Heb je een vraag over grammatica? Stel hem hier, en de taalprof zal zo snel mogelijk reageren. De vorige vragen staan
hier.
Ben je docent, en gaat je vraag heel specifiek over grammatica in de klas, bekijk dan ook
taalprofklas en stel je vraag eventueel daar.
Kan er ook een meewerkend voorwerp in een zin zitten in combinatie met het voorzetsel met? Gevoelsmatig -gebied gebruiksgrammatica- is er wat mij betreft een verband met aan en voor. Dom?
BeantwoordenVerwijderenJe bedoelt een meewerkend voorwerp waar je zonder betekenisverlies 'met' bij kunt zetten? Of bedoel je een voorwerp met 'met' waarbij je het voorzetsel kunt weglaten? Daar heb je vast een voorbeeld bij in je hoofd. Vertel!
Verwijderenik hou van kip
Verwijderenwat is alles als alles niets is?
VerwijderenUnknown: 'ik hou van kip,' is dat een vraag over grammatica?
VerwijderenAnoniem: ik zou zeggen: hoe dan ook een onbepaald voornaamwoord.
VerwijderenHet mwv is degene die iets ontvangt. Met staat in mijn hoofd ook symbool voor iets aan iets toevoegen. Derde naamval Duits is: aus, be, MIT, nach... Mvw is ook derde naamval, toch? Of gaat het echt alleen om het vz "aan"?
BeantwoordenVerwijderenHet meewerkend voorwerp in het Nederlands is niet gedefinieerd op basis van een naamval, maar qua vorm op een weglaatbaar (of toevoegbaar) voorzetsel aan, voor of bij. Het voorzetsel 'met' kan nooit worden weggelaten, dus wat betreft de vorm zou je dat geen meewerkend voorwerp kunnen noemen.
VerwijderenIets anders is dat het meewerkend voorwerp ook vaak met een bepaalde betekenis geassocieerd wordt (bevoordeelde of benadeelde persoon). Het kan zijn dat een zinsdeel met 'met' zich bij die betekenis aansluit, maar dan nog zou dat geen meewerkend voorwerp zijn. In die gevallen krijgt 'met' een betekenis 'samen met' of 'met gebruikmaking van,' en dat zijn allebei betekenissen die je als bijwoordelijke bepaling zou moeten benoemen.
Bedankt voor de uitleg. Ben er bijna. Kunt u mij een voorbeeld geven van een zin met bij en een mwv? En qua vorm: ik doe suiker bij de koffie (niet weglaatbaar). Patatje -met- mayo (wel weglaatbaar). ?
VerwijderenEen meewerkend voorwerp met 'bij' vind je vaak bij handelingen die lichaamsdelen betreffen, zoals 'Hij opende mij de ogen' (= bij mij), of 'Ze braken hem beide benen' (hem = bij hem).
VerwijderenOntleed svp: mijn gedachten zijn met hem.
BeantwoordenVerwijderenTussen welke twee ontledingen twijfel je?
VerwijderenBeste professor,
BeantwoordenVerwijderenGraag wil ik een aantal punten rondom het koningslied naar voren brengen. Ik geloof namelijk dat ik er minstens één taalfout in heb gevonden, en het is niet het gebruikelijke kritiek.
Er staat in het lied: 'Ik wijs je de haven in de duisternis', maar kan dit zomaar? Moet je iemand niet _de weg naar_ de haven wijzen? Deze constructie ken ik niet.
Hier ben ik minder zeker van, maar ik trek ook twijfels bij de zin 'Loop voor jou door de wind en regen'. Moet het niet zijn: 'en door de regen', of op zijn minst 'en de regen'?
Vervolgens: 'En als je ooit je weg verliest'. U heeft eerder gezegd dat het prima is om een synoniem voor 'kwijtraken' te gebruiken. Echter, 'de weg kwijtraken' is een spreekwoord. Kun je synoniemen ook gebruiken in spreekwoorden?
Allereerst het kritiek van Wim Daniëls betreft het zinsdeel 'We staan voor elkaar'. Omdat er geen 'in' staat, staan ze dus niet voor elkaar in, maar staan ze fysiek voor elkaar, ook al stonden ze iets eerder nog naast elkaar. Klopt het, dat dit de enige mogelijkheid is?
Tot slot trek ik mijn twijfels bij de plaatsing van 'als' in een paar zinnen. Deze zinnen zijn niet grammaticaal incorrect, maar ze krijgen naar mijn vermoeden toch een rare betekenis wanneer ze letterlijk worden genomen.
Er staat 'Ik zal waken als jij slaapt', maar hoort dit geen 'terwijl' of 'zolang' te zijn? Het lijkt erop dat 'als' hier een voorwaardelijk verband creëert, alsof ik uitsluitend zal waken als jij slaapt. Verder impliceert 'als' in deze zin geen duur, dus het kan zijn dat jij in slaap valt, ik dan een minuut lang zal waken, en daarna zelf ook in slaap val. M.a.w.: zolang ik ook maar een tel heb gewaakt, heb ik me aan mijn belofte gehouden, en heb ik geen verdere verplichtingen. Kunt u zien waarom ik 'zolang' prefereer?
En de laatste: 'Hou je veilig zo lang als ik leef'. Hier twijfel ik aan, maar hoort die als niet weggelaten te worden? Nu lijkt het alsof ik zorg dat je veilig blijft 'zo lang als ik leef', dus precies tot op het punt dat ik sterf; en zodra ik sterf, ben je ineens onveilig. Klopt het dat het invoegen van die 'als' hier de betekenis verandert? Of is 'zolang ik leef' simpelweg een afkorting van 'zolang als ik leef'?
Bedankt voor uw tijd.
Een aantal van deze punten heb ik besproken in deze blogpost. Ik loop je punten van kritiek even langs: Waarom zou je iemand alleen een weg kunnen wijzen en geen haven? Het eerste voorbeeld in de Grote Van Dale bij het onovergankelijke gebruik van 'wijzen' luidt: 'Kunt u mij een politiepost wijzen?' Dat zou in jouw ogen dus ook 'de weg naar een politiepost' moeten zijn. Maar als je Van Dale corrigeert, dan corrigeer je dus de officiële norm. Volgens die norm is er niets mis met 'iemand de haven wijzen.'
VerwijderenDe samentrekking van 'door de wind en regen' heb ik al besproken in de link hierboven. Ik ken geen regel die verbiedt dat je het voorzetsel en het lidwoord hier samentrekt, zeker omdat je 'wind en regen' als een betekeniseenheid kunt zien ('slecht weer').
Over 'de weg kwijtraken:' dat is zeker geen spreekwoord, ik denk dat je 'uitdrukking' bedoelt, maar zelfs dat lijkt me niet het geval. Aangezien de betekenis de normale combinatie is van voorwerp en werkwoord ('de weg kwijtraken' is 'iets kwijtraken'), betreft het op zijn hoogst een zogeheten 'collocatie:' een gebruikelijke combinatie (net als 'een stevige handdruk'). In dit geval ligt de betekenis én gebruikswijze van 'kwijtraken' en 'verliezen' zo dicht bij elkaar (je kunt bijvoorbeeld ook het overzicht verliezen of kwijtraken), dat verwisseling mij best mogelijk lijkt. Op zijn hoogst een afwijkende woordkeuze, maar geen enkele reden om van ongrammaticaliteit te spreken.
Dan 'we staan voor elkaar:' ik denk dat het niet gaat om een verkorting van 'we staan voor elkaar in.' Het betreft eerder het beklemtoonde gebruik van 'staan,' als in de uitdrukking 'ergens voor stáán' (zoals in 'ik sta voor wat ik zeg,' of 'ik sta voor mijn vak'). In die betekenis (die naar mijn idee bedoeld is), is er niets mis mee.
Dan je kritiek op 'als.' Ik denk dat je rationalisatie van de betekenis je hier parten speelt. Het gebruik van 'als' als 'onderschikkend voegwoord van tijd' is volkomen normaal, en staat uitgebreid in alle woordenboeken opgetekend. Jij lijkt te denken dat 'als' alleen de betekenis 'indien' mag hebben en in alle andere betekenissen vervangen moet worden door andere voegwoorden. Dat kan je persoonlijke voorkeur hebben, maar in de taalnorm is daar geen enkele basis voor. 'Zolang als' is al eeuwenlang in gebruik (zoek maar eens op 'zoo lang als'), met een zuivere tijdsbetekenis, dus ook dat punt van kritiek moeten we als onterecht beschouwen.
Ik zie vooralsnog geen aanleiding om af te stappen van mijn stelling dat er geen enkele grammaticale fout in het koningslied staat.
Zeer bedankt voor uw antwoord. Toegegeven, 'als' kan ook een synoniem voor 'wanneer' zijn, maar mijn punt is dat er in de zin 'Ik zal waken als jij slaapt' geen grenzen worden aangegeven voor het waken zelf. Als het 'wanneer' betekent, dan zou je toch verwachten dat ik zal waken wanneer jij _gaat_ slapen, maar niet simpelweg 'wanneer jij slaapt'? 'Als' lijkt hier aan te geven dat er een bepaald tijdstip wordt afgewacht, maar de slaap van de koning is iets wat een hele nacht lang duurt: het is periodiek, en niet een tijdstip dat afgewacht kan worden. Dit is het diepere probleem dat ik met die zin heb. Kan dit zomaar?
BeantwoordenVerwijderenOp elk ander punt heeft u me wel degelijk van de correctheid van de tekst overtuigd.
Hallo professor, ik heb een vraagje m.b.t. het voorzetselvoorwerp. In de zin 'Soms overtuigt iemand je ervan dat je gewonnen hebt' kun je het voorlopig voorzetselvoorwerp in principe weglaten. 'Soms overtuigt iemand je dat je gewonnen hebt' is natuurlijk helemaal oké. Maar kun je het alleen het voorzetsel ook laten staan? 'Soms overtuigt iemand je van dat je gewonnen hebt' klinkt an sich niet verkeerd. Is er een verschil met de zin waarin we de er-constructie wél zien? Same goes for bijvoorbeeld 'Ik ben er benieuwd naar of Ajax gewonnen heeft' versus 'Ik ben benieuwd naar of Ajax gewonnen heeft', ook hier kun je mijns inziens de er-constructie laten vallen en alleen een voorzetsel laten staan. 'In verband met de zin' van J. Luif stelt dat het voorzetsel komt te vervallen als het gehele voorzetselvoorwerp overbodig is, maar dit hóéft toch helemaal niet?
BeantwoordenVerwijderenAlvast bedankt voor uw antwoord!
De constructie zonder 'er' en met voorzetsel kan wel, maar het is dan geen constructie meer met voorlopig voorzetselvoorwerp. Meestal komt die constructie voor bij voorzetselvoorwerpszinnen die met een vraagwoord of betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent beginnen, zoals 'hij verbaasde zich over wie er allemaal gekomen zijn,' en 'Ik reken op wat er allemaal kan gebeuren.' In die gevallen, en ook in jouw voorbeelden zonder 'er,' hoort het voorzetsel bij de bijzin en niet bij een voorlopig zinsdeel.
VerwijderenDat kun je zien als je bijvoorbeeld de hoofdzin in de voltooide tijd zet. Bij een voorlopig voorzetselvoorwerp krijg je dan 'Ik heb me er niet over verbaasd wie er allemaal gekomen zijn,' maar zonder 'er' krijg je 'Ik heb me niet verbaasd over wie er allemaal gekomen zijn.' Net zo krijg je 'Ik heb gerekend op wat er allemaal kam gebeuren,' en 'Soms heeft iemand je overtuigd van dat je gewonnen hebt,' en 'Ik ben benieuwd geweest naar of Ajax gewonnen heeft.' Het voorzetsel staat dan achter het werkwoord, bij de bijzin, en niet voor het werkwoord, los van de bijzin.
Jouw voorbeelden zijn wel lastiger (in normale gevallen is de voorlopigvoorzetselconstructie gebruikelijker), maar in principe mogelijk.
Goedemiddag,
BeantwoordenVerwijderenIk heb een vraag over een zin die staat vermeld in een werkboek taalkundig ontleden van mijn kinderen van de basisschool. Om mijn dochter te testen op grammaticaal ontleden, vroeg ik haar de volgende zin te ontleden, maar vervolgens liep ik daar zelf op vast...:
In de oorlog wordt overal gevochten
Vraag: wat is de juiste grammaticale ontleding van deze zin?
Ik twijfel namelijk of de zin wel een onderwerp heeft. Ik constateer dat het een lijdende zin is en het lijkt wel of het onderwerp bij het omzetten van bedrijvend naar lijdend is 'weggevallen'. Als ik de zin echter weer bedrijvend maak, komt er geen lijdend voorwerp tevoorschijn waarmee ik dan de oplossing via een omweg gevonden zou hebben (immers: van bedrijvend naar lijdend verandert het lijdend voorwerp toch in onderwerp?) Het zinsdeel - in de oorlog- lijkt me een voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling en het woord -overal- is dan een bijwoordelijke bepaling?
Maar zinnen zonder onderwerp komen toch alleen voor bij gebiedende wijs?
Kunt u mij helpen, want ik kan nergens op internet de oplossing vinden (ook niet bij www.onzetaal.nl)
Alvast dank voor uw tijd en moeite,
Aha, je bent hier gestruikeld over het zogeheten 'pseudopassief' (ook wel 'onecht passief,' 'onpersoonlijk passief' of 'schijnpassief' genoemd). Het grammaticale onderwerp ontbreekt hier inderdaad. Eventueel kun je het logische onderwerp erbij zetten in de vorm van een door-bepaling: 'In de oorlog wordt er door soldaten overal gevochten.' Vaak kan er ook het zogeheten 'presentatieve er' bij.
VerwijderenBeste taalprof, hoe heet de volgende omzetting van werkwoord naar zelfstandig naamwoord:
BeantwoordenVerwijderenbouwen-> het gebouw
mopperen-> het gemopper
Ik probeerde aan mijn buitenlandse vriendin uit te leggen wat "gemopper" was, en hoe ze de betekenis daarvan van "mopperen" kon afleiden, maar ik kwam erachter dat ik niet veel van deze constructie wist, niet eens de naam... Ik merk dat het niet lukt bij "splitsbare" werkwoorden:
aanbouwen -> *het aangebouw
En het lijkt mij altijd ge+stam te zijn, en niet voltooid deelwoord min uitgang, wat ik eerst dacht:
eten -> het geëet (ik zou dit woord nooit gebruiken, maar voor mijn gevoel klopt het wel, in ieder geval veel beter dan "het gegeet")
Als u wil, mag u er heel veel over uitleggen, maar met de term zelf ben ik ook al tevreden, dan kan ik zelf gaan zoeken.
Het heet in elk geval 'nominalisatie,' het vormen van een zelfstandig naamwoord uit een andere woordsoort (meestal een werkwoord). Dit is wat erover in de ANS staat. En hier beschrijft hetzelfde werk die beperkingen.
VerwijderenHallo taalprof, ik heb een vraagje over het tegenwoordig deelwoord. Schrijf je iets als: 'Hem kennende kiest hij vanavond voor pizza', wat is het onderwerp van de beknopte bijzin dan? Een verzwegen ik-persoon? En kun je de buigings-e in een dergelijk geval weglaten of hebben we te maken met een versteende uitdrukking, of iets dergelijks? 'Hem kennend kies hij vanavond voor pizza' klinkt niet anders dan voorbeeld numero één, mijns inziens. Alvast bedankt voor uw antwoord!
BeantwoordenVerwijderenHet is in ieder geval een versteende uitdrukking (al zit die variatie met of zonder -e er denk ik nog in), dus speculaties over het verzwegen onderwerp moet je wel met een korreltje zout nemen. Ik denk dat het verzwegen onderwerp hier ongespecificeerd is: je kunt het invullen met het onderwerp dat op dat moment in het verhaal voorop staat. Als je een verhaal vertelt over een derde persoon, dan zal die met het onderwerp geïdentificeerd worden. Kijk maar: "Anna keek naar haar man. Hem kennende zou hij vanavond voor pizza kiezen." Dan is het verzwegen onderwerp 'Anna.'
VerwijderenIn "normale" constructies kun je het onderwerp opsporen door een wederkerend werkwoord te kiezen. Dan zou je iets krijgen als 'Zich hem voorstellende' of 'Me hem voorstellende.' Maar je merkt dat de constructie niet zo productief is. Alleen bij 'Hem kennende' of 'Alles overziend' is hij nog redelijk normaal.
Beste taalprof, mijn taalgevoel zegt mij dat je in de zin: 'Ik ben moe en ik ga naar bed' het onderwerp kunt samentrekken, 'Ik ben moe en ga naar bed' is helemaal oké. Stel je hebt een andere nevenschikking, waarbij beide delen eigenlijk niks met elkaar te maken hebben, kun je dan nog steeds samentrekken? In bijvoorbeeld: 'Ik ben Tom en ik hou van auto's', op de een of andere manier klinkt een dergelijke zin ('Ik ben Tom en hou van auto's') wat gek in de oren, terwijl je het onderwerp ook hier (volgens de regels van bijvoorbeeld de ANS) gewoon kunt samentrekken. Kunt u uw licht hierover laten schijnen?
BeantwoordenVerwijderenIk denk dat dit te maken heeft met de betekenisrol van het onderwerp. In deze samentrekkingen hoort het onderwerp in het eerste lid bij een naamwoordelijk gezegde, in het tweede lid bij een werkwoordelijk gezegde. In het tweede geval heeft het onderwerp dus een actievere rol. Dat is blijkbaar syntactisch (qua vorm) wel mogelijk, maar het klinkt prettiger als beide onderwerpen exact dezelfde betekenis hebben.
