeft de taalprof voor ons in petto in de komende maand, waarin hij tevens het eenjarig bestaan van zijn weblog viert, en naar verwachting de 100.000ste pageview zal noteren? Nog even geduld, maar hou je RSS-feed in de gaten!

zaterdag 27 januari 2007

Taalprof valt onschuldigen lastig



"Moeten wij onze leerlingen met grammatica lastigvallen?" Deze vraag wordt de taalprof vaak door docenten gesteld (eigenlijk vooral door onderwijsontwikkelaars). Het is natuurlijk een retorische vraag. Je kunt niet met goed fatsoen "ja" antwoorden, want het lastigvallen van leerlingen is hoe dan ook niet bevorderlijk voor de motivatie, waar je dat ook mee doet.

Het is natuurlijk het makkelijkst om de vraag te beantwoorden met een wedervraag: "Vind je grammaticale kwesties niet interessant genoeg om ze geloofwaardig over te brengen?" Of, in een even tendentieuze formulering als de oorspronkelijke vraag: "Wil je je leerlingen grammaticaal dom houden?"

Maar het kan ook aardiger.

Lastigvallen? Wat is dat eigenlijk voor een rare constructie, jij valt mij lastig? Ja, ik weet het wel, je kunt lastigvallen in het woordenboek vinden als een werkwoord, aan elkaar geschreven. Dan noem je mij lijdend voorwerp, probleem opgelost, niks aan de hand en je kunt weer iets leukers gaan doen. Doei!

Maar luister nou eens even. Als ik jou lastigval, dan ben jij niet degene die lastig is, of wel? Dan ben ik degene die lastig is. Met andere woorden, er bestaat een predicatief verband tussen ik en lastig, en niet tussen jou en lastig. Dat is grappig, want meestal is het in dit soort constructies andersom: ik maak jou blij, ik houd jou bezig, ik vind jou leuk, in al die gevallen ben jij degene die (uiteindelijk) blij, bezig of leuk is.

Wat is dat dan voor een constructie, ik val jou lastig? Waar komt dat vandaan? Nou, ik denk dat het oorspronkelijk een naamwoordelijk gezegde is. Het werkwoord vallen kun je in sommige gevallen gebruiken als vervangend koppelwerkwoord: dit valt mij zwaar is een klassiek voorbeeld. Zwaar is het naamwoordelijk deel (het predicaat), en mij is meewerkend voorwerp (de gedachte is dat het iets betekent als "dit is voor mij zwaar").

De betekenis van ik val jou lastig loopt voor een groot deel in de pas met dit valt jou zwaar. In beide gevallen is het predicaat (lastig, zwaar) van toepassing op het onderwerp, niet op het voorwerp.

Het is een beetje een uitzonderlijke constructie. Hij komt niet zo vaak voor. Misschien dat hij zich daarom heeft ontwikkeld tot iets anders. Wat is er gebeurd? Het naamwoordelijk deel en het vervangend koppelwerkwoord (lastig en vallen) zijn versmolten tot één werkwoord. Dat werkwoord is dan natuurlijk geen koppelwerkwoord meer, maar een zelfstandig werkwoord. Daardoor gaat het ook de betekenis "doen" krijgen. In plaats van dat ik lastig ben voor jou, doe ik nu iets ("lastigvallen"). Het voorwerp, dat aanvankelijk meewerkend moet zijn geweest, wordt nu een lijdend voorwerp. Hoe kun je dat zien? Je kunt er een lijdende vorm van maken: jij wordt (door mij) lastiggevallen.

Waarom is dit interessant? Het laat zien dat het verschil tussen naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde soms maar een heel dun lijntje is. Een klein duwtje, een kleine verschuiving in de betekenis is voldoende om een naamwoordelijke constructie te veranderen in een werkwoordelijke. Zo'n verandering brengt meteen allerlei andere dingen met zich mee (spelling, mogelijkheid tot lijdende vorm).

Nou mag je van mij best zeggen, ik wil dat allemaal niet weten, ik vind er niks aan, laat mij erbuiten. Maar je moet toch over een behoorlijke mate van taalongevoeligheid beschikken om geen oog te hebben voor de charme van zo'n kleine constructie. Of is dit ook weer iets retorisch?

donderdag 25 januari 2007

Voor de zoveelste keer



"Ik snap jou niet"
"Wat?"
"Ik snap jou niet"
"Hoezo?"
"Nou heb je in de media ineens zo de wind mee, en je maakt er op geen enkele manier gebruik van?"
"Ik begrijp niet wat je bedoelt"
"Je leest toch wel kranten?"
"Wat stond daarin dan?"
"Dat het in snel tempo bergafwaarts gaat met onze Nederlandse taal!"
"Dat heb ik gemist. Waar stond dat dan?"