VerwijderenBlijkbaar wordt het beter als er sprake is van opeenvolgende gebeurtenissen. Iets dergelijks zie je ook bij ongelijke samentrekkingen van het type: 'Toen stond hij op en maakte de deur open.' Daarin is de woordvolgorde in het samengetrokken lid anders. Dergelijke samentrekkingen worden wel bekritiseerd, maar ze worden ook beter als er een opeenvolging van gebeurtenissen wordt beschreven.
Taalprof, is een zin als 'Dat klinken als leuke vragen' aanvaardbaar? 'Dat' is an sich enkelvoud, maar verwijst hier naar iets wat meervoud is, correct? 'Dat klinkt als leuke vragen' klinkt niet fijn. 'Dat zien eruit als leuke mensen', dien je een dergelijke constructie te vermijden of zegt u: het kan best? Thanks voor uw antwoord!
BeantwoordenVerwijderenHet meervoudige gebruik van 'dat' is bekend bij naamwoordelijke gezegdes: 'Dat zijn leuke vragen,' 'Dat worden grote problemen,' en ik denk dat je vanuit een zwakke betekenisverwantschap tussen 'klinken als' en 'zijn' (of liever 'lijken') zou denken dat het hier ook kan. Net als jij voel ik echter nog wel een flinke weerstand, dus ik zou zeggen dat het niet kan. Daarmee bedoel ik overigens een uitspraak over de werkelijkheid, niet over de taalnorm. Ik denk dat de taalnorm dit hoe dan ook niet zou goedkeuren.
VerwijderenOok het enkelvoud vind ik hier weliswaar iets beter klinken, maar ook niet helemaal lekker: 'Dat klinkt als leuke vragen,' en 'Dat ziet eruit als leuke mensen.' Het beste zou ik vinden om 'klinken als' of 'eruit zien' te vervangen door 'lijken,' met op enige afstand als tweede mogelijkheid 'Die klinken als leuke vragen' en 'Die zien eruit als leuke mensen.' Maar daar is ook iets mee.
Interessant is dat deze observatie een goed argument vormt om naamwoordelijke en werkwoordelijke gezegdes van elkaar te (blijven) onderscheiden, want daar is niet iedere taalkundige van overtuigd. Maar dit verschijnsel (onderwerp 'dat' met meervoudig gezegde) komt alleen voor bij naamwoordelijke gezegdes.
Gisteren heb ik aan willem moeten denken.
BeantwoordenVerwijderenWaarom is willem voorzetselvoorwerp?
Daar zijn een aantal argumenten voor aan te voeren. Allereerst zou je kunnen stellen dat 'aan Willem' in elk geval een voorwerp is en geen bepaling. Hoewel je ook daarover nog zou kunnen twisten, heb je een sterk punt als je opmerkt dat 'aan iets' een zinsdeel is dat qua vorm en betekenis opgeroepen wordt door het werkwoord 'denken.' De betekenis dat 'aan iets' het thema (of het doel, of de richting) is van je denken dringt zich sterk op (als je denkt, denk je eigenlijk altijd aan iets), en het voorzetsel 'aan' hoort bij 'denken' net als 'in' hoort bij 'geloven' ('geloven in iets') en 'op' bij vertrouwen ('vertrouwen op iets').
VerwijderenAls 'aan iets' dan een voorwerp bij 'denken' is, dan is het geen lijdend voorwerp, want ten eerste is 'aan Willem' een woordgroep met als kern een voorzetsel, en ten tweede vertoont die woordgroep alle kenmerken van een voorzetselwoordgroep. Bijvoorbeeld, je kunt hem achter het werkwoord zetten in de bijzin: 'Toen ik heb moeten denken aan Willem.' Dat kan met een lijdend voorwerp nooit: 'Toen ik heb moeten lezen een boek.'
'Aan Willem' is ook geen meewerkend voorwerp, want je kunt niet zonder betekenisverlies het voorzetsel weglaten: 'Gisteren heb ik Willem moeten denken.' Misschien vind je dat nog net een acceptabele zin, maar hij betekent in elk geval niet hetzelfde als 'Gisteren heb ik aan Willem moeten denken.' Bij meewerkende voorwerpen is dat altijd wel het geval: 'Gisteren heb ik aan Willem een boek gegeven' betekent hetzelfde als 'Gisteren heb ik Willem een boek gegeven.'
'Aan Willem' moet dus wel een voorzetselvoorwerp zijn. Dat kun je ook nog eens onderstrepen door op te merken dat het voorzetsel 'aan' hier geen enkele betekenis heeft. In andere gebruikswijze betekent 'aan' bijvoorbeeld 'met iets verbonden' ('aan iets vast'), maar daar is hier geen sprake van. Een voorwerp met een betekenisloos voorzetsel draagt alle kenmerken van een voorzetselvoorwerp.
Een extra argument is dan nog dat je in dit geval ook het voorwerp als een bijzin kunt uitdrukken. Je kunt zeggen: 'Gisteren heb ik eraan moeten denken dat Willem jarig was.' Dit kan op deze manier (met dat 'eraan' erbij) ook alleen maar met voorzetselvoorwerpen (niet bij alle voorzetselvoorwerpen, maar alleen maar bij voorzetselvoorwerpen).
Er is dus alle reden om 'aan Willem' als voorzetselvoorwerp te benoemen.
Dag Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIs in de zin "De leerlingen hebben zich bij hun teamleider afgemeld" zich een persoonlijk voornaamwoord of een wederkerend voornaamwoord? Deze vraag leidt tot tweespalt binnen onze sectie, dus wij kijken enorm uit naar uw antwoord!
Alvast bedankt!
Groet,
Bart
Mooi, niets beter om iets te leren dan tweespalt! Ik ben wel benieuwd naar de argumenten. Ik kan zelf wel van alles verzinnen, maar ik zou graag jullie overwegingen horen. Daar leer ik dan zelf ook weer van.
VerwijderenMijn collega is van mening dat het een persoonlijk voornaamwoord is omdat zich of varianten als me, je ons etc alleen als wederkerend voornaamwoord aangeduid kunnen worden als het een vast verbintenis heeft met het werkwoord zoals ik vergis me, ik schaam me. Je hebt ook werkwoorden die zich zowel met als zonder 'zich' laten vervoegen, zoals "ik was me"of "ik was mijn haren". Beide zinnen zijn grammaticaal correct, maar omdat wassen gebruikt kan worden zonder zich (of een variant daarvan) is er geen vaste verbintenis tussen het werkwoord en 'zich'. Derhalve is 'me' uit het voorbeeld een persoonlijk voornaamwoord en dus ook in de zin met de leerlingen die zich hebben afgemeld.
VerwijderenMIjn argument is dat een wederkerend onderwerp een relatie vertoont met het onderwerp, zoals ook in de afmeldzin. Verander het onderwerp en 'zich' verandert mee. 'Ik heb me bij mijn teamleider afgemeld". Je kunt ze niet los van elkaar zien.
Wat denkt u?
U houdt ons enorm in spanning...
BeantwoordenVerwijderenSorry, ik had je antwoord over het hoofd gezien...
VerwijderenHet is in elk geval zo dat 'zich' altijd een wederkerend voornaamwoord is, welke functie het ook in de zin heeft (tenzij in een combinatie als 'het woordje zich' natuurlijk). In alle gevallen richt het zich qua vorm ook naar zijn antecedent: als het naar 'ik' verwijst, wordt het 'me' en als het naar 'jij/jullie' verwijst wordt het 'je.' Dus die twee kenmerken zijn niet onderscheidend.
Waar jullie het volgens mij over hebben is eigenlijk eerder de zinsdeelontleding dan de woordsoortontleding. In 'Ik was me' kun je argumenteren dat 'me' lijdend voorwerp is, omdat het een invulling is van 'iemand wassen.' In 'ik vergis me' gaat dit argument niet op, omdat je niet 'iemand vergissen' kunt. Daar is er dus geen argument dat 'me' een lijdend voorwerp is, en benoem je het als een betekenisloze toevoeging aan het werkwoordelijk gezegde. Meestal benoem je het dan ook niet apart als woordsoort.
Bij 'zich afmelden' zou je, net als bij 'zich wassen,' kunnen argumenteren dat het gaat om een invulling 'iemand afmelden.' Bij sommige werkwoorden zou je nog kunnen vinden dat de variant met 'zich' een wezenlijk andere betekenis heeft gekregen (zoals bij 'zich scheren,' dat oorspronkelijk natuurlijk van 'iemand scheren' is afgeleid, maar dat nu bijna nooit meer met iets anders dan 'zich' voorkomt), maar bij 'zich afmelden' lijkt me dat (nog) niet het geval.
Bedankt voor uw antwoord!
BeantwoordenVerwijderensur, tel mi abaut jorselv plies, ai hef to ket toe noow joe bettur
BeantwoordenVerwijderenmijn excuses voor dit, mijn broertje dacht grappig te zijn
VerwijderenBeste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenVolgens mijn taalgevoel zijn de zinnen 'Jullie schamen je' en 'Jullie schamen jullie' allebei even goed.
In de door mijn geraadpleegde naslagwerken wordt er echter geen woord gerept over die tweede mogelijkheid. Met uitzondering van deze website, alwaar een leerkracht aan het woord is: http://educatie-en-school.infonu.nl/taal/28573-het-wederkerende-werkwoord-in-de-nederlandse-taal.html.
Bedriegt mijn taalgevoel me? Gaat het hier om het verschil tussen standaardtaal en omgangstaal?
Gek genoeg heb ik deze vraag al eens gehad. Mijn antwoord was toen dit.
BeantwoordenVerwijderenHet komt erop neer dat ik je taalgevoel wel deel (en er zijn meer mensen die dit vinden), maar in de naslagwerken (ook Van Dale, WNT en ANS) wordt deze mogelijkheid niet vermeld. Het zou kunnen dat de vorm in de spreektaal wel gangbaar is, maar vaak -en zeker in schrijftaal- wordt vermeden vanwege dat zware 'jullie' twee keer vlak achter elkaar. Je doet dat ook niet zo gemakkelijk als 'jullie' een bezittelijk voornaamwoord is, zoals in 'Jullie moeten jullie kamer opruimen.' Daar zeg je ook liever 'je kamer.'
In elk geval is 'jullie' een jonger woord (ontstaan uit 'ju lieden' en 'je lui'), dus de mogelijkheid om zich tot wederkerend voornaamwoord te ontwikkelen bestaat nog niet zo lang.
Taalprof, in de zin: 'Daar wil hij niet mee naar school, met de oude fiets van zijn pa' is 'met de oude fiets van zijn pa' een vervangend voorzetselvoorwerp. Laat je het voorzetsel met echter weg, 'Daar wil hij niet mee naar school, de oude fiets van zijn pa' wat is 'de oude fiets van zijn pa' dan? Dank!
BeantwoordenVerwijderenEen vervangende bijwoordelijke bepaling, bedoel ik (toch?). Mijn vraag blijft echter hetzelfde.
VerwijderenIk weet niet in welke methode die term genoemd wordt, maar in de ANS wordt dit ontleed door 'daar...mee' de bijwoordelijke bepaling te noemen, en het achteropstaande 'met de oude fiets van zijn pa' een "herhaalde bijwoordelijke bepaling." Zie deze link. Voor jouw tweede zin heeft de traditionele zinsontleding geen pasklare oplossing. Ik vermoed dat je dit toch zou benoemen als een herhaalde bijwoordelijke bepaling, waarin dan het voorzetsel is weggelaten, als een soort samentrekking.
VerwijderenBeste taalprof, ik twijfel over deze zin: Dit hoofdstuk beoogt de trends te analyseren en te beschrijven. Gebruik ik één of twee keer "te"?
BeantwoordenVerwijderenIk vind twee keer te mooier. Maar als de twee handelingen (analyseren en beschrijven) min of meer een eenheid vormen kun je met één keer te volstaan. Dan is er eigenlijk sprake van één actie, één werkwoord en dus ook één keer te. Anderzijds kun je zowel voor als na het analyseren iets beschrijven, Dan praat je dus over twee los van elkaar staande acties en zou een hoofdstuk ook beide acties kunnen beogen. Ik neig gevoelsmatig dus naar twee keer te, ook al omdat je dan de structuur van de zin beter te pakken hebt, het tweede te is cement.
VerwijderenHet taalkundige idee is dat 'te' de invulling is van het tijdsaspect van de zin. Dat betekent dat je bij één keer 'te' ook maar één gebeurtenis zou beschrijven (in dit geval een samengestelde gebeurtenis bestaande uit analyseren en daarop aansluitend beschrijven).
VerwijderenHet verschil is subtiel, dus ik denk dat het vaak niet eens opgemerkt wordt. Daarbij komt dat je ook een samengestelde gebeurtenis als twee gebeurtenissen kunt beschrijven, dus twee keer 'te' zou altijd mogelijk zijn. Maar als je het tweede 'te' weglaat, kun je het nauwelijks als afzonderlijke gebeurtenissen interpreteren.
Beste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIk heb problemen met de volgende zin:
'Bedenk welke vijanden ons omringen.' Naar mijn idee is 'welke' een betrekkelijk voornaamwoord (bijvoeglijk); de zin kun je immers ook anders zeggen, nl. 'Denk aan de vijanden die ons omringen.' Ik kon hierover op uw blog niet iets vinden. Wilt u hierover uw licht eens laten schijnen? Bedankt!
De zin 'Bedenk welke vijanden ons omringen' betekent niet hetzelfde als 'Denk aan de vijanden die ons omringen.' Immers, als ik moet bedenken welke vijanden ons omringen kan ik best tot de conclusie komen dat er geen zijn. Als ik daarentegen moet denken aan de vijanden die ons omringen, dan ga je ervan uit dat die vijanden er zijn, en dat ik aan hen moet denken.
VerwijderenQua ontleding kun je nog opmerken dat het woord 'welke' hier bijvoeglijk gebruikt is, en het betrekkelijk voornaamwoord 'welke' is altijd zelfstandig. Daar komt bij dat er in de zin 'Bedenk welke vijanden ons omringen' ook geen mogelijk antecedent voor een bijvoeglijke bijzin staat. Ten slotte is 'welke vijanden ons omringen' geen bijvoeglijke bijzin, maar het lijdend voorwerp bij 'bedenken' (het is 'iets bedenken' en wel 'welke vijanden ons omringen').
Het gaat hier om een zogeheten 'afhankelijke vraag:' 'welke' is hier een vragend voornaamwoord. In plaats van 'welke' kun je ook bijzinnen hebben met andere vraagwoorden: 'Bedenk waar ze zitten, hoe ze georganiseerd zijn, wanneer we ze kunnen verwachten, wie het zijn.'
Bedankt, vooral de laatste alinea werkt verhelderend! Nog een kleinigheid voor de zekerheid: bestaan er geen bijvoeglijke betrekkelijke voornaamwoorden?
VerwijderenJa, bijvoeglijk gebruikte betrekkelijke voornaamwoorden zijn 'wiens' en 'wier.' In een zin als 'de man wiens vrouw ik ken' is 'wiens vrouw ik ken' een bijvoeglijke bijzin die aansluit op het antecedent 'de man.'
VerwijderenBeste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderen"Het Caribische deel van het Koninkrijk" lees ik vaak, maar ook "Het Caribisch deel van het Koninkrijk". Kennelijk kan het allebei, maar is dat ook zo? Want: "Het zoete deel van de appel" kan wel, maar "Het zoet deel van de appel" duidelijk niet. Hoe zit dat eigenlijk?
Met tropische groeten!
Beste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenKan je nog eens verduidelijken:
De straat is bedekt met bladeren = is de oplossing op vlak van zinsontleding:
- een koppelwerkwoord en naamwoordelijk gezegde
- een hulpwerkwoord, een voltooid deelwoord als zelfstandig werkwoord en een bijwoordelijke bepaling van middel
Ik ben deze vraag aan het analsyseren voor mijn bachelorproef Nederlands. Deze vraag werd al eens gesteld in 2007 maar ik begrijp het antwoord niet zo goed.
Ik denk dat je twee kanten op kunt redeneren. Als je zegt 'De straat is dit weekend bedekt met bladeren,' dan is er een lezing mogelijk dat het erover gaat dat het afgelopen weekend flink gewaaid heeft en dat er daardoor bladeren op de straat zijn komen te liggen. Maar als je 'dit weekend' in de verleden tijd kunt begrijpen, dan moet die verleden tijd ergens vandaan komen. Dat kan alleen maar als je 'is bedekt' als een voltooide tijd kunt lezen. Maar dan is de zin dus de voltooide tijd van 'De straat wordt bedekt met bladeren,' hetgeen een lijdende vorm is.
VerwijderenEr is echter ook een lezing waarin 'De straat is dit weekend bedekt met bladeren' een voorspelling is over het aanstaande weekend. Maar dan zou de zin dus in de tegenwoordige tijd staan. Dat kan alleen maar als je 'bedekt' leest als een bijvoeglijk naamwoord (net als bijvoorbeeld 'vol met bladeren'). In dat geval is 'is' het enige werkwoord, en gaat het om een naamwoordelijk gezegde 'bedekt (vol) zijn.'
De twee lezingen komen overeen met de twee standaardbetekenissen van het werkwoordelijk en het naamwoordelijk gezegde. In het eerste geval gaat het om iets wat er gebeurd is (iets heeft de straat bedekt met bladeren), in het tweede geval heb je het over een eigenschap van de straat (die is bedekt geraakt, en wel met bladeren).
Beste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenEen vraag over zinsdelen bij de volgende zin:
De luidruchtige scooterrijders in het parkje werden door de politie weggestuurd.
Is dit goed: De luidruchtige scooterrijders / in het parkje / werden / door de politie / weggestuurd.