"Maar daar heb je toch wel over gehoord? Dat al onze studenten zo belabberd spellen!"
"O, dat!"
"En dat ze de hele grammatica en spelling niet meer beheersen!"
"Jaja, dat heb ik wel gelezen ja"
"En zelfs de pabodocenten bakken er niks van. Man, dan doet mijn grootmoeder het nog beter! En die schrijft nog over visch koopen!"
"Ja OK, ik zie het voor me. Maar daar heb ik toch wel iets over geschreven?"
"Nou ja, zeg! Een of ander lulverhaal ja, en de volgende dag had je het weer over het meewerkend voorwerp. Nota bene! Of daar iemand op zit te wachten!"
"Waar zit jij op te wachten dan?"
"Nou, dat je de mensen eens gaat uitleggen hoe het zit!"
"Uitleggen?"
"Ja man! Geef eens een paar simpele regeltjes, dat mensen geen fouten meer maken. Daar gaat het toch om?"
"Hoezo, daar gaat het om?"
"Dat is toch het hele nut van die grammatica van jou?"
"Het nut?"
"Dat we er met zijn allen beter van gaan schrijven en spreken?"
"Ik zie dat anders helemaal niet zitten."
"Maar waarom dan niet?"
"Grammatica is niet bedoeld om beter van te leren schrijven en spreken."
"Ja, dat zeg jij steeds. Maar je hebt toch grammatica nodig om beter te kunnen spellen?"
"Nee, je hebt grammatica nodig om te kunnen praten over taal."
"Daar ga je weer met je academische houding! Man, kom toch eens uit die ivoren toren en luister wat de mensen willen! Simpele regels, dat willen we!"
"Simpele regels zijn voor simpele denkers."
"Wat? Is dat iets van een WC-tegeltje of zo?"
"Het gaat er in het onderwijs toch niet om de leerlingen te leren hoe ze het moeten vermijden om na te denken?"
"Hûh?"
"Als jij een ezelsbruggetje leert, leer je hoe je niet hoeft na te denken. En jij had het net over uitleggen hoe het zit. Daar heeft een ezelsbruggetje niets mee te maken."
"Hoezo?"
"Simpele regeltjes pas je blind toe, zonder je af te vragen waarom je dat doet. Je bent alleen geïnteresseerd in de uitkomst"
"Ja, maar wacht eens even, nou heb ik je!"
"O?"
"Je wilt toch ook niet na hoeven denken over spelling? Je zou toch eerder na moeten denken over wat je schrijft, over de inhoud, en niet over hoe je het spelt?"
"Ik zeg ook niet dat je daar niet over na zou moeten denken."
"Maar nadenken over spelling gaat ten koste van het nadenken over de tekst. Aha! Krijg daar maar eens een speld tussen!"
"Je hebt mij anders niet horen zeggen dat je moet nadenken over spelling."
"O nee? Ik krijg van jou anders geen simpele regeltjes."
"Maar daar ben ik ook helemaal niet voor! Daar is de grammatica niet voor! Dat maak jij ervan, dat grammatica alleen maar nuttig is om goed te spellen. Mag ik het nog eens heel duidelijk proberen te zeggen: grammatica is het enige middel om te kunnen praten over taal. Daar zijn alle taalwetenschappers, alle talendocenten, kortom, iedereen die wat te vertellen heeft over taal, het wel over eens. Zo gauw je aan het praten bent over taal, het duurt geen tien woorden of er zit een grammaticale term bij. Als je dus mee wilt praten over taal, heb je daarvoor allereerst grammaticale vaardigheden nodig. Dan moet je leren wat een voltooid deelwoord is, of een persoonsvorm, en ja, ook wat een meewerkend voorwerp is. En voor mijn part dat soms helemaal niet zo duidelijk is wat wat is. Dáár heb je grammatica voor nodig!"
"Dus je hebt er niks aan voor de spelling volgens jou?"
"[zucht] Als jij graag correct wil spellen moet je de spellingregels leren, en de woordenlijsten voor een deel van buiten leren. Omdat sommige spellingregels over de taal gaan, maken die ook gebruik van grammaticale termen. Nou kun je twee dingen doen: je zegt, ik wil dat allemaal niet weten en ik ga me er niet in verdiepen, en dan leer je een paar ezelsbruggetjes die je zonder na te denken kunt toepassen en je doet het zonder dat je weet waarom in de meeste gevallen goed. Dat heeft met grammatica allemaal niets te maken. Maar je kunt ook zeggen: ik wil weten hoe het zit, en waar het op gebaseerd is, en ik wil snappen waarom je het soms zus en soms zo moet doen. Dan word je misschien wel een minder goede speller, maar je wordt wel een bewustere speller."
"Hm. Ik vraag me af of de mensen dat willen."
"Mag ik er dan nog één ding aan toevoegen?"
"En dat is?"
"Als je grammatica alleen maar ten behoeve van de spelling leert, is er geen bal aan. Dan vind je het eerder vervelend als ergens een onduidelijk gevalletje optreedt. Dan mopper je over elk onregelmatigheidje in de taal. Dan lach je de grammatica uit omdat niet iedere zin een duidelijke ontleding heeft. Terwijl de fun van de taal niet in de grauwe regelmaat zit, maar in de afwijkingen. In de gekke constructies, in de aparte overblijfsels uit oudere taalstadia, in de deuken en uitstulpingen die er in de taal ontstaan bij contact met een andere taal."
"Jaja. Leve de variatie, zeg je dus. En weg met de spellingregels."
"Dat laatste heb je mij niet horen zeggen."