Het trucje leert dat je kan checken of het klopt door dat zinsdeel voor de PV te zetten,
en dan moet er nog steeds een kloppende zin zijn:
In het parkje werden de luidruchtige scooterrijders door de politie weggestuurd. Dit is een goede zin.
Maar een ander 'trucje' zegt dat er voor de pv altijd maar één zinsdeel is.
Wat is nu het juiste antwoord?
Hartelijk dank!
De oplossing is dat je 'in het park' op twee manieren kunt gebruiken: als bepaling bij de hele zin (bijwoordelijke bepaling van plaats) en als bijvoeglijke bepaling bij een zelfstandig naamwoord. Als je 'de luidruchtige scooterrijders in het park' als een eenheid ziet, dan gebruik je 'in het park' bijvoeglijk. Je kunt het verschil goed zien als je de volgende twee zinnen vergelijkt:
Verwijderen(1) De twee luidruchtige scooterrijders in het park werden door de politie gearresteerd
(2) In het park werden de twee luidruchtige scooterrijders door de politie gearresteerd
In zin (1) staat dat er twee luidruchtige scooterrijders die zich in het park bevonden door de politie werden gearresteerd. Waar die arrestatie plaatsvond staat er eigenlijk niet. Het kan net zo goed zijn dat de arrestatie pas plaatsvond toen ze het park uit gereden waren. In zin (2) echter staat dar er twee luidruchtige scooterrijders werden gearresteerd, en dat die arrestatie in het park plaatsvond.
Als de twee woordgroepen vóór de pv staan, worden ze dus als één zinsdeel begrepen, en heeft 'in het park' dus alleen betrekking op de scooterrijders. Staat één van de woordgroepen alleen voor de pv, dan worden de twee woordgroepen verschillend begrepen, en heeft de bepaling betrekking op de hele zin. Vaak maakt dat qua betekenis niet zo veel uit, maar soms wel.
Duidelijk! Bedankt!
VerwijderenDe zin:
BeantwoordenVerwijderenZij lijkt dronken te zijn thuisgekomen.
Is het correct als ik zeg:
- lijkt dronken te zijn thuisgekomen = naamwoordelijk gezegde
- lijkt = koppelwerkwoord
- dronken = bijvoeglijk naamwoord gebruikt als bepaling van gesteldheid
- te zijn thuisgekomen = werkwoordelijk deel
Ik denk dat 'is thuisgekomen' hier de voltooide tijd is van 'komt thuis.' Kijk maar: als je ervan maakt 'Zij lijkt vrijdag dronken te zijn thuisgekomen,' dan gaat het over afgelopen vrijdag, niet over aanstaande vrijdag. Bij een naamwoordelijk gezegde (bijvoorbeeld: zij lijkt vrijdag ziek te zijn) is dat andersom.
VerwijderenIn dat geval is dus 'zijn' het hulpwerkwoord van tijd, 'lijken' is modaal hulpwerkwoord, en 'dronken' is een aparte bepaling van gesteldheid.
In een krantenartikel (DS Online, Timelapse toont onwaarschijnlijk natuurfenomeen, 4 november) vond ik de volgende zin:
BeantwoordenVerwijderen(1) Colima is een van de meest actieve vulkanen van Midden-Amerika en ligt bijna 700 kilometer ten noorden van de Mexicaanse hoofdstad Mexico-Stad.
Het klopt dat je allerlei zaken d.m.v. 'en' kunt verbinden, maar in dit geval vind ik dat nogal bizar. Deel 2 sluit niet goed aan bij deel 1, of volgt er niet echt uit. De eigenschap die in deel 1 wordt genoemd is heel bepalend voor Colima, en met name voor het onderscheid met andere vulkanen, en dan verwacht je iets gelijkaardigs na 'en', maar de eigenschap die dan komt is helemaal niet typisch voor vulkanen of zegt niets over de status of de aard van Colima als vulkaan. Wat wel kan volgen is iets zoals in (2):
(2) Colima is een van de meest actieve vulkanen van Midden-Amerika en barst gemiddeld om de vijf jaar uit.
Met (2) is niets mis, omdat het in beide delen gaat om gelijkaardige (vulkaan)eigenschappen. Als je zin (1) echter omdraait, is daar ook niets meer aan de hand, zie (3):
(3) Colima ligt bijna 700 kilometer ten noorden van de Mexicaanse hoofdstad Mexico-Stad en is een van de meest actieve vulkanen van Midden-Amerika.
Nu gaat het kennelijk over meer algemene eigenschappen, veeleer ter identificatie van, terwijl die identificatie in (1) min of meer voorondersteld is, waardoor deel 2 niet meer zo goed aansluit bij deel 1.
Zie ik dat goed, of is er iets anders aan de hand?
1: Het gemeenteraadslid dat/*die iets deed.
BeantwoordenVerwijderen2: Het meisje wier/wiens* fiets gestolen werd.
In de beide zinnen verwijst het betrekkelijk voornaamwoord naar een onzijdig woord in het enkelvoud.
Over de eerste zin zegt de Taalmail: Onafhankelijk van het biologische geslacht geldt dat we kijken naar het grammaticale genus. Om die reden zeggen we: Het gemeenteraadslid dat X deed.
Maar van zodra het een betrekkelijk voornaamwoord naar 'het meisje' verwijst, lijken de zaken anders te liggen: Op de website van de Taaltelefoon (waar ik de voorbeeldzin vandaan heb), staat er zonder pardon: Het meisje wier fiets gestolen werd.
De zaak wordt nog meer verwarrend als ik de zin uitbreid: Het meisje wier fiets gestolen werd, is het meisje dat/*die ik gisteren gezien heb.
Welke regel is voor het betrekkelijk voornaamwoord bepalend (het biologische/sociale geslacht of het grammaticale genus?).
Zou het ermee te maken kunnen hebben dat 'gemeenteraadslid' geen 'hybrid noun' is resp. dat 'meisje' wél een hybride substantief is?
Een zekere Miet Ooms schreef op Facebook de volgende verklaring neer: "Het verwarrende aan de zaak is volgens mij niet zozeer dat grammaticale geslacht, maar dat er geen echte onzijdige vorm is voor wiens/wier. Dan heb je alleen de keuze tussen mannelijk (wiens) en vrouwelijk (wier). Of beter, er is wel een onzijdig alternatief: 'welks'. Maar dat wordt dan weer niet bij personen gebruikt. Ik denk dat je dus bij 'het meisje' niet anders kunt dan uitgaan van het biologische geslacht. Voor de keuze die/dat ligt dat weer anders. Daar staat mannelijk/vrouwelijk tegenover onzijdig, en moet je dus wel kijken naar het grammaticale genus."
Hoe ziet de Taalprof dat?
Je kunt dit op verschillende manieren beredeneren, maar de eerste vaststelling zou moeten zijn dat wij hier blijkbaar geen taalgevoel voor hebben. Je kunt je dus afvragen of de vorm tot de levende taal behoort.
VerwijderenGegeven dat het dus een kunstmatige vorm is, kun je je afvragen of je bij de beregeling zou moeten aansluiten bij het systeem van de betrekkelijke voornaamwoorden (en dus zou moeten streven naar een de/het-onderscheid), dan wel bij het systeem van de "gewone" voornaamwoorden (waar het voornamelijk om een biologisch geslacht, althans een betekenisgeslacht lijkt te gaan). De Taaltelefoon kiest voor het laatste. Het probleem van de eerste keuze zou zijn dat je zowel 'wiens' als 'wier' voor de-woorden gebruikt. Je zou dan tot de conclusie moeten komen dat je voor 'Het meisje ... fiets gestolen werd' geen vorm beschikbaar hebt (of je zou 'welks' moeten kiezen).
Hoe dan ook: het is uitsluitend een kwestie van een kunstmatige taalnorm.
Taalprof, als ik schrijf: 'Een lief kindje van jou en van mij', hebben we het dan over een distributieve nevenschikking (van 'Een lief kindje van jou en een lief kindje van mij') of kan het ook een collectieve zijn? Dank!
BeantwoordenVerwijderenEen meervoud maakt in dezen m'n vraag wat duidelijker, denk ik. A) Lekkere broodjes met ham en kaas. B) Lekkere broodjes met ham en met kaas. Bij A kun je spreken van tosti's, of je hebt een paar broodjes met ham en een paar broodjes met kaas. Bij B denk je eerder aan dat tweede, maar is het in dat geval ook uitgesloten dat je het over tosti's hebt? (Ik heb mijn best gedaan op deze uitleg.)
VerwijderenIk snap je uitleg, en mijn antwoord is misschien wat teleurstellend: het ligt eraan hoe je het opvat. Ik denk dat je de nevengeschikte bijvoeglijke bepaling 'van jou en van mij' in elk geval uitbreidend kunt opvatten ("een lief kindje, en wel van jou en van mij"). Naar mijn idee is er dan een lezing waarbij het om één kindje gaat, dat zowel van jou als van mij is. Ik heb zelf de neiging om een distributieve lezing te markeren door de bepaling beperkend te maken en 'een' toe te voegen: 'Een lief kindje van jou en een van mij.'
VerwijderenIn het voorbeeld met de broodjes is de combinatie 'met ham en kaas' gemakkelijk als een semantische eenheid op te vatten. Het wordt anders als je er een ongebruikelijke combinatie van maakt, zoals 'Lekkere broodjes met banaan en hagelslag.' Dan kan ik daar ook nog wel een distributieve lezing krijgen ('we hadden lekkere broodjes, en wel met banaan en hagelslag.') Dat gaat nog beter als je de nevenschikking uitbreidt: 'We hadden lekkere broodjes met banaan, hagelslag en pindakaas.'
Wanneer je 'met' herhaalt is de distributieve lezing haast onweerstaanbaar, maar zelfs dan kan ik me nog iets collectiefs voorstellen: 'We hadden lekkere broodjes met boter, met kaas en met stroop daarbovenop.' In dat geval kan ik me gemakkelijk voorstellen dat op elk broodje deze drie ingrediënten zitten.
Ik vermoed dus dat je theoretisch in alle gevallen alle lezingen kunt hebben, maar dat de context het meeste werk doet.
Bedankt voor uw antwoord. Ik vind uw website overigens echt een verademing, ik werk in de journalistiek en telkens als ik iets tegenkom waarvan ik denk: hoe zit dit nou eigenlijk, dan biedt uw blog uitkomst. (Ik heb er altijd wat moeite mee als iemand zegt: dan formuleer je de zin toch helemaal anders.) Mijn complimenten! :)
VerwijderenBeste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenMijn Franse collega vroeg mij, als (zeer) lokale autoriteit op het gebied van de Engelse taal, welke zin goed was, "a plethora of methods has been used" of "a plethora of methods have been used". Ik moest direct denken aan uw column in Onze Taal over een aantal mensen die of dat dingen deed of deden. Na enig zoekwerk kwam ik erachter dat er in het Engels ook geen consensus over bestaat: op het ene taalforum is iedereen ervan overtuigd dat het enkelvoud is, op het andere weet iedereen zeker dat het meervoud moet zijn, en een blog van een proofreader gaf aan dat allebei even goed zijn, zolang je maar consequent bent. Uiteindelijk heb ik hem maar aangeraden om iets te kiezen, en dat consequent toe te passen. Maar toen ik hem vroeg hoe het dan in het Frans zat, kreeg ik te horen dat het daar altijd enkelvoud is... Of nou ja, ehmm, gunst, daar zeg je me wat, je ne sais pas! Dus ik weer even opzoeken, en jawel, ook in het Frans zijn de meningen verdeeld.
Mijn vraag aan u: geldt, wat voor een aantal in het Nederlands geldt, ook in het Engels, Frans, en vooruit, Duits?
Bij voorbaat dank!
Oei, daar vraag je me wat! Uit je observaties zou je kunnen afleiden dat dat vermoedelijk het geval is. Historisch gezien hebben deze constructies in elk geval in al deze talen een partitieve genitief als ik me niet vergis. Dat zie je nog in zo'n voorzetsel als 'of' (en in het Frans 'des'). Ik zou inderdaad verwachten dat je dan geleidelijk aan een telwoordconstructie krijgt.
VerwijderenIk denk dat op de achtergrond ook het spanningsveld tussen grammaticaal getal en logisch getal meespeelt. Daar gaan talen in elk geval verschillend mee om, zoals het Engels, waar een grammaticaal enkelvoudige term als 'the police' op grond van de logische meervoudigheid ook een persoonsvorm in het meervoud krijgt ('the police are notified').
Als docent Duits leg ik uit dat er in het Duits zogenaamde 'werkwoorden van voortbeweging' zijn die in het voltooid deelwoord het werkwoord 'zijn' krijgen waar het Nederlands 'hebben' zou gebruiken.
BeantwoordenVerwijderenDus 'ich bin geschwommen' i.p.v. 'ik heb gezwommen'.
Nu kwam het tijdens de les ter sprake dat wanneer je in het Nederlands een 'doel' hebt, je plotseling wel (net als in het Duits) het werkwoord 'zijn' gebruikt ('ik ben naar de overkant gezwommen i.p.v. 'ik heb naar de overkant gezwommen') ... het klinkt voor mij logisch, maar kon niet uitleggen waarom het "ik heb gezwommen" (hebben) en "ik ben naar de overkant gezwommen" (zijn) is. Is er een naam voor dit fenomeen en/of waar zit het verschil in?
Ja, onder taalkundige wordt aangenomen dat hier sprake is van zogeheten 'teliciteit,' de betekenis dat er een eindpunt bereikt wordt. Vergelijk 'Hij wandelde door het bos' (zegt niets over waar hij uitkomt) en 'Hij wandelde het bos door' (waarbij geïmpliceerd is dat hij buiten het bos uitkomt. Die betekenis wordt 'telisch' genoemd. Het is een nadere specificatie van het aspect (in het Duits 'Aktionsart').
VerwijderenBeste taalprof,
BeantwoordenVerwijderenNet las ik de zin: "Het is een open democratie".... Dit lijkt niet juist en een zoektocht op het internet leverde geen bevredigend antwoord op. Klopt dit nu wel of niet en zo ja, is er dan ook een 'gesloten democratie'? Graag hoor ik van u.
Het is niet noodzakelijk dat je bij een 'open democratie' ook altijd als tegenhanger een 'gesloten democratie' zou moeten hebben. Een 'open brief' heeft ook een speciale betekenis die geen tegenhanger heeft in een 'gesloten brief.'
VerwijderenHet woord 'open' kan een veelheid van betekenissen hebben, waarvan hier waarschijnlijk iets als 'transparant' de bedoeling zal zijn (net als in 'open software,' dat ook geen tegenhanger heeft in 'gesloten software').
We noemen hem Jan. Hoe noemen we Jan dan in de ontleding?
BeantwoordenVerwijderenDat zou ik een bepaling van gesteldheid noemen, naar analogie van ´Wij vinden hem geschikt.´
VerwijderenDankuwel
BeantwoordenVerwijderenGeachte Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIk kom er niet uit.... Hoort het onderschikkend voegwoord nu wel of niet bij de bijzin? Met andere woorden: Ik ga naar huis omdat ik ziek ben. (bijzin = omdat ik ziek ben) of (bijzin = ik ziek ben)
Het ligt er maar aan wat je 'horen bij' noemt... Dat klinkt misschien een beetje flauw, maar je kunt er op twee manieren naar kijken.
BeantwoordenVerwijderenTen eerste: als je de bijzin ergens anders in de zin zet, gaat het voegwoord mee. Dus als je van jouw zin maakt 'Omdat ik ziek ben ga ik naar huis' blijft het voegwoord niet ergens anders in de zin staan (bijvoorbeeld 'ik ziek ben ga ik naar huis omdat.' Dat is een goed argument om te zeggen dat het voegwoord bij de bijzin hoort.
Je kunt ook opmerken dat het voegwoord binnen de bijzin geen functie heeft: als je de bijzin ontleedt, dan blijft het voegwoord buiten beschouwing. Het voegwoord hoort dus niet bij de interne ontleding van de bijzin. In die zin valt het er dus buiten.
Dat komt natuurlijk omdat het voegwoord de verbinding verzorgt tussen de bijzin en de zin waar de bijzin in zit.
In de zinsontleding is het gebruikelijk om bij de benoeming van de hele bijzin het voegwoord mee te nemen. Dus in jouw zin is 'omdat ik ziek ben' de bijwoordelijke bijzin. Dan gaat het namelijk om de bijzin als zinsdeel in de grotere zin. Bij de ontleding van de bijzin zelf ('ben ziek' naamwoordelijk gezegde, 'ik' onderwerp) neem je het voegwoord niet mee.
Ik loop sinds mijn laatste twitterdispuutje nog steeds rond met de vraag of je in de zin "Utrecht versloeg PSV in eigen huis met 3-1" mag kiezen tussen Utrecht en Eindhoven als plaats van handeling. Je zou zeggen, nee, alleen Utrecht, want Utrecht is onderwerp van de zin en die beheerst met de bijwoordelijke bepaling van plaats (in eigen huis) de plaats van zijn handeling, PSV verslaan.
BeantwoordenVerwijderenIk twijfel, met begrip voor het argument Utrecht, toch om een drietal redenen.
1. in in eigen huis kan het woord eigen zowel op het huis van Utrecht als op dat van PSV slaan en wordt de zin mogelijk dubbelzinnig.
2. als het zinsdeel in eigen huis uitsluitend bijwoordelijk is, dan kan de betekenis daarvan worden verruimd met een aanvulling als in het eigen huis van de ontvangende partij, PSV zoals bekend, of, in de ogen van mijn tegenpool, in het eigen huis van de winnaar, uiteraard (zegt hij er dan bij). Ook dan is dubbelzinnigheid troef.
3. vervolgens kan het ook zijn dat in eigen huis niet zozeer een bijwoordelijke bepaling is maar een bijvoeglijke, namelijk bij het ernaast staande PSV. Dat dan zoveel moet betekenen als "terwijl dat PSV nota bene op eigen grondgebied, en bovenaan de ranglijst staande, aan het voetballen was". Dat geeft natuurlijk wel een extra lading aan dat gewone in eigen huis (en dat moet ook wel, want thuis van iemand winnen is op zich niet echt informatief).
Mijn vraag is of mijn taalgevoel strookt met de bedoeling van de verslaggever en of die wel helemaal goed volgens het taalboekje bezig was.
Wij zijn uw commentaren namelijk nog steeds niet beu bestudeerd.
Bij nader inzien moet ik reden 3 laten vallen, omdat een bijvoeglijke bepaling bij PSV eigenlijk nergens op slaat. De relatie tussen PSV en in eigen huis zou alleen semantisch (en niet grammaticaal) van aard kunnen zijn, omdat in eigen huis hier uitsluitend een plaatsbepaling is. Die relatie zou dan echter wel impliceren dat de bijwoordelijke bepaling met deze context naar Eindhoven wijst.
VerwijderenAh, gelukkig, de angel is nog niet uit het probleem.
Dus, Taalprof, een dubbelzinnige zin of juist niet?
Een bijvoeglijke bepaling lijkt me hier alleen theoretisch mogelijk, en minder relevant voor de vraag, want in de variant 'Utrecht versloeg PSV, en wel in eigen huis' blijft de dubbelzinnigheid (in elk geval in mijn taalgevoel) bestaan.
VerwijderenVolgens mij is de vraag of 'eigen' alleen op 'Utrecht' kan slaan of ook op 'PSV.' Het gaat dus om voornaamwoordelijke verwijzing.
Volgens de theorie is er niets tegen op een verwijzing naar onderwerp of voorwerp in deze positie. Dat kun je zien als je bijvoorbeeld geslachtskenmerken toevoegt:
(1) De man versloeg de vrouw in zijn eigen huis
(2) De man versloeg de vrouw in haar eigen huis
Allebei prima zou ik zeggen.
Wat de bedoeling is geweest van de verslaggever kun je denk ik uit de context wel afleiden. Als ik het goed heb ging het om een wedstrijd in Eindhoven, dus de bedoeling zal geweest zijn dat 'in eigen huis' naar PSV verwijst.
Het lijkt me onjuist dat het onderwerp per se de bijwoordelijke bepaling van plaats zou moeten beheersen, in die zin dat het onderwerp altijd aanwezig is op die plaats. Als ik zeg 'Ik belde hem in New York uit bed,' dan is de waarschijnlijke interpretatie dat hij (en niet ik) in New York in bed lag toen ik belde.
Ik begrijp dat in uw laatste voorbeeld (...hem in New York...) geheel samenvalt met (...PSV in eigen huis...) uit onze vraag. En dat die plaatsbepaling dus heel goed aan een voorwerp kan hangen. Dat was inderdaad het geschilpunt. Taalgevoel kan blijkbaar per persoon verschillen :-)
VerwijderenHoe benoem je het zinsdeel "van hem" in de zin:"Zij heeft de toestemming van hem."? Volgens mij is dit een voorzetselvoorwerp. Klopt dit?
BeantwoordenVerwijderenIk zie weinig argumenten om van een voorzetselvoorwerp te spreken. Het werkwoord 'hebben' vraagt niet echt om een voorwerp met 'van,' je hebt geen bijzinsvariant met 'ik heb toestemming ervan dat ...' en het woordje 'van' heeft een min of meer uitgesproken betekenis van "richting, oorsprong." Ik zou daarom kiezen voor een bijwoordelijke bepaling van richting.
VerwijderenIk denk dat jouw neiging om het als een voorwerp te zien te maken heeft met de betekenisverhouding tot het woord 'toestemming.' Waarschijnlijk heb je de indruk dat 'hem' op de een of andere manier verwijst naar degene die toestemming geeft. Het is zeker juist dat die 'handelende persoon' hier vereenzelvigd wordt met die bron (omdat de bron begrepen wordt als de handelende persoon), maar dat zegt niets over de ontleding, zeker niet omdat 'toestemming' geen werkwoord is maar een zelfstandig naamwoord. Eventueel zou je nog kunnen pleiten voor een ontleding van 'van hem' als bijvoeglijke bepaling bij 'toestemming' (om die betekenis van handelende persoon te benadrukken), maar dan nog is het geen voorzetselvoorwerp.
Ik had al vele discussies over deze zin.
BeantwoordenVerwijderenHij voelde zich tot op het bot beledigd. Is voelde hier een hulpwerkwoord en beledigd een vd? Zich is uiteraard een wederkerend voornaamwoord. Duid je dan 'tot op het bot' aan als werkwoordelijke uitdrukking? Bedankt om dit even te verhelderen.
Om te beginnen: 'tot op het bot' kun je geen werkwoordelijke uitdrukking noemen, want er staat geen werkwoord in. Het is wel een vaste uitdrukking, maar het heeft de functie van een bijwoordelijke bepaling. Je kunt het vervangen door 'zwaar' ('hij voelde zich zwaar beledigd') of 'erg' ('hij voelde zich erg beledigd').
VerwijderenDaarmee is de functie van 'beledigd' ook duidelijker: 'erg' is een 'graadbepaling' die bij een bijvoeglijk naamwoord hoort ('erg beledigd,' 'te beledigd,' 'nog meer beledigd dan anderen'). Je kunt het ook vervangen door andere bijvoeglijke naamwoorden ('hij voelde zich erg boos').
Als 'beledigd' (of 'tot op het bot beledigd') de waarde van een bijvoeglijk naamwoord (een predikaat) heeft, dan moet het hier een bepaling van gesteldheid zijn. De betekenis van de zin is te omschrijven als 'hij voelde dat hij tot op het bot beledigd was.' Dit is de bijvoeglijke bepaling van het type 'werkwoordcomplement,' zoals in 'hij vond zich erg geschikt.'
Je zou er nog voor kunnen pleiten dat 'zich voelen' hier de betekenis 'zijn' heeft, en dat je 'zich voelen' dus zou kunnen beschouwen als een soort vervangend koppelwerkwoord. Dat zou je kunnen doen omdat je 'zich' hier niet kunt vervangen door 'iemand,' en je dus zou kunnen argumenteren dat het geen apart zinsdeel is maar deel van het wederkerende werkwoord.
Taalprof, allereerst nog van harte gefeliciteerd! Dan: kun je met een voltooid verleden tijd naar de toekomst verwijzen ...? Bijvoorbeeld: 1) Als ik het geld had, was ik morgen wel met jullie meegegaan. 2) Als ik van adel was, was ik volgend jaar misschien tot koning gekroond. 3) Als ik beter geluisterd had, was ik morgen niet ziek geweest. Het lijkt gek om met een dergelijk voltooid deelwoord naar de toekomst te verwijzen, doel je hiermee op een beslissing die je in het verleden nam, hetzij een feit dat zich in het verleden afgespeeld heeft ... waardoor het zeker is dat er in de toekomst iets staat te gebeuren? Help! Alvast bedankt :)
BeantwoordenVerwijderenDit valt onder de 'modale functie' van het 'plusquamperfectum' (zie de Algemene Nederlandse Spraakkunst). Het gaat hier om een soort voorstellingsmodaliteit.
VerwijderenGeachte taalprof,
BeantwoordenVerwijderenEnig idee waarom Elsschot in het gedicht spijt een persoonsvorm weglaat ?
Qua metrum had het er mijns inziens prima kunnen staan.
Alvast dank voor uw aandacht,
vriendelijke groet
Rik
dat ik haar voorbijgegaan
of een steen daar had gestaan
Hoe had het voor jou kunnen luiden dan? 'dat ik haar ben voorbijgegaan'? 'da'k haar ben voorbijgegaan'? (of met 'heb' misschien?) Of 'dat ik haar voorbij kon gaan'?
VerwijderenDe regels daarvoor vertonen ook een lichte afwijking ten opzichte van de normale volgorde ('dat in gemelijke grillen ik mijn dagen kon verspillen'), misschien dat de dichter het stroeve van de situatie uitdrukt door een opzettelijk stroeve zinsbouw.
Is het: in de korte tijd dat leven heet, of, in een korte tijd dat leven heet.
BeantwoordenVerwijderenIs het: in de korte tijd dat...(...) of in de korte tijd die?
Naar mijn taalgevoel zou je in ieder geval 'die' moeten zeggen, want het betrekkelijk voornaamwoord sluit aan op het woord 'tijd,' en dat is een de-woord ('de tijd'). De betekenis van de constructie lijkt me ook dat de korte tijd leven heet, dus 'de korte tijd' is het antecedent van het betrekkelijk voornaamwoord.
VerwijderenIk kan geen reden bedenken waarom je 'dat' zou gebruiken, maar blijkbaar twijfel je. Ik vraag me af waar je twijfel vandaan komt.
Misschien twijfel je vanwege constructies als 'in de korte tijd dat we elkaar kennen.' Hier is 'dat we elkaar kennen' een bijvoeglijke bijzin die begint met een voegwoord 'dat' (niet met een betrekkelijk voornaamwoord). Dat kun je zien aan het feit dat het woord niet verandert bij bijvoorbeeld 'in de jaren dat we elkaar kennen.'
In jouw zin is echter geen sprake van het voegwoord 'dat,' want bij een meervoudig antecedent ('in de luttele jaren die leven heten') krijg je 'die' en een meervoudige persoonsvorm in de bijzin (vergelijk het anders maar eens met 'in de luttele jaren dat leven heet,' dat duidelijk strijdt met ieder taalgevoel).
Beste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenMet mijn collega's kwam ik (docent Nederlands) niet uit het ontleden van de volgende woordgroep: 'de kleur rood'. Volgens het antwoordmodel bij onze toets zou 'rood' hier een bijvoeglijk naamwoord zijn. Ik denk echter aan een zelfstandig naamwoord. Googelend naar een antwoord kwam ik via Google Books uit bij 'De nominale constituent' van Freek van de Velde, die spreekt van een binominale constructie, vergelijkbaar met 'de planeet Mars'. Maar ik krijg geen duidelijk antwoord (misschien is dat er ook niet) en verdrink een beetje in de terminologie. Kunt u het wel ophelderen? Bij voorbaat dank!
Ik geloof dat ik dit ook zou analyseren als een 'nominale constituent met complexe kern' (zoals de Algemene Nederlandse Spraakkunst dat noemt, zie ans.ruhosting.nl). Vergelijkbaar inderdaad met 'de planeet Mars,' 'de maand mei,' waarvan de betekenis (ook al volgens de ANS) kan worden omschreven met een naamwoordelijk gezegde: 'Mars is een planeet,' 'mei is een maand' en 'rood is een kleur.' In die betekenis zou ik inderdaad van een zelfstandig naamwoord 'rood' spreken. Waarom? Nou, onder andere omdat je niet kunt krijgen 'de kleur roder' of 'de kleur roodst.'
VerwijderenMijn zoon (brugklas VWO) moest het werkwoord invullen de volgende zin: Toen de handbalploeg eindelijk kon scoren, [missen] ze het doel maar net.
BeantwoordenVerwijderenHij had 'misten' ingevuld, maar zijn docente rekende dit fout omdat het 'miste' zou moeten zijn. Ik begrijp haar redenering ('ze' verwijst naar 'ploeg', dat inderdaad zowel mannelijk als vrouwelijk is), maar volgens mij is dit zo onlogisch dat het gewoon fout is. Ik zou graag horen wat de Taalprof hiervan vindt.
Ik zal overigens de docente niet lastigvallen met uw antwoord, het is alleen voor mezelf.
Je zou het moeten kunnen aanvoelen bij een werkwoord waarbij het verschil tussen enkelvoud en meervoud duidelijker is. Bijvoorbeeld:
Verwijderen(1) Toen de handbalploeg eindelijk kon scoren, was ze meteen kampioen.
(2) Toen de handbalploeg eindelijk kon scoren, waren ze meteen kampioen.
Ik denk dat het enkelvoud (dat blijkbaar bedoeld is omdat 'de handbalploeg' het beoogde antecedent is) ongelukkig klinkt vanwege dat 'ze' (omdat je met 'ze' niet zo gemakkelijk naar een ploeg verwijst). Uw zoontje kiest de natuurlijke variant, waarbij 'ze' verwijst naar de leden van de handbalploeg, die echter in de zin niet genoemd staan. Dat is in de dagelijkse taal heel goed mogelijk, maar in de context van de oefening gaat het blijkbaar om voornaamwoorden die per se naar een woord in de zin verwijzen. Dat zou dan in de instructie van de hele oefening (er waren vast nog andere voorbeelden) duidelijk moeten worden.
Het onderwerp (handbalploeg) is grammaticaal enkelvoud: je kunt het meervoud maken. De pv moet dus ook enkelvoud zijn (miste).
VerwijderenToen de handbalploegen eindelijk konden scoren, waren ze meteen kampioen(en).
Ja, dat is duidelijk. Het gaat echter om het verschil tussen zin (1) en zin (2). Vind jij alleen zin (1) goed?
VerwijderenHoi Taalprof, de ANS stelt dat je bij bepaalde werkwoorden het plusquamperfectum kunt gebruiken als voorzichtigheidsmodaliteit, 'had u nog wat te drinken gewild' bijvoorbeeld, willen, moeten en dergelijke. Maar is dit niet gewoon in het algemeen mogelijk? Zijn 'had u mijn tentamen al nagekeken' en 'had u al koffie gekregen' niet eveneens correct en gewoon wat 'netter' dan respectievelijk 'heeft u mijn tentamen al nagekeken' en 'heeft u al koffie gekregen'? Dank u!
BeantwoordenVerwijderenIk denk dat jouw taalgevoel die voorzichtigheidsmodaliteit in vraagzinnen in het algemeen aanvoelt als beleefdheid. Dat is natuurlijk ook wel een beetje logisch: als je beleefd wil zijn probeer je niet al te stellig over te komen, en met allerlei modale middelen (of lichaamshouding) de aangesprokene zo veel mogelijk ruimte te geven. Het hoeft niet eens met een plusquamperfectum, je hebt ook gevallen als 'zou je het raam dicht willen doen?' waarbij de vraag met voorzichtigheid ingekleed wordt. Of 'Heeft u misschien mijn tentamen al nagekeken?'
VerwijderenIk denk dat de ANS het met die beperking 'bij bepaalde werkwoorden' en 'in beperkte mate' vooral heeft over het imperfectum en het plusquamperfectum in niet-vraagzinnen, zoals 'ik wou dat hij hier kwam' en 'ik had zo gedacht dat je daar wel tevreden mee zou zijn' (hetgeen betekent: 'ik denk dat met een zekere mate van voorzichtigheid').
Bij de meeste werkwoorden: 'Ik zag dat hij hier kwam' of 'Ik had zo geconcludeerd dat je daar wel tevreden mee zou zijn' heb je dat effect niet: in die zinnen zit niks van onzekerheid. In vraagzinnen heb je natuurlijk altijd de basisonzekerheid die in een vraag opgesloten zit.
Beste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIk lees in Onze Taal (in het artikel over beoordeling van taalfouten) dat taalkundigen de zin 'Hem wordt voorgelezen' correct vinden en 'Hij wordt voorgelezen' incorrect. Terwijl ik 100% zeker weet dat de eerste zin nog nooit in het wild is voorgekomen en de tweede misschien wel. "Ik werd vroeger graag voorgelezen" klinkt mij volstrekt normaal in de oren. Het komt volgens mij omdat er geen meewerkend voorwerp bij staat. "Hem wordt een boek voorgelezen" is vreemd, maar wel correct. "Hem wordt voorgelezen" is een typische taalkundigenzin. Het is volgens mij verwant aan de kwestie "De reizigers worden verzocht". Wat denkt u?
Ik sta aan jouw kant. In de zin 'ik lees jou iets voor' kun je niet veel anders dan 'jou' als meewerkend voorwerp beschouwen (in die zin verschilt het van 'ik verzoek jou iets,' waar je argumenten hebt om 'jou' lijdend voorwerp te noemen). Vandaar dat 'Hij wordt iets voorgelezen' vreemder zou moeten klinken dan 'Hem wordt iets voorgelezen.' Maar in jouw voorbeeld 'Ik werd vroeger vaak voorgelezen' is dat 'iets' afwezig, dus je zou kunnen argumenteren dat 'iemand voorlezen' (zonder 'iets') een constructie is met lijdend voorwerp.
VerwijderenBeste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIk zit met constructies als 'het moment vanaf wanneer je pensioen gaat ontvangen' en 'de leeftijd vanaf wanneer je AOW krijgt'. Kun je een betrekkelijke bijzin beginnen met 'vanaf wanneer'? In een ouder taalstadium zou ik misschien voor 'het moment vanaf hetwelk' en 'de leeftijd vanaf welke' hebben gekozen, maar dat klinkt nu tamelijk archaïsch.
Is 'het moment vanaf wanneer' een soort temporele tegenhanger van 'het dorp waar ik woon'?
Ik ben benieuwd.
Het lijkt er wel op! De parallelle constructie met plaatsbepaling zou iets moeten zijn als 'de verdieping vanaf waar je je eigen huis kunt zien liggen,' of 'het dorp, vanaf waar het nog maar een klein stukje is naar de zee' om precies te zijn. Je ziet dan wel meteen dat je bij de plaatsbepaling ook de variant 'waar()vandaan' tot je beschikking hebt, maar die kun je niet in een tijdsbetekenis gebruiken (hoe dat komt is mij onduidelijk).
VerwijderenOverigens is er tussen de heel archaïsche variant 'vanaf hetwelk' en 'vanaf wanneer' nog een tussenvorm: 'vanaf welk.' Maar dat vind je misschien net zo gekunsteld als 'vanaf hetwelk.'
En dan ten slotte: in dit specifieke voorbeeld zou ik het probleem vermijden door te schrijven 'het moment waarop je pensioen gaat ontvangen.' Het betekenisaspect 'vanaf' is al inbegrepen in dat 'gaat'
Dank voor je reactie! Ja, het probleem is zeker te omzeilen. Ook bij de zin met 'leeftijd' kan dat: 'de leeftijd waarop je AOW gaat krijgen' of 'de leeftijd waarop je voor het eerst AOW krijgt'.
VerwijderenBeste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIk wil een lessenserie maken met betekenisvolle grammatica opdrachten.De lessenserie is bestemd voor 1 mavo/havo. Heeft u ideeën?
Groet,
Edwin Tekelenburg
Wat wil je precies behandelen, en waarom?
VerwijderenJe zou bijvoorbeeld een activerende werkvorm kunnen doen zoals deze
Hallo Taalprof, is het 'Er ligt ham en kaas in de koelkast die bedorven is' of 'Er ligt ham en kaas in de koelkast die bedorven zijn', ligt impliceert een enkelvoudige persoonsvorm, waardoor het een beetje raar lijkt om vervolgens een meervoudig werkwoord te gebruiken. 'Is' doet weer gek aan omdat je het toch weer over twee 'entiteiten' hebt. Help!
BeantwoordenVerwijderenDe grammatica kan je niet vertellen wat correct is, want dat is een vraag naar de taalnorm. De grammatica kan je wel duidelijkheid bieden over je eigen taalgevoel. Er zijn vier mogelijkheden:
Verwijderen1. Je hebt de neiging om te zeggen 'Er liggen ham en kaas in de koelkast die bedorven zijn.' Dan heb je het zowel in de hoofdzin als in de bijzin over twee 'entiteiten' (zoals jij dat noemt), zeg maar twee stukken voedsel (het ene ham en het andere kaas).
2. Je hebt de neiging om te zeggen: 'Er ligt ham en kaas in de koelkast die bedorven is.' Dan beschouw je blijkbaar 'ham en kaas' als een nevenschikking van ontelbare hoeveelheden, die samen een ontelbare hoeveelheid voedsel vormt, waarnaar je ook in de bijzin met een enkelvoud verwijst.
3. Je neigt ernaar om te zeggen 'Er ligt ham en kaas in de koelkast die bedorven zijn.' In dat geval zou ik zeggen dat je 'Er ligt ham en kaas' beschouwt als een samentrekking van 'Er ligt ham in de koelkast en er ligt kaas in de koelkast.' Met het meervoud in de bijzin verwijs je naar de twee afzonderlijke ontelbare hoeveelheden. Ik ben zelf geneigd om in dit geval een komma te realiseren tussen hoofdzin en bijzin: 'Er ligt ham en kaas in de koelkast, die (allebei) bedorven zijn.' Het 'bedorven zijn' is dan een zogeheten 'distributief predicaat:' het is van toepassing op twee afzonderlijke stukken voedsel.
4. Je hebt de neiging om te zeggen: 'Er liggen ham en kaas in de koelkast die bedorven is.' Van deze mogelijkheid bestaat volgens mij geen voor de hand liggende analyse. Die lijkt me dus onwaarschijnlijk.
Hoi taalprof, ik lees een boek van James Patterson en kom net de zin: "Wat was de reden dat er geen ramen zijn?" tegen, waarbij iemand verwijst naar de tijd dat een huis gebouwd werd. Maar kun je een verleden tijd (die blijkbaar doorwerkt in het heden) in zo'n situatie wel combineren met een tegenwoordige? "De reden dat ik niet meega was omdat jij zo vervelend deed" klinkt toch wat raar, mijn taalgevoel zegt: tegenwoordige tijd. Heeft u hier een antwoord op?
BeantwoordenVerwijderenEen werkwoordstijd in een bijzin kan congrueren met de werkwoordstijd in de hoofdzin, ook als de beschreven toestand of gebeurtenis op het spreekmoment nog geldt (dit wordt 'consecutio temporum' genoemd.
VerwijderenIn jouw eerste voorbeeldzin kan ik de bedoeling volgen dat de zin iets wil zeggen over de reden in het verleden ('was') die ervoor gezorgd heeft dat er nu geen reden zijn. Dat kun je ook wel uitdrukken met 'Wat is de reden dat er geen ramen zijn?' maar dan kun je hem ook interpreteren alsof die reden nog steeds bestaat.
Je kunt de gegeven tijd forceren met bijwoordelijke bepalingen: 'Wat was destijds de reden dat er nu geen ramen zijn?' Ook in je tweede zin kun je dat proberen: 'De reden dat ik toen niet meeging was destijds omdat jij zo vervelend deed.' Maar 'De reden dat ik toen niet meeging is omdat (je zou ook kunnen zeggen: 'dat') jij toen zo vervelend deed.' Dan licht je die reden uit de historische context en bespreek je hem los van die context. Kan mijns inziens ook, het ligt er maar aan wat je bedoelt.
Een slimme opmerking van een leerling van mij: Hoe kan het dat er een bijvoeglijk naamwoord in deze zin staat terwijl er geen zelfstandig naamwoord in staat.
BeantwoordenVerwijderenIk zet heerlijke koffie.
Het hele werkwoord is toch : koffiezetten? Is in dat geval 'koffie' niet een zelfstandig werkwoord (samen met zetten)?
Ik zou in 'Ik zet heerlijke koffie' niet spreken van het werkwoord 'koffiezetten,' onder andere op grond van de argumentatie van jouw slimme leerling. Mijn belangrijkste reden zou echter zijn dat 'Ik zet heerlijke koffie' duidelijk een nadere specificatie is van 'Ik zet iets,' waarbij 'iets' dan 'heerlijke koffie' is.
VerwijderenJe hebt natuurlijk ook een zin als 'Hij kan goed koffiezetten.' In dat geval heb je een sterkere argumentatie voor het werkwoord (ik schrijf het al tentatief aan elkaar). In dat geval is 'goed' dan ook geen bijvoeglijk naamwoord maar een bijwoord. Ook in een zin als 'Hij zou graag goed willen kunnen koffiezetten' is de argumentatie voor het werkwoord sterk. Die volgorde kun je dan ook niet krijgen bij 'Hij zou graag heerlijke willen kunnen koffiezetten' of 'Hij zou graag willen kunnen heerlijke koffie zetten' (laatste zin alleen misschien in Vlaanderen acceptabel).
Kortom, met 'heerlijke' erbij wordt 'heerlijke koffie' meer een eenheid dan 'koffiezetten,' en dus zou je 'heerlijke koffie' als het lijdend voorwerp moeten beschouwen. In het algemeen geldt dat als je het woord 'koffie' gaat bepalen, ook als je er een samenstelling van maakt: 'Ik zet altijd filterkoffie.' Voor het werkwoord 'filterkoffiezetten' heb je geen argumenten.
Hey taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIs het a) Ik heb massa's vrienden: Tom, Rick, Sander en jou, of b) Ik heb massa's vrienden: Tom, Rick, Sander en jij?
Dankjewel
Voor allebei is wel iets te zeggen. (a) kun je beargumenteren door te zeggen dat de opsomming een samentrekking is van '(ik heb) Tom, Rick, Sander en jou.' Maar ook (b) kun je beargumenteren door te zeggen dat de opsomming samengetrokken is uit '(dat zijn) Tom, Rick, Sander en jij.'
VerwijderenHet komt denk ik ook een beetje omdat 'hebben' een zogeheten 'licht werkwoord' is, een werkwoord met maar weinig betekenis. Maak er bijvoorbeeld van: 'Ik heb iedereen gezien op het festival gisteren: Tom, Rick, Sander, jou.' Dan is de variant (a) denk ik het beste.
Als je mij dus echt vraagt om te kiezen zou ik een lichte voorkeur voor (a) hebben. Maar van mij zou je niet hoeven kiezen.
Hoi Taalprof, ik werk voor een voetbalwebsite en vanmorgen schreef ik: "Hertha BSC, Trabzonspor en Fenerbahçe zijn in de race om de handtekening van Ziyech." Nu vraag ik me af waarom dit een normale zin is (of dan in ieder geval klinkt als een normale zin), waar de volgende toch wat vreemd aandoet: "Hertha BSC, Trabzonspor en Fenerbahçe zijn in de race om Ziyech." Is dat omdat je er in de eerste zin iets als 'te bemachtigen' bij kunt denken, waar dat bij de tweede moeilijker gaat? Ik speculeer maar wat.
BeantwoordenVerwijderenIk denk dat het erom gaat dat het voorzetsel ´om´ vaak een doel aangeeft, en - misschien omdat 'om' ook een voegwoord is - dat doel vaak een gebeurtenis is. Jouw constructie lijkt beter te passen bij woorden die een gebeurtenis aanduiden: 'Drie clubs zijn in de race om Ziyechs komst, zijn handtekening, zijn transfer,' dat past allemaal prima. Maar als je zegt 'ze zijn in de race voor Ziyech,' dan moet je daar als lezer een gebeurtenis bij voorstellen. Als het dan heel sterk voor de hand ligt wat die gebeurtenis is, dan zou het nog net kunnen denk ik, maar de zin klinkt dan toch wat vreemder.
VerwijderenJouw gedachte dat het gaat om het bemachtigen van die handtekening zou ook kunnen, en wat je dan eigenlijk doet is er ook een gebeurtenis bij denken om het aannemelijk te maken. Dus dat lijkt me de kern: na 'om' verwacht je een gebeurtenis.
A. Ik heb acht boeken, daar geef ik twee van aan jou.
BeantwoordenVerwijderenB. Ik heb acht boeken, daar geef ik er twee van aan jou.
Is dit het verschil tussen specifiek en nonspecifiek? In zin A weet ik om welke boeken het gaat, in zin gaat het om een willekeurig totaal van zes boeken. Is dit juist? Sla ik de spijker op zijn kop? Gr.
Gegeven het taalgevoel dat je beschrijft zou dit inderdaad een verschil tussen specifiek en nonspecifiek zijn. Ik moet je echter bekennen dat ik niet hetzelfde taalgevoel heb. Ik kan B zowel in een specifieke als in een nonspecifieke lezing begrijpen (ik kan de zin vervolgen met '...namelijk X en Y' maar ook met '...maar ik weet nog niet welke').
VerwijderenZin B is in mijn taalgevoel niet goed. Voor mijn gevoel ontbreekt daat het kwantitatieve 'er' (blijkbaar kan ik het kwantitatieve 'er' niet samen laten vallen met het prepositionele 'daar(van).'
Beste taalprof, Is de zin: 'Het kopen, eten en genieten van lekkere gebakjes' grammaticaal juist? Volgens mij gaat het hier om een foutieve samentrekking aangezien lekkere gebakjes bij 'genieten van' een voorzetselvoorwerp is en bij de andere twee werkwoorden een lijdend voorwerp. Klopt dat of verandert het feit dat de drie werkwoorden hier zelfstandig worden gebruikt nog iets aan de redenatie?
BeantwoordenVerwijderenHet ligt er denk ik een beetje aan hoe rekkelijk je bent. De vraag of dit 'grammaticaal juist' is, is een vraag naar de taalnorm. Er is inderdaad een taalnorm die zegt dat alleen gelijke delen met gelijke functie mogen worden samengetrokken, maar dan heb je al een discussiepunt. Want als je het samengetrokken zinsdeel gaat ontleden kun je ook volhouden dat 'van lekkere gebakjes' in alle gevallen een bijvoeglijke bepaling is. Want wat jij werkwoorden noemt, zijn in de ontleding natuurlijk zelfstandige naamwoorden (het gaat immers om 'het kopen,' 'het eten' en 'het genieten').
VerwijderenOndertussen heb je natuurlijk wel gelijk dat er iets van een andere functie in zit: als je de zelfstandige naamwoorden weer terug gaat redeneren naar werkwoorden, dan komt 'van lekkere gebakjes' bij twee van de werkwoorden overeen met een lijdend voorwerp, en bij een van de werkwoorden met een voorzetselvoorwerp (zoals jij signaleert).
Toch zou je ook met die overweging nog kunnen opmerken dat die twee sterk overeen komen: 'van' in 'genieten van iets' heeft geen specifieke betekenis; het voorzetsel dient alleen om 'iets' als een voorwerp bij 'genieten' te krijgen. In feite komt die functie sterk overeen met de functie die 'van' heeft bij 'het kopen van lekkere gebakjes': omdat het zelfstandig naamwoord 'kopen' geen lijdend voorwerp verdraagt moet je een betekenisloos 'van' toevoegen om het erbij te krijgen.
Vanuit die analyse is het dus heel begrijpelijk dat mensen deze samentrekking maken. Of hij nou volgens de taalnorm is of niet (wat naar mijn idee onduidelijk is).
Maar Taalprof, Geri stelde zijn vraag nu juist omdat hij twijfelde over de taalnorm bij ongelijksoortige werkwoorden. Moeten wij hem nu wijsmaken dat hij twee keuzes heeft bij het beantwoorden van zijn vraag? Als het enerzijds onduidelijk is wat hij moet vinden (uw visie) en dat er anderzijds veel voor te zeggen is die combinatie bij verschillende soorten werkwoorden niet te maken (de mijne, zie hierna), wat moet hij dan? We moeten dan concluderen dat zijn vraag terecht gesteld is, maar dat hij, linksom of rechtsom, zelf een keus maakt. Moeten we niet blij zijn met zijn twijfels? Of moeten we gewoon concluderen dat zowel voor de grammaticaliteit als de ongrammaticaliteit van zijn voorbeeld iets te zeggen valt? Blijkbaar is Geri niet zo rekkelijk :-)
VerwijderenNatuurlijk is het een terechte vraag. Sterker nog, de overwegingen van Geri zijn zeer to the point. Wat ik probeerde te zeggen was dat je met betrekking tot de taalnorm geen duidelijke argumentatie hebt: als je zegt dat het volgens de traditionele ontleding allemaal bijvoeglijke bepaling is (dat is de keuze die de schoolgrammatica hier maakt), dan is er dus voor de taalnorm niks aan de hand met die samentrekking.
VerwijderenAls je het gevoel hebt dat er iets mis is (het perspectief van het taalgevoel in plaats van de taalnorm) dan kan dat liggen aan die werkwoordelijke achtergrond die Geri signaleert.
Ten derde, als je het perspectief van de taalwerkelijkheid neemt, kun je aanvoeren dat de doorsnee taalgebruiker niet volgens de schoolgrammatica redeneert, en misschien ook die werkwoordelijke oorsprong niet laat meewegen, maar de samentrekking kan uitvoeren omdat het voorzetsel in de drie gevallen dezelfde status heeft: vrijwel geen betekenis en alleen syntactische functie.
Wat ik dus probeerde was de onduidelijkheid meer reliëf te geven in plaats van een knoop door te hakken. Want dat laatste kan iedereen.
Duidelijk! Dank.
VerwijderenIk vond het bij de vraagsteller juist zo aardig dat hij onderkende dat het "van" als syntactisch element dat andere "van" als het ware had opgeslokt. Dat zal niet iedereen zo aanvoelen.
Ik kan er overigens mee leven dat er op taalgebied verschillende scholen opereren. Hebben we hier tenminste wat bij te kletsen :-)
Bedankt voor jullie antwoorden. Ik vind het punt dat Mient aandraagt over de onderlinge inwisselbaarheid van de woorden interessant, want als je de plaats van 'genieten' in de zin verandert: 'het eten, genieten en doorslikken van lekkere gebakjes' is de zin wel duidelijk ongrammaticaal, toch? Of is dat weer een kwestie van rekkelijkheid?
VerwijderenIk voel wel een klein verschil, maar 'duidelijk ongrammaticaal' is het in mijn beleving nog steeds niet. Ook in de volgorde 'het genieten, eten en doorslikken van lekkere gebakjes' kan het wat mijn taalgevoel betreft nog steeds.
VerwijderenVoor de taalnorm zou het allemaal niks uitmaken, want in de ontleding verandert er niets (allemaal bijvoeglijke bepaling). Als er mensen zijn die hetzelfde gevoel als jij hebben zou je verwachten dat in de taalwerkelijkheid die twee laatste patronen minder voorkomen dan het eerste. Moeilijk controleren, denk ik, maar dat zou je voorspelling zijn.
Wat een leuke vraag is dat, Geri!
BeantwoordenVerwijderenIk zou als volgt redeneren: als je een samentrekking toepast in een zin, zou er sprake moeten zijn van een gelijkwaardige substitutie. Ik bedoel dat het kopen van lekkere gebakjes een naamwoordelijke vertaling is van de zin dat ik lekkere gebakjes koop. Idem bij eten: het eten van lekkere gebakjes betekent dat ik lekkere gebakjes eet. Maar bij het genieten van lekkere gebakjes gebeurt er iets anders. Daar is het woord "van" geen uitdrukking meer van de nominalisatie van de zin dat ik lekkere gebakjes geniet (wat dat ook zou mogen betekenen). Je drukt ermee uit dat je van die lekkere gebakjes smult of, beter nog, dat je die (lekkere) gebakjes lekker vindt. Ik vind dus dat kopen, eten en genieten van onderling zouden moeten kunnen worden omgewisseld. En dat kan m.i. taalkundig niet om de door jou genoemde reden.
Ik zou de constructie haast een Betje Wolff/Aagje Deken willen noemen, maar als je hem zo gebruikt, zal het waarschijnlijk niemand echt opvallen.
Als je de zinsnede "Het kopen, eten en genieten van lekkere gebakjes" als correct wilt bestempelen, dan moet je overstappen op de personificatie van die lekkere gebakjes. Want die kunnen in je fantasie best én kopen én eten én genieten. Maar dat bedoelde je natuurlijk niet.
De zin is naar mijn mening grammaticaal niet juist, maar welke kniesoor let daarop, nietwaar? Wij saampjes :-) En Taalprof, waarschijnlijk....
Een voor u ongetwijfeld makkelijke vraag. Ik zie op het internet een paar artikelen over het verschil tussen zo'n en zulk, maar zo wordt bijna altijd buiten beschouwing gelaten. Je kunt toch ook gewoon zeggen: 'Het is zo mooi weer' (naast zulk en zo'n, dus)?
BeantwoordenVerwijderenJazeker! 'Zo' wordt in de woordenboeken en grammatica's omschreven als een 'graadaanduidend bijwoord,' net als 'erg,' 'zeer' of 'te' bijvoorbeeld. In jouw voorbeeld zijn die woorden het normale geval, en 'zo'n' of 'zulk' hebben daar iets aparts. Vandaar dat artikelen vaak daarop ingaan.
VerwijderenBeste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenMijn vriendin volgt een cursus Uitspraak van het Nederlands en er werd haar met betrekking tot substantieven en adjectieven aan het hart gelegd om o.a. in de klinkerclusters [xt], [ft] en [st] de /t/ weg te laten. Met andere woorden t-deletie werd als standaardtaal aangeprezen.
[ho:fstyk] i.p.v. [ho:ftstyk]
Op mij maakte dat een hoogst bevreemdende indruk. T-deletie is m.i. een dialectaal verschijnsel.
De taalprof is niet echt een fonoloog of foneticus, dus ik kan deze vraag alleen intuïtief beantwoorden. In elk geval gaat het niet om 'klinkerclusters' denk ik maar om 'medeklinkerclusters.' In je voorbeeld 'hoofdstuk' lijkt het mij wel een beetje geforceerd om die 't' uit te spreken, maar in andere woorden lijkt me dat niet zo'n probleem. Ik denk dat het voornamelijk gaat om medeklinkerclusters die ontstaan bij samenstelling, waarbij de 't' gevolgd wordt door een of meerdere (vooral meerdere) medeklinkers. Hoe extremer de gevallen ('herfststorm,' 'angstschreeuw'), hoe sterker de neiging tot reductie, en de 't' zal dan als eerste sneuvelen.
VerwijderenIk denk dat het om samenstellingen gaat, omdat de regel beperkt wordt tot 'adjectieven en substantieven.' Als het een pure klankregel zou zijn, zou daar geen reden voor zijn. Het is in elk geval niet zo dat de 't' in 'herfststormachtig' ineens wel uitgesproken wordt als je dit woord als bijwoord zou gebruiken.
Beste taalprof, hoe kan het dat "Wat zit er in die tas?" helemaal oké klinkt en "Wat zit er daarin?" niet? Ik zou bij de tweede zin altijd voor de variant zonder er gaan, maar in principe zeg je hetzelfde.
BeantwoordenVerwijderenHet is bekend dat wij iets lijken te hebben tegen twee keer 'er' achter elkaar. Toch kan dit hier niet het hele verhaal zijn, want je kunt het iets beter maken met een ander voorbeeld, zoals 'Wat is er daarmee aan de hand?' (misschien ook wel beter zonder 'er,' maar toch beter dan 'Wat zit er daarin?').
VerwijderenNaar mijn idee speelt hier ook een betekeniskwestie mee, die je ook ziet in het verschil tussen de vraag 'Wie heeft De Nachtwacht geschilderd?' tegenover 'Wie heeft er de Nachtwacht geschilderd?' Vergelijk deze vraag eens met 'Wie heeft er zijn huiswerk gemaakt?' tegenover 'Wie heeft zijn huiswerk gemaakt?' Volgens mij lijkt het erop dat het plaatsonderwerp 'er' de mogelijkheid nadrukkelijk openhoudt dat niemand de Nachtwacht geschilderd heeft, of dat niemand zijn huiswerk gemaakt heeft.
In jouw voorbeeld voel ik iets soortgelijks: 'Wat zit er in die tas?' laat de mogelijkheid open dat je 'niets' antwoordt, terwijl je bij 'daarin,' juist door die expliciete verwijzing, en het opgeroepen contrast met 'hierin,' eerder denkt aan een inventarisatie van dingen die zeker in die ene tas zitten en niet in een andere.
Overigens zal het eerste principe (geen twee keer 'er' of 'daar' achter elkaar) ook wel meespelen, omdat de zin ook beter wordt met 'er' als je ervan maakt 'Wat zit er allemaal daarin?'
Hoi Taalprof, is de zin "Ik wilde rijk zijn" ook juist als ik een wens wil uitdrukken en geen concrete verleden tijd, of dien ik hier 'wou' te gebruiken? Een wens dus, in de geest van "Ik zou rijk willen zijn". De wilde-variant kwam ik onlangs tegen in een boek. Dank u.
BeantwoordenVerwijderenEr zijn mij geen taalnormen bekend die hier iets over zeggen, dus als je de vraag of het juist is bedoelt als een vraag naar de taalnorm, dan kan ik daar geen antwoord op geven. Als je kijkt naar de taalwerkelijkheid, dan zou het antwoord in de Algemene Nederlandse Spraakkunst moeten staan, maar die doet daarover geen duidelijke uitspraak. De ANS stelt simpelweg dat 'wou' en 'wilde' twee mogelijke vormen van de verleden tijd van 'willen' zijn, en noemt 'willen' als een werkwoord waar 'gevoelsmodaliteit' mee kan worden uitgedrukt. Echter, de voorbeelden die de ANS van dat laatste geeft, bevatten nooit 'wilde' (een van de voorbeeldzinnen is wel 'Ober, ik wou graag een pils en een jonge klare').
VerwijderenAls je me vraagt naar mijn taalgevoel, dan klinkt het voor mij enigszins onnatuurlijk, maar in jouw voorbeeld zou ik 'Ik wou rijk zijn' ook eerder iets 'irreëels' hebben dan dat het een wens uitdrukt. Als je zegt 'Ik wou rijk zijn,' dan heb ik eerder de indruk dat je het over een onvervulde wens uit het verleden hebt, en niet over iets wat je in de toekomst graag wil. Dat heb je wel bij 'Ik zou graag rijk willen zijn.'
Het voorbeeld van de ANS ('ik wou graag een pils en een jonge klare') vereist een specifieke context en heeft iets van beleefdheid, vind ik. Het zegt niet dat je die wens in het verleden had en dat die niet uitgekomen is (dat zou een beetje onbeleefd zijn, alsof de ober je al lang heeft laten wachten), maar het heeft iets van het maken van een afspraak dat ook uit kindertaal bekend is ('En dan was ik Batman'). Denk ik allemaal, hoor.
Ik weet niet precies waarom je dit vraagt. Als je de tekst zou willen verbeteren kun je het beste je eigen gevoel volgen (jij lijkt meer te voelen voor 'Ik zou rijk willen zijn,' want zo omschrijf je de betekenis).
Beste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenWeer iets over het woordje er. Ik zie steeds vaker zinnen waarin "er" volgens mij ten onrechte wordt weggelaten.
Neem deze zin:
Er staat morgen een paard in de gang
Verander je de volgorde, dan krijg je, met of zonder "er":
1 Morgen staat er een paard in de gang
2 Morgen staat een paard in de gang
Ander voorbeeld:
1 Wie is er bang voor muizen?
2 Wie is bang voor muizen?
Zijn (1) en (2) beide goed?
En neemt het gebruik van de zinnen (2) toe?
De grammatica doet geen uitspraak over goed of fout. Dat is een kwestie van de taalnorm, die onder andere is vastgelegd in taaladviezen. De grammatica kan alleen maar inzicht geven in hoe het in elkaar zit. Bij het weglaten van het plaatsonderwerp lijkt het erop dat dit een kwestie is van een heel licht andere betekenis. Met 'er' wordt het introducerende karakter van het onderwerp meer benadrukt, zonder 'er' krijgt een onbepaald onderwerp meer iets specifieks, waarbij het individu naar voren treedt, of zelfs een generieke betekenis bedoeld wordt. In jouw voorbeeldzin ligt die eerste betekenis veel meer voor de hand, waardoor de zin zonder 'er' vreemd klinkt, maar in een echt generieke of individuele zin is 'er' juist gek, kijk maar:
Verwijderen1. In een lingeriewinkel voelt een man zich niet op zijn gemak
2. Op vier poten staat een tafel steviger.
3. Morgen is een leerling afwezig, namelijk Tom.
4. Op deze vraag is een antwoord het beste, namelijk dit.
(in de individuele lezing ligt de nadruk op 'een,' dat je dus leest als één)
In 1. en 2. gaat het om "de man of tafel in het algemeen," in 3 en 4 over een specifiek leerling/vraag.
Bij vragen zoals je voorbeeld van het bang zijn voor muizen laat 1 de mogelijkheid open dat er niemand bang is voor muizen, terwijl er bij 2 gesuggereerd wordt dat er een aantal specifieke personen bestaan die bang zouden kunnen zijn voor muizen, en waar je dan uit kunt kiezen.
Ik denk niet dat het gebruik van de versies zonder 'er' echt toeneemt, maar om dat te onderzoeken zou je een zogeheten corpusonderzoek moeten opzetten. Dat is bij mijn weten nog niet gebeurd (er zitten ook allerlei haken en ogen aan).
Hartelijk dank! Het betekenisverschil had ik nooit zo gezien.
VerwijderenWat ik me afvraag, bij de zin "Ik ben moe, heb de hele dag gesport", is daar de weglating van ik een samentrekking of een ellips? Dit is eigenlijk een want-verband en na want trekken we in de regel niet samen, mag dat bij een asyndeton dan wel of is dit een ellips te noemen?
BeantwoordenVerwijderenDit lijkt me geen samentrekking maar inderdaad eerder een geval van 'topic drop,' waar je geen nevenschikking voor nodig hebt ('ben even weg,' 'heb ik al gedaan'). Het heeft ook iets van telegramstijl ('heb brief ontvangen. Antwoord volgt'), waarin alle contextueel reconstrueerbare informatie kan worden weggelaten.
VerwijderenBij 'want' heb je wel aparte vormen van onvolledige zinnen (als in 'Ik heb die tekst niet uitgelezen want slecht geschreven'), maar ik geloof dat ik die ook niet als samentrekking zou benoemen.
Om een samentrekking te hebben zou je op die positie in principe ieder soort zinsdeel weg moeten kunnen laten onder gelijkheid met iets in het eerste lid van de nevenschikking. Dus in 'Ik ben moe en heb de hele dag gesport' is 'ik' weggelaten, maar dat had ieder onderwerp kunnen zijn ('de koning van Nederland is moe en heeft de hele dag geslapen'). Dat is in jouw zin al gekker ('De koning van Nederland is moe, heeft de hele dag gesport'). Maar bij omzetting kan elk zinsdeel worden samengetrokken, bijvoorbeeld: 'Vroeger was ik nooit moe en had ik toch de hele dag gesport,' of zelfs meerdere aangrenzende zinsdelen: 'Die tekst heb ik geschreven en op tijd ingeleverd.' Dat heb je bij jouw voorbeeld niet, want 'Die tekst heb ik geschreven, later ingeleverd' is niet te begrijpen met die want-betekenis.
Volgens mij bestaat er een betekenisverschil tussen maken en maken van. We maken de wereld samen een betere plek versus we maken van de wereld samen een betere plek. Die twee zinnen klinken beide goed. Maar hij heeft hem een man gemaakt of hij heeft het team een machine gemaakt lijken me dan weer niet juist, terwijl hij heeft van hem een man gemaakt en hij heeft van het team een machine gemaakt wel weer lijken te kloppen, vanwaar dit verschil?
BeantwoordenVerwijderenIk denk dat dit terug te voeren is op de basisbetekenis van 'van,' die iets als 'bron, oorsprong of oorzaak' is. Als je iets tot iets anders maakt, dan ligt de focus op het eerste 'iets' en de verandering die je daarin aanbrengt. Daarentegen, als je van iets iets anders maakt ligt de focus op het tweede 'iets' en de bronnen die je (hebt) gebruikt om dat tweede 'iets' te maken.
VerwijderenZo kun je ook 'van klei een mannetje' maken, maar niet 'klei een mannetje' maken.
Grammaticaal is er ook een duidelijk verschil. Als je 'van iets iets maakt,' dan is 'van iets' een bijwoordelijke bepaling en 'iets' het lijdend voorwerp, en als je 'iets iets maakt' is het eerste iets lijdend voorwerp, en het tweede iets is bepaling van gesteldheid. Dit legt beperkingen op aan de semantiek van het tweede 'iets,' dat predicatief moet zijn. In jouw voorbeelden is dat tweede 'iets' telkens een zelfstandignaamwoord(groep), maar het zou ook heel goed een bijvoeglijk naamwoord kunnen zijn ('we maken de wereld samen beter').
Beste taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIk heb een vraag over het vzv. Een vzv heeft altijd een vast voorzetsel. Nou dacht ik dat in de zin 'zij zijn vol overtuiging begonnen aan een omvangrijke verbouwing' een vzv zat, namelijk 'aan een omvangrijke verbouwing'. Later bedacht ik me dat je niet alleen kunt 'beginnen aan', maar ook 'beginnen met' of 'beginnen in (de vakantie'. Is het nog steeds een vzv, ondanks dat er meerdere voorzetsels mogelijk zijn? En hoe zou ik dat het beste kunnen uitleggen? Alvat bedankt!
Je kunt eigenlijk beter kijken naar de vraag of het voorzetsel een eigen betekenis heeft. Een voorzetselvoorwerp heeft vooral een (vrijwel) betekenisloos voorzetsel.
VerwijderenDat is ook de reden om van een voorwerp te spreken: de betekenisrol van het zinsdeel hangt niet van het voorzetsel af (zoals bij bijwoordelijke of bijvoeglijke bepalingen), maar van het werkwoord. De standaardzin 'ik wacht op de bus' is dubbelzinnig, maar in de plaatsbetekenis wordt die plaats door 'op' bepaald (daar gaat het om 'boven op').
Een bijkomend argument is dat je met betekenisloze voorzetsels ook 'voorlopige zinsdelen' kunt maken. Je kunt dus zeggen 'Zij zijn er vol overtuiging aan/mee begonnen om het pand flink te verbouwen.' Dan is het eigenlijke voorwerp de bijzin, en 'eraan/mee' is dan voorlopig voorzetselvoorwerp.
Hallo Taalprof, in de ANS staat de volgende zin bij het stuk over 'verduidelijkende toevoegingen achteraf': "Daar moet je het niet in doen, in die pot." Is deze zin ook juist als je het voorzetsel 'in' weglaat? "Daar moet je het niet in doen, die pot." En wat is 'die pot' dan, een soort bijstelling? Ik zou altijd schrijven: daar wil ik niet heen, Frankrijk; maar nu denk ik: moet ik dat voorzetsel niet herhalen? Hopelijk biedt u uitkomst! Thank you
BeantwoordenVerwijderenIn de literatuur zijn wel gevallen bekend van achteropgeplaatste zinsdelen die een relatie onderhouden met een diep ingebedde zin, zoals 'We hebben de toetsen van de piano van Pollini mogen aanraken, de beste pianist ter wereld.' Die zou je in elk geval wel een bijstelling kunnen noemen, bij de naam 'Pollini.'
VerwijderenHet bijzondere in jouw zin lijkt me dat 'die pot' een relatie onderhoudt met een 'er-woord' ('Daar'), dat maakt het lastig om van een echte bijstelling te spreken. De ANS houdt zich een beetje op de vlakte, en schaart het onder de 'verduidelijkende toevoegingen,' die eigenlijk niet tot de ontleding van de zin behoren (het wordt ook wel 'afterthought' genoemd, iets wat je achteraf bedenkt dat je erbij wilt zeggen, als de zin eigenlijk al af is).
Ik deel trouwens je oordelen wel enigszins, al zijn het zwakke verschillen. Ik denk dat het bij 'Frankrijk' beter kan, omdat je zowel 'daar' als een plaatsbepaling kunt zien. 'Die pot,' zonder 'in,' interpreteer je eerder als een object.
Zonder het woord 'in', lijkt 'het' opeens te verwijzen naar 'die pot'. Alsof je de pot zélf ergens in wilt doen. Maar dan zou 'het' veranderd moeten worden in 'hem'. Dus: 'Daar moet je hem niet in doen, die pot.'
VerwijderenAls je het niet over een pot zou hebben, maar over bijvoorbeeld honing, dan zou 'Daar moet je het niet in doen, die honing' een prima zin zijn.
Dat is natuurlijk waar: door 'in' weg te laten ontstaat ineens de mogelijkheid dat 'die pot' een herhalend lijdend voorwerp is. Maar in jouw voorbeeld met 'honing' zie ik niet zo veel verschil: dan heb je nog de interpretatie dat je honing niet ergens in ('daarin') zou moeten doen, of dat je iets ('het') niet in die honing zou moeten doen.
VerwijderenGoedenavond meneer Taalprof, kun je de zin "Ik wil meer kopen dan jij koopt" samentrekken tot "Ik wil meer kopen dan jij" of betekent "Ik wil meer kopen dan jij" automatisch "Ik wil meer kopen dan jij wilt kopen"? En geldt hetzelfde voor "We moeten beter presteren dan vorige week" ("We moeten beter presteren dan we vorige week moesten presteren"/"We moeten beter presteren dan we vorige week presteerden")? De varianten met moeten/willen lijken me samentrekkingen, hoe heet die andere vorm van weglating? Is hij eigenlijk wel geoorloofd?
BeantwoordenVerwijderenJouw taalgevoel is blijkbaar dat 'Ik wil meer kopen dan jij' dubbelzinnig is. Dat taalgevoel deel ik. Ik denk ook dat de zin in de taalwerkelijkheid in beide betekenissen voorkomt. Of er überhaupt een norm voor is (dat denk ik niet) wordt daarmee een minder interessante vraag. Wel interessant is om te kijken hoe dit kan. Ik denk dat je de onderschikking op twee niveaus kunt begrijpen. Je kunt de zin lezen als 'Ik wil iets, namelijk meer kopen dan jij' (wat de betekenis zonder 'wil' van 'dan jij' oplevert), maar ook als 'De mate waarin, of de hoeveelheid die ik wil kopen is groter dan bij jou.' In de laatste lezing interpreteer je 'dan jij' inclusief 'wil.'
VerwijderenDe lezingen zijn dus een gevolg van het niveau waarop 'dan' aangrijpt. Dat kan zijn binnen het bereik van 'wil' (dan zit 'wil' dus niet in de samentrekking) of buiten het bereik van 'wil' (dan zit 'wil' er wel in).
Hallo taalprofessor, wat zijn de regels met betrekking tot het gebruiken van het aanwijzend en persoonlijk voornaamwoord. Voorbeeld: 'Als Tom goed zijn best doet met gym, dan stel ik die/hem op.' Voorbeeld 2: 'Ik hoop dat de Taalprof beschikbaar is, dan wil ik die/hem een vraag stellen.' Staat die hier, met enige nadruk uitgesproken, gelijk aan hem? Staat het je als taalgebruiker vrij een keuze te maken?
BeantwoordenVerwijderenBij mijn weten bestaat er geen taalnorm die hier het gebruik van persoonlijk of aanwijzend voornaamwoord voorschrijft. Zoals je zelf al lijkt aan te geven moet je voor je taalgevoel voor het gebruik van het aanwijzend voornaamwoord wel een aparte reden hebben (bijvoorbeeld dat je het hebt over een keuze tussen twee spelers en je zegt dan 'Als Tom zijn best doet, dan stel ik die (= die van de twee) liever op'. Het persoonlijk voornaamwoord lijkt me de ongemarkeerde keuze. Dat gebruik je hier als er niks speciaals aan de hand is.
VerwijderenBeste taalprof, Vanavond kwam ik deze zin tegen: 'Beter hack je mijn privemail.' De schrijfster ervan werd op de vingers getikt door een ervaren journalist. Zelf schrik ik niet zo van de constructie 'vergrotende trap + ww + vnw': Liever neem je de bus. Sneller gaat het met de trein. Is dit een nieuwe constructie?
BeantwoordenVerwijderenHet officiële taaladvies kenmerkt deze constructie ('beter' zonder 'kunnen') als 'standaardtaal in België,' maar niet als 'standaardtaal in het hele taalgebied.'
BeantwoordenVerwijderenHoewel het niet in het advies genoemd wordt, denk ik dat de vooropplaatsing van 'beter' zich hierbij aansluit. Ook je constructie met 'sneller' lijkt me mogelijk in een variant met 'kunnen.'
Wat hier taalkundig aan de hand is, is dat er een modale betekenis in de constructie zit ('mogelijkheid'), die expliciet kan worden uitgedrukt door het woord 'kunnen,' maar in België impliciet kan blijven door het gebruik van de vergrotende trap (die immers al impliciet twee mogelijkheden met elkaar vergelijkt).
Beste taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIs 'ieder' in de volgende zin een onbepaald voornaamwoord of een telwoord?
Ieder mens maakt zich wel eens zorgen over iets.
Alvast bedankt!
Telwoorden staan altijd voor (al dan niet gespecificeerde aantallen). Zo staat 'dertien' voor 13 en 'veel' voor een aantal x, dat groter is dan wat je in een gegeven context als normaal beschouwt.
Verwijderen'Ieder' (en ook 'elk') doet iets anders. 'Ieder mens' is niet hetzelfde als 'Alle mensen' ('alle' zou je een telwoord kunnen noemen), maar het is in feite een soort opsomming van alle mensen afzonderlijk. Als je zegt 'Ieder mens maakt zich wel eens zorgen over iets,' dan bedoel je dat in de verzameling van alle mensen elk afzonderlijk element zich wel eens zorgen maakt over iets.
Daarmee heeft 'ieder' een betekenis die overeenkomt met wat in de logica een 'kwantor' heet. Daar zijn er twee van: de universele kwantor ('voor elke x geldt') en de existentiële kwantor ('er is een x waarvoor geld').
De betekenis van die twee kwantoren is weer terug te voeren op het zogeheten 'kwantificeren,' zeg maar het 'aftellen' van alle leden van een verzameling.
Stel je voor dat je voor een klas staat en je zegt 'iedereen heeft een voldoende.' Om die betekenis uit te drukken kun je iedere leerling ook afzonderlijk aanwijzen en zeggen: 'Jij hebt een voldoende, en jij, en jij, en jij, en jij...' totdat je ze allemaal gehad hebt. Dat is de universele kwantificatie. Je kunt ook zeggen: 'Iemand heeft een voldoende.' Dat is hetzelfde als wanneer je zegt: 'Jij hebt een voldoende, of jij, of jij, of jij...' totdat je ze allemaal gehad hebt. Dat is de existentiële kwantificatie.
Uiteindelijk is het allemaal dus terug te voeren op het verschil tussen 'en' en 'of,' dat zichtbaar is in de kwantoren 'voor elke x' en 'er is een x,' wat weer zichtbaar is in de onbepaalde voornaamwoorden 'ieder/elk' en 'iemand/iets.'
Overigens kun je 'alle' ook in die kwantificationele betekenis gebruiken, dus je kunt ook verdedigen dat 'alle' een onbepaald voornaamwoord is.
Goedemiddag professor, is er een verschil tussen met wat en waarmee. "Toen heb ik hem ergens mee geslagen." "Met wat/waarmee?" "Ik moet hem morgen helpen." "Met wat/waarmee?" Ik kom overal het verschil tussen met wie en waarmee tegen, maar met wat wordt over het hoofd gezien. Gr.
BeantwoordenVerwijderenVoor mijn gevoel is het verschil niet zo groot. Ik heb het idee dat je bij 'met wat' eerder iets abstracts zult bedoelen. Op de vraag 'Met wat heb je hem geslagen?' krijg ik het idee dat het gaat over een of ander gedrag dat hem 'geslagen' heeft.
VerwijderenDe vorm 'met wát' kan ook een zogeheten 'echo-vraag' zijn, waarmee je aangeeft dat je iets niet verstaan of begrepen hebt, of dat je er heel erg verbaasd over bent: 'A: Ik heb hem met een hamer geslagen. B: Je hebt hem met wát geslagen???'
Als er al een taalnorm hierover bestaat (wat ik niet weet), dan vermoed ik dat 'waarmee' als de normale, neutrale vorm wordt aangemerkt, en dat 'met wat' een speciale reden moet hebben.
Hallo meneer,
BeantwoordenVerwijderenVoor mijn opleiding moet ik nieuwsartikelen schrijven en nu liep ik aan tegen een probleempje. 'Winnend VVD zegen voor Nederland' of 'Winnende VVD zegen voor Nederland'? Mag dit allebei omdat je in principe het woordje het bij de kop kunt denken: het winnende VVD is een zegen voor Nederland?
Of de natuurlijk, de VVD, maar de winnende VVD klinkt wel gek. Haha, zo creëer ik een nieuw probleem voor mezelf, de of het VVD?
VerwijderenHet is in elk geval 'de VVD.' Er is geen reden om dit als een het-woord te zien (de afkorting staat voor 'volkspartij voor democratie' en 'volkspartij' is ook 'de'), en het komt ook niet voor.
VerwijderenIk denk dat het feit dat 'winnend VVD zegen voor Nederland' niet zo slecht klinkt ligt aan het feit dat het een krantenkop betreft. In een krantenkop probeer je zo veel mogelijk te reduceren, en een uitgang weglaten past in dat streven. De volledige zin zou moeten zijn 'Een winnende VVD is een zegen voor Nederland,' daaruit laat je allereerst koppelwerkwoord en lidwoorden weg, en dan heb je de neiging om ook de uitgang van 'winnende' achterwege te laten. Volgens de taalnorm lijkt me dat incorrect.
Er staan vijf auto's op de parkeerplaats. Twee van de vijf zijn rood. Twee van de vijf zijn er rood. Is dit het verschil tussen bepaald en onbepaald? Er zijn tien meisjes, twee van de tien gaan er naar huis. Hier weet ik dus niet om welke meisjes het gaat, maar ik weet alleen dat er twee vertrekken? Is dit een goede analyse?
BeantwoordenVerwijderenDit is niet het verschil tussen bepaald en onbepaald, maar eerder tussen specifiek en non-specifiek. Onbepaald nonspecifiek betekent dat zowel jij als je gesprekspartner niet weet over wie of wat het gaat, en onbepaald specifiek betekent dat jij het wel weet, maar je gesprekspartner het niet.
VerwijderenHet duidelijkst is het verschil bij een zin als 'Ik wil graag twee boeken meenemen' (onbepaald nonspecifiek) en 'Ik wil twee boeken graag meenemen' (onbepaald specifiek).
Beste Taalprof
BeantwoordenVerwijderenOp mijn blog heb ik laatst een stukje geplaatst, waarvan één zinnetje mij blijft dwarszitten. Het zinnetje zegt wat ik wil zeggen en ik vind niet dat het in de context slecht klinkt, maar is het correct? Het zinnetje luidt: "Dan *haar* was hij maar twintig jaar jonger, wat een heel verschil is." Is dat vooropplaatsen van 'dan haar' wel correct?
Vriendelijke groet
P.S. Ik voeg er een klein beetje context bij:
“Na de dood van Stevenson werd Fanny een rijke weduwe die mannelijke ‘protégés’ om zich heen had. Een ervan was Gilbert Burgess. Er zijn van hem hartstochtelijke brieven bewaard waarvan lang werd aangenomen dat ze aan Fanny gericht waren, maar later onderzoek wees uit dat ze voor Belle bedoeld waren. De belangrijkste protégé was de journalist Ned Salisbury, die achtendertig jaar jonger was dan Fanny. Toen Fanny stierf, trouwde hij met Belle. Dan haar was hij maar twintig jaar jonger, wat een heel verschil is. Ze werden schatrijk want een stuk grond dat Ned gekocht had, bleek boven een grote petroleumlaag te liggen.”
Ik weet niet of er een officieel taaladvies over is, maar in de taalkundige literatuur geldt dit soort "extractie uit een adjectivale woordgroep" als ongrammaticaal.
VerwijderenHet gaat namelijk om de woordgroep [jonger dan haar], waaruit je [dan haar] "extraheert" om het vooraan de zin te zetten.
Ook in mijn taalgevoel is dit ongrammaticaal.
Korte vraag, een inmiddels langslepende en vergeefse zoektocht naar het antwoord: hoe kan de zin "Niemand heeft er last van" redekundig ontleed worden? Ik en mijn leerlingen bleven in eerste instantie hangen bij dat woordje "er" (geen plaatsonderwerp; maar wat dan?), maar ook het "last hebben van" blijkt lastig. Bestond er een werkwoord 'lasthebben' dan zou ik denken aan een voorzetselvoorwerp; en ook een constructie als "We hebben er last van dat we deze zin niet kunnen ontleden" lijkt wat op een voorlopig voorzetselvoorwerp. Hoe zit deze lastige kwestie in elkaar?
BeantwoordenVerwijderenVeel combinaties van betekenisarme werkwoorden ('hebben' heeft een heel algemene betekenis, die je op allerlei manieren kunt invullen) met een vast lijdend voorwerp, gaan zich gedragen als een 'complex werkwoord,' een combinatie met de betekenis of gebruikswaarde van een werkwoord. Zo heb je ook 'de vraag stellen,' 'het punt maken,' 'de mening hebben,' 'de bewering doen,' 'zijn twijfel uitspreken,' etc.
VerwijderenWat je dan vaak ziet is dat de oorspronkelijke bijvoeglijke bepaling bij het zelfstandig naamwoord zich gaat gedragen als een voorwerp bij dat complexe werkwoord, soms een bijzin, vaak een voorzetselvoorwerp.
Jullie taalgevoel dat 'lasthebben' een soort werkwoord is klopt dus wel.
Je hebt hier dus twee opties: ofwel je zegt dat 'er van' een bijvoeglijke bepaling bij 'last' is (dan is je redenering dat de betekenis is dat je 'iets hebt, namelijk last ervan') of je zegt dat 'er van' het voorzetselvoorwerp is bij het gezegde 'last hebben' (eventueel noem je dat een werkwoordelijke uitdrukking om aan te geven dat 'last hebben' niet zomaar 'iets hebben' is, maar een eigen betekenis heeft).
Helder, dank voor de reactie!
VerwijderenBeste taalprof,
BeantwoordenVerwijderenVandaag viel het me weer op Amerikanen/Engelsen gebruiken een enkelvoud waar wij een meervoud gebruiken. Neem nu deze kop op de website Real Clear Politics: It Wasn't the Polls That Missed, It Was the Pundits'. Vertaald: Het waren niet de peilingen die er naast zaten, maar de experts. Ik snap dat een deel van de verklaring is dat 'it' het enkelvoud regeert, maar 'het' regeert blijkbaar in het nederlands niet enkel en alleen het enkelvoud. Kan hier iets over gezegd worden? Bedankt JdP
Het getal van persoonsvorm, onderwerp en naamwoordelijk deel van het gezegde is blijkbaar een probleem in het taalsysteem. Je zou misschien uit het oogpunt van de logica willen dat ze alledrie gelijk zijn, maar in de praktijk wint vaak de ene of de andere. Met name bij de dummy 'het' (of 'dat/dit') ontstaan er spanningen, ook in het Nederlands. Zo is het 'dat ben ik,' zowel als je bedoelt 'die man daar, dat ben ik' ('dat' is -waarschijnlijk- onderwerp), als bij 'goedgemutst, dat ben ik' ('dat' is naamwoordelijk deel). Dus de ene keer wint het onderwerp, de andere keer het naamwoordelijk deel. Normaliter regeert het onderwerp, maar in deze gevallen neemt - in het Nederlands - het naamwoordelijk deel het over.
VerwijderenHartelijk dank, Het zijn dus ' rare jongens'..., die Nederlanders.
VerwijderenDat sowieso!
VerwijderenBeste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIn krantenartikelen tref ik vaker zinnen aan waarbij ik me afvraag of er sprake is van de passieve vorm in een voltooide tijd of van een voltooid deelwoord dat als bijvoeglijk naamwoord wordt gebruikt in een onvoltooide tijd. Onderstaande constructies zijn wel afkomstig uit een krantenartikel, maar om redenen van auteursrecht heb ik de zinnen veranderd.
1. Een 45-jarige vrouw die al anderhalve week vermist was, is levend teruggevonden.
2. Ondanks een grote zoektocht was de vrouw na zes dagen nog steeds niet gevonden.
3. Toen de vrouw uiteindelijk werd gevonden, was ze heel erg vermoeid. Bovendien was ze verbrand en uitgedroogd door de zon.
Volgens mij gaat het bij zin 1 'is levend teruggevonden' om een passieve constructie. Hier kunnen we immers jouw trucje toepassen en een tijdsbepaling als 'gisteren' toevoegen. 'Vermist was' vind ik daarentegen wat lastiger, zeker in combinatie met 'al anderhalve week'. Volgens mij gaat het hier om een situatie met een tijdsduur van anderhalve week. Dan zou 'vermist' een bijvoeglijk naamwoord zijn en 'was' een koppelwerkwoord. Toch vraag ik me af of het fout is om te zeggen dat hier ook sprake kan zijn van de passieve vorm in de voltooid verleden tijd met 'was' als hulpwerkwoord.
Bij de tweede zin is het eigenlijk hetzelfde. 'Nog steeds' laat volgens mij zien dat het om een situatie gaat waarin de vrouw zich toen nog steeds bevond.
Bij 'was ze heel erg vermoeid' uit zin drie gaat het volgens mij gewoon om een koppelwerkwoord met een als bijvoeglijk naamwoord gebruikt voltooid deelwoord. Hier wordt immers de staat beschreven waarin ze verkeerde toen ze werd gevonden.
Maar in de zin 'Bovendien was ze verbrand en uitgedroogd door de zon' is er iets merkwaardigs aan de hand. Aan de ene kant zegt dat ook iets over haar lichamelijke toestand, maar aan de andere kant hebben we hier een door-bepaling die eigenlijk in passieve zinnen wordt gebruikt. Toch is er volgens mij niet echt sprake van een passieve zin.
Ik weet niet of dat helpt, maar als ik de zin vertaal naar mijn Duitse moedertaal, dan zou ik hier het woord 'worden' weglaten: Außerdem war sie von der Sonne verbrannt und ausgetrocknet. Dat klinkt misschien een beetje vreemd, maar daar gaat het even niet om. Bij een echte passieve constructie zouden wij het woord 'worden' toevoegen. Bv.: 'Der Mann war von einem Hund gebissen worden.' Dat 'worden' zou ik in de zin met de vrouw echter niet gebruiken, misschien omdat het meer om de toestand van de vrouw gaat dan om de 'activiteit' van de zon. Sorry, dat ik even het Duits gebruik, maar het Nederlandse / Vlaamse 'geworden' komt, vooral in Nederland, zo zelden voor in passieve zinnen dat ik het moeilijk vind om te zeggen waar het misschien nog kan en waar absoluut niet.
Kunnen we dus zeggen dat er, ondanks de door-bepaling, geen sprake is van een echte passieve zin of heb ik het mis omdat het Nederlands en het Duits hier te veel van elkaar verschillen?
De vertaling naar het Duits is denk ik een goede manier om de bedoelde betekenis aan te voelen. Waar het natuurlijk allemaal op neerkomt is de vraag of hier sprake is van zijn-predicatie (iemand is iets, of was iets, of is iets geweest, etc), dan wel van een doen-predicatie (iemand heeft iets gedaan, al dan niet in passieve vorm).
BeantwoordenVerwijderenJe kunt een aantal argumenten in stelling brengen:
(1) Traditioneel is de duurbepaling: over het algemeen is wat je doet niet uitgestrekt over lange duur, maar wat je bent wel.
(2) Mijn 'trucje' is gebaseerd op het feit dat in de lezing met zijn-predicatie geen sprake is van voltooide tijd
(3) De door-bepaling is een goede indicatie dat iemand iets gedaan heeft
(4) Jouw vergelijking met het Duits lijkt me in dit opzicht ook bruikbaar, omdat het Duitse passief verplicht 'worden' heeft. Echter, niet alles is zomaar overdraagbaar van de ene op de andere taal.
Aangezien oordelen vaak onduidelijk of onzeker zijn, biedt geen van deze argumenten meestal definitief uitsluitsel. De constructie bevindt zich duidelijk op de grens, en bovendien liggen de interpretaties dicht bij elkaar. Tot overmaat van ramp zijn de constructies ook nog meestal passief in oorsprong, zodat die lezing er altijd nog wel een beetje in zit.
Beste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenBedankt voor je snelle reactie. Maar nu ben ik wel wat onzeker over een zin als 'Zij was vermoeid.' Is hier taalkundig nog sprake van een passieve oorsprong of is 'vermoeid' als bijvoeglijk naamwoord al zo gebruikelijk dat we er helemaal niet bij stilstaan dat het gemaakt is van 'vermoeien'? En hoe zit dat met een zin als 'Zij is verliefd'? 'Verliefd' is in principe ook een voltooid deelwoord, maar omdat we de infinitief ervan nooit meer gebruiken, zijn we ons daar misschien helemaal niet van bewust.
Ik denk niet dat er veel omstandigheden zijn waarin je 'Zij was vermoeid' zou interpreteren als 'iets (laat staan iemand) heeft haar vermoeid.' Ook een zin als 'Zij is vrijdag vermoeid' kan ik alleen opvatten als 'elke vrijdag' of 'aanstaande vrijdag.'
Verwijderen'Verliefd' lijkt me vrijwel geheel een bijvoeglijk naamwoord geworden. Daar zit naar mijn taalgevoel niets meer in dat 'zij zich verliefd heeft' of zoiets. Ik denk dat je gelijk hebt dat we ons in dat geval niet meer van een werkwoord bewust zijn. Misschien vind je in dit verband ook dit artikeltje interessant.
Nog even ter aanvulling: ook het feit dat deze voltooid deelwoorden gemakkelijk een vergrotende trap toestaan ('vermoeider, verliefder') draagt bij aan het naamwoordelijke karakter.
BeantwoordenVerwijderenBeste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenBedankt voor je antwoorden en voor de link naar het artikel. Het is inderdaad erg interessant.
Beste taalprof,
BeantwoordenVerwijderenWat is welke voorwoordsoort?
Er zijn meerdere mogelijkheden. In de zinnen 'Wat is dat?' en 'Ik weet niet wat je bedoelt' is 'wat' een vragend voornaamwoord, omdat het in beide gevallen om vraagzinnen gaat (in de tweede zin is dat een vraagzin als bijzin. Onder deze gebruikswijze valt ook 'wat' in de combinatie 'wat voor' of 'wat voor een,' die meestal samen als één woord benoemd worden (vragend, of soms uitroepend voornaamwoord).
VerwijderenIn de zin 'Iets wat je niet weet is dit' is 'wat' een betrekkelijk voornaamwoord, omdat het daar een bijvoeglijke bijzin koppelt aan het voornaamwoord 'iets.'
'Wat' als betrekkelijk voornaamwoord kan ook met ingesloten antecedent zijn, zoals in 'Wat ik wilde zeggen is dit.' Dan staat 'wat' voor 'datgene wat.'
Je kunt 'wat' echter ook gebruiken als een onbepaald voornaamwoord, zoals in 'Zeg eens wat.' Daar is 'wat' hetzelfde als 'iets.'
En dan heb je nog de gebruikswijze zoals in 'Wat leuk!' Daar is 'wat' een (graadaanduidend) bijwoord.
Ten slotte kun je 'wat' ook nog gebruiken als zelfstandig naamwoord ('de wat' als enkelvoud van 'de watten'), maar dit gebruik is niet algemeen.
Taalprof, mogen de volgende zinnen allemaal?
BeantwoordenVerwijderenA. We kunnen niet afspreken op een avond die ik werk.
B. We kunnen niet afspreken op een avond dat ik werk.
C. Op de dagen dat hij werkt, was hij niet te genieten.
D. Op de dagen die hij werkte, was hij niet te genieten.
De grammatica is niet bedoeld om te onderscheiden wat wel en niet mag. De grammatica kan je vertellen hoe datgene wat voorkomt in elkaar zit.
VerwijderenGrammaticaal kun je stellen dat het woordje 'die' in de zinnen A en D een betrekkelijk voornaamwoord is, dat aansluit op 'een avond' of op 'de dagen.' Binnen de bijzin moet 'die' gezien worden als een bijwoordelijke bepaling van tijd ('ik werk die (avond/dagen)').
Het woordje 'dat' in B en C is geen betrekkelijk voornaamwoord, maar een onderschikkend voegwoord (zoals in 'de dag dat het regende,' 'het jaar dat de oorlog uitbrak'). Voegwoorden vervullen geen zinsdeelfunctie binnen de bijzin, dus 'dat' heeft dan geen functie binnen de bijzin.
Dat is de grammaticale analyse. Daar kun je vervolgens van alles van vinden. Dan beoordeel je het met je taalgevoel. Waarschijnlijk zal je taalgevoel zeggen dat 'die' als bijwoordelijke bepaling wel gek is: 'Ik werk die' is niet zo'n gelukkige zin. Waarschijnlijk zal je taalgevoel bij de zinnen B en D niet protesteren, dus het heeft geen moeite met dit type bijzin bij 'avond' of 'dagen.'
Nu kun je er ook nog naar kijken vanuit de vraag: welk van deze zinnen komt voor? En dan denk ik dat je ook zult constateren dat zinnen waarin 'die' bijwoordelijke bepaling is, extreem zeldzaam zijn. Anderzijds zijn er veel voorbeelden van dat-zinnen die bij een tijdsbepaling staan. Je hebt 'de dag dat het regende,' 'de week dat we alleen maar regen hadden,' 'de periode dat we elkaar uit het oog verloren waren,' enzovoorts. Dat komt echt regelmatig voor.
Ten slotte zou je kunnen kijken naar de taalnorm: zijn er regels voor? Dan kom je waarschijnlijk hier uit, waar staat (of waaruit je kunt afleiden) dat je de keuze hebt tussen 'de avond dat' en 'de avond waarop.'
Ik kwam vandaag in de krant de volgende zin tegen: "Kasper Dolberg gaat er dit seizoen meer scoren dan Arek Milik vorig jaar scoorde." Hoort daar niet kwantitatief er tussen? "Kasper Dolberg gaat er dit seizoen meer scoren dan Arek Milik er vorig jaar scoorde." Vergelijkbaar: "Broodjes, ik neem er veel meer mee dan ik (er) nodig heb." Het klinkt zo simpel, wordt er of broodjes of doelpunten hier samengetrokken? Mag er wegvallen of niet?
BeantwoordenVerwijderenIk denk dat je bij 'scoren' ook de mogelijkheid hebt om alleen een niet-telbare hoeveelheid te noemen. 'Hij scoort veel' heeft dan meer betrekking op een kwalitatieve of relatieve eigenschap (bijvoorbeeld in verhouding tot het aantal kansen), terwijl 'Hij scoort er veel' echt over aantallen doelpunten gaat.
VerwijderenBeste taalprof,
BeantwoordenVerwijderenVandaag had ik een discussie over de zin 'de leerling is altijd te laat'. Bevat deze zin een NG of een WG? Een WG is 'iets doen', en 'te laat zijn' kun je zien als een soort actie. Anderzijds kun je het ook zien als een bepaalde vorm van 'zijn', dus een ng. We kamen er niet uit. Kunt u helpen?
In veel naamwoordelijke gezegdes zit óók een klein beetje 'doen-betekenis.' Vooral als de genoemde zijn-toestand het gevolg is van een actie. Je kunt zo'n betekenis vaak zelfs forceren of bevorderen met context of bijwoordelijke bepalingen, bijvoorbeeld 'Hij is expres te laat.' Dat komt omdat een werkwoord op zichzelf altijd iets 'doenerigs' heeft.
VerwijderenEchter, bij een naamwoordelijk gezegde ligt de nadruk op een zijn-betekenis tussen het onderwerp en een naamwoordelijk deel. Dat is in dit geval 'de leerling' en 'te laat.' De betekenis tussen 'de leerling' en 'te laat' is een zijn-betekenis. Dat zou anders zijn bij 'de leerling leest een boek.' Dan is de relatie tussen 'de leerling' en 'een boek' echt een doen-betekenis, die vervat is in het lezen. Maar te laat is iets wat je bent. Daarom wordt 'de leerling is altijd te laat' als een naamwoordelijk gezegde gezien.
Geen vraag maar een aantrefsel dat u mogelijk bekoort: een pracht van een De dag die je wist dat zou komen-constructie in Bill Brysons The Road to Little Dribbling:
BeantwoordenVerwijderen"Even black cabs in London are giving way to Mercedes vans with automatic doors that you get shouted at by the driver if you try to open yourself" (ebook-versie, p. 158).
Ik ga 'm maar eens sparen, denk ik, 't is een fascinerend bouwsel.
Ja die is wel spectaculair. Volgens de theorie zou die zelfs helemaal niet moeten kunnen omdat het extractie uit een bijwoordelijke bijzin is.
VerwijderenKunnen we 'm vertalen? 'met automatische deuren die je toegeschreeuwd wordt door de chauffeur als je probeert te openen.'
VerwijderenJa, dat vroeg ik me ook af. M.i. voelt de Nederlandse versie echt "fout", terwijl ik hem in het Engels op zich prima vind kunnen. (Wat natuurlijk kan komen doordat Engels mijn moedertaal niet is.)
VerwijderenOverigens ben ik benieuwd of Bryson - zonder meer een taalbewust auteur - zelf eventjes heeft staan twijfelen c.q. opmerkingen van de redactie heeft moeten pareren.
Het komt op mij wel over als een bewust gebruik van een gemarkeerde constructie om het komische effect, ook in het Engels. Wordt-ie in het Nederlands beter als je ervan maakt 'automatische deuren die je toegeschreeuwd wordt door de chauffeur om vooral niet zelf te openen.'?
VerwijderenDat scheelt inderdaad wel iets! Met door de chauffeur vóór het predicaat nog een tikje meer, zou ik zeggen. En inderdaad, komisch effect is zeker niet uitgesloten.
VerwijderenGoedenavond!
BeantwoordenVerwijderenZin 1: (Ga je schaatsen?) Dat ga ik niet.
Zin 2: (Ga je schaatsen?) Dat ga ik morgen doen.
Zin 3: (Ga je schaatsen?) Dat ga ik morgen.
Hoe kan het dat zin één goed klinkt, maar zin drie niet? Bij 'morgen' valt het dan nog wel mee, maar 'Dat ga ik overmorgen tussen drie en vijf 's middags' doet wat mij betreft al slechter aan. Gaan hoort niet bij het rijtje moeten, willen et cetera, heeft dat er iets mee te maken? Alvast bedankt
Ja, dat is een interessante kwestie. Daar heb ik in 2008 wel eens wat over geschreven.. Daar heb ik het over "radicale ontkenning" als een van de factoren die dit in het Nederlands mogelijk maakt.
VerwijderenZin 3 wordt ook beter als je ervan maakt:
(3a) (Ga je vandaag schaatsen?) Nee dat ga ik morgen!
Nog niet helemaal goed, maar in elk geval acceptabeler dacht ik. Mee eens?
Wat een mooie jongen zit naast mij! -> Wat een mooie jongen zit er naast mij! Veronderstel ik bij de eerste zin te weten wie er naast mij zit of dan in ieder geval een idee te hebben (specifiek bepaald, bijvoorbeeld bedoeld voor de 'hoorder'), waar ik bij de tweede zin naast een willekeurig iemand zit? (Maar ik weet niet wie het is ...) De wat-constructie brengt me wat van m'n apropos.
BeantwoordenVerwijderenSpecifiek onbepaald*
VerwijderenJa, bij die 'wat een'-constructie is het allemaal nog subtieler. Ik denk echter toch dat het "presentatieve" karakter van het plaatsonderwerp met zich meebrengt dat je je een situatie voorstelt dat er helemaal geen jongen naast je had kunnen zitten. Zonder 'er' is die situatie verder weg.
VerwijderenOm het wat concreter te maken: in het eerste geval (zonder 'er') heb je eerst gezien 'Hé, er zit een jongen naast me!' en dan denk je 'Wat een mooie jongen is dat!' In het tweede geval vallen die twee constateringen samen, omdat 'er' die jongen introduceert en 'wat een' die kwaliteit opmerkt.
Beste taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIs het woordje 'dat' vrouwelijk of onzijdig? Zegt men 'die dat' of 'dat dat'? Voor mij voelt 'die dat' beter aan.
Vriendelijke groeten,
Leen Goossens
Het feit dat 'die dat' voor jou beter aanvoelt kan twee oorzaken hebben: ofwel jij vindt dat woorden in zelfnoemfunctie altijd onzijdig zijn, ofwel jij vindt de opeenvolging van twee keer hetzelfde woord bezwaarlijk. Wat vind je bij een ander woord, zoals 'zoals'? Vind je dan 'dat "zoals"' beter of 'die "zoals"'?
VerwijderenMeneer Taalprof,
BeantwoordenVerwijderen- Alles met een rood dak is een huis.
- Alles met een rood dak, zijn huizen.
Alles is enkelvoud, alles is mooi, alles is fijn, alles is groot enzovoort. Valt de meervoudige persoonsvorm toch te verdedigen als je het hebt over een groepje huizen bij elkaar, gezien vanuit een vliegtuig bijvoorbeeld? Ik denk het persoonlijk wel.
Voor mijn taalgevoel klinkt hier het enkelvoud wel vreemd, al begrijp ik de bedoeling en kan ik me je aarzeling voorstellen. Het gaat hier om een naamwoordelijk gezegde met meervoudig naamwoordelijk deel. Dat is een notoir lastige constructie, waarbij je soms een enkelvoudig onderwerp hebt en toch een meervoudige persoonsvorm (zoals 'dat zijn mijn vrienden'), en altijd problemen bij voornaamwoorden ('dat ben ik,' 'ik ben het'). 'Alles' is natuurlijk ook een voornaamwoord (onbepaald), dus het is niet gek dat je hier ook onduidelijkheid hebt.
VerwijderenIk denk dat het meervoud wel slechter wordt zonder dat extra 'met een rood dak,' of vind je van niet? Dus 'Alles zijn huizen.' Ik denk dat je met die extra bepaling geneigd bent om het te lezen als een zogeheten "links-dislocatie," waarbij je een steunwoordje 'dat' krijgt: 'Alles met een rood dak, dat zijn huizen.' En dan laat je 'dat' weg (wat vaak kan), je handhaaft wel nog een lichte komma-intonatie, en hij wordt een beetje acceptabel.
Beste taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIk heb het gevoel dat in de zin 'Deze kleren komen altijd van pas voor een coole stijl.' de (werkwoordelijke) uitdrukking 'van pas komen' verkeerd vervoegd is met het voorzetsel 'voor'. '...bij ', of 'wanneer je op zoek bent naar (een coole stijl)' klinkt in mijn oren beter. Helaas kan ik dit niet beargumenteren.
Vervang je 'komen altijd van pas' door 'zijn ideaal geschikt' dan klinkt 'voor' juist, maar vervang je het door 'werken altijd goed' dan zit je volgens mijn gevoel met hetzelfde probleem.
Heb ik gelijk? Welke regels zijn hier van toepassing, hoe beargumenteer ik dit?
Vriendelijk bedankt,
Bart
Je kunt hier op drie manieren over argumenteren. Ten eerste kun je opmerken dat voor jouw gevoel het voorzetsel 'voor' hier minder gepast is. Op die manier kun je in gesprek raken met andere taalgebruikers met hetzelfde, of met een ander taalgevoel. Zo vind ik persoonlijk dat de zin beter wordt als je het zinsdeel met 'voor' vooraan de zin plaatst. Dan wordt de lezing als bijwoordelijke bepaling van beperking (waarin 'voor' ongeveer 'wat betreft' betekent) bevorderd.
VerwijderenEen tweede argumentatie is vanuit de taalwerkelijkheid. In dat geval ga je op zoek naar statistische gegevens over het taalgebruik van de gemiddelde Nederlander, of de variatie die zich mogelijk in het taalgebied voordoet. Meestal begin je dan bijvoorbeeld in Google om te kijken of er betrouwbare bronnen zijn (zoals officiële publicaties) waarin 'voor' wordt gebruikt.
Een derde lijn van argumentatie is via de taalnorm. Dan ga je op zoek naar normatieve naslagwerken (zoals taaladvies.net (het officiële kanaal van de Taalunie), taaltelefoon.be, schrijfwijzer, of onzetaal.nl/adviezen, en desnoods zoek je 'van pas' op in het woordenboek, of je zoekt een betekenis van 'voor' die hierbij aansluit. Ik vind zo op het eerste gezicht geen specifiek advies, maar ik vermoed dat 'voor' in de betekenis 'wat betreft' wel binnen de norm valt